ECLI:NL:GHAMS:2024:2393

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
319-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op een hond in het kader van een klaagschrift op basis van artikel 552a Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klaagster, die in hoger beroep was gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. Het klaagschrift was gericht op de opheffing van het beslag op haar hond, dat was gelegd op 21 juli 2022 naar aanleiding van een veroordeling wegens dierenmishandeling. Klaagster had op 14 februari 2023 een veroordeling gekregen, waarbij de hond verbeurd was verklaard. Klaagster stelde dat haar situatie was veranderd en dat zij nu in staat was om voor de hond te zorgen, aangezien zij een opleiding tot trainer en dierenartsassistent was gestart. De advocaat-generaal was van mening dat het beslag moest blijven bestaan, omdat het openbaar ministerie ook in hoger beroep de verbeurdverklaring van de hond zou vorderen. Het hof overwoog dat het beslag niet was geëindigd, omdat de hond inmiddels was herplaatst en om baat was vervreemd. Het hof concludeerde dat het belang van de strafvordering de voortzetting van het beslag vereiste en dat het klaagschrift ongegrond moest worden verklaard. De beschikking werd onverwijld betekend aan klaagster.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rekestnummer: 000319-24 (552a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-000605-23
Beschikking op het klaagschrift op de voet van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1989,
domicilie kiezende ten kantore van haar raadsvrouw, mr. R.G.M. Rijkhoff,
Raadhuisstraat 52D, 1016 DG Amsterdam.

1.1. Inhoud klaagschriftHet klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan klager van het hierna genoemde voorwerp:

- een hond (naam: [naam])

2.ProcesgangHet klaagschrift is op 2 mei 2024 bij het hof ingekomen.

Op 28 mei 2024 heeft de advocaat-generaal zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken in de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer en heeft de advocaat-generaal en de raadsvrouw van klaagster op
16 juli 2024 ter gelegenheid van de openbare behandeling van het klaagschrift in raadkamer gehoord. Klaagster is niet in raadkamer verschenen.

3.3. Beoordeling

Het beslag is op 21 juli 2022 onder klaagster gelegd op grond van artikel 94 Sv.
Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2023 is klaagster veroordeeld wegens dierenmishandeling en is de hond verbeurdverklaard.
Op 23 februari 2023 is klaagster van het vonnis in hoger beroep gekomen. In hoger beroep is het onderzoek ter terechtzitting aangevangen maar heeft het hof nog geen arrest gewezen.
De raadsvrouw van klaagster heeft zich op het standpunt gesteld dat anders dan ten tijde van het vonnis thans niet meer kan worden gezegd dat klaagster ongeschikt is om voor de hond te zorgen. Klaagster is een opleiding tot trainer en dierenartsassistent gestart.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift moet worden afgewezen. Het belang van strafvordering verlangt de voortzetting van het beslag omdat het openbaar ministerie ook in hoger beroep voornemens is de verbeurdverklaring te vorderen. Voorts is de hond inmiddels herplaatst, daarmee om baat vervreemd en is de teruggave van de hond daarom niet meer mogelijk.
Het hof overweegt dat indien de hond om baat is vervreemd het beslag daarna rust op de baat en het beslag derhalve (ook) dan niet is geëindigd, zodat klaagster ontvankelijk is in het klaagschrift. Het hof heeft daarom de vraag te beoordelen of het belang van strafvordering de voortzetting van het beslag verlangt. Ook in dit geval komt die beoordeling neer op de beantwoording van de vraag of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, verbeurdverklaring of teruggave aan een ander dan klaagster zal gelasten. In eerste aanleg heeft de rechtbank klaagster veroordeeld ten aanzien van dierenmishandeling. Het feit is volgens het vonnis begaan ten aanzien van de hond waarvan de teruggave wordt verlangd. De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen de teruggave van het beslag, omdat ook in hoger beroep de verbeurdverklaring zal worden gevorderd. Gelet op het summiere en voorlopige karakter van de raadkamerprocedure is dient het bij zijn oordeel niet ten gronde te treden in de mogelijke uitkomst van de nog te voeren procedure in hoger beroep in de hoofdzaak. Gelet op het voorgaande kan hetgeen namens klaagster is aangevoerd niet tot teruggave leiden. Het hof zal het klaagschrift derhalve ongegrond verklaren.

4.4. BeslissingHet hof:

Verklaart het klaagschrift ongegrond.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan klaagster.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, A.M.P. Geelhoed en A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van
mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 27 augustus 2024.