ECLI:NL:GHAMS:2024:2386
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- A.W.T. Klappe
- R.D. van Heffen
- A.M.P. Geelhoed
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding in verband met voorlopige hechtenis en loonderving
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, die schadevergoeding vroeg voor immateriële schade en loonderving als gevolg van zijn voorlopige hechtenis. Het verzoekschrift is op 6 maart 2024 ingediend, waarna het Openbaar Ministerie op 12 juni 2024 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 16 juli 2024 zijn de advocaat-generaal, verzoeker en diens advocaat gehoord. Verzoeker stelt dat hij immateriële schade heeft geleden ter hoogte van € 4.720,00 en loonderving van € 176,00, naast kosten voor rechtsbijstand van € 933,73 en € 680,00 voor de verzoekschriftprocedure.
Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker op 18 maart 2019 in verzekering is gesteld en op 2 mei 2019 in vrijheid is gesteld. Bij arrest van 20 december 2023 is de strafzaak zonder oplegging van straf of maatregel geëindigd. Het hof oordeelt dat er gronden van billijkheid zijn voor de toekenning van de immateriële schadevergoeding van € 4.720,00. Voor de loonderving heeft verzoeker echter onvoldoende bewijs geleverd, waardoor dit verzoek is afgewezen. Wel zijn er gronden van billijkheid voor de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, die zijn toegewezen tot een totaal van € 1.613,73.
De beslissing van het hof houdt in dat de toegekende bedragen worden verrekend met een openstaand bedrag aan de Staat. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.