ECLI:NL:GHAMS:2024:2366

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
00162-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking en toekenning schadevergoeding in hoger beroep op verzoek tot vergoeding rechtsbijstand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2023. De appellante, geboren in 1956 en vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Rafik, verzocht om een schadevergoeding voor kosten van rechtsbijstand in verband met een strafzaak en een verzoekschriftprocedure. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig is ingesteld en heeft kennisgenomen van het advies van de advocaat-generaal. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de schadevergoeding moest worden afgewezen omdat de zaak was geëindigd met een beleidssepot, wat volgens de rechtbank betekende dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor toekenning van een schadevergoeding.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de motivering van de rechtbank, die suggereerde dat er mogelijk tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen, in feite neerkomt op een vaststelling van strafrechtelijke aansprakelijkheid zonder dat er een inhoudelijk oordeel over de zaak was geveld. Dit is in strijd met de onschuldpresumptie zoals neergelegd in artikel 6 van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak vastgesteld op € 2.500,00 en de kosten in de verzoekschriftprocedure op € 680,00, wat resulteert in een totale schadevergoeding van € 3.180,00. Het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen en de onverwijlde betekening van de beschikking aan de appellante bevolen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000162-24 (530 Sv)
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2023 op het verzoekschrift op de voet van de artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[appellante],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) in 1956,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. M. Rafik,
Raadhuisstraat 52D, 1016 DG Amsterdam.

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 5 oktober 2024 ingesteld door verzoeker (hierna appellante).
Op 12 juli 2024 heeft de advocaat-generaal het advies van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 16 juli 2024 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellante en haar advocaat zijn met kennisgeving hiervan niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 4.315,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 680,00.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek onder a moet worden afgewezen omdat de zaak is geëindigd met een zogenoemd beleidssepot en de strafrechter bij vervolging mogelijk tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen.
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Dit betekent enerzijds dat bij verzoeken op de voet van de artikelen 530 en 533 Sv als uitgangspunt vergoeding plaatsvindt, maar anderzijds dat het de rechter vrij staat op gronden van billijkheid vergoeding achterwege te laten of slechts gedeeltelijk toe te kennen. Deze oordeelsvrijheid wordt begrensd door de onschuldpresumptie zoals (ook) neergelegd in artikel 6, tweede lid, van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De onschuldpresumptie verlangt dat - ongeacht de aard van de aan de strafzaak gekoppelde procedure en ongeacht de vraag of de strafprocedure is geëindigd met een vrijspraak dan wel een sepot - de motivering van het oordeel in de gekoppelde procedure niet alsnog neerkomt op het uiten van de mening dat hij of zij schuldig is aan de strafrechtelijke norm van het plegen van een strafbaar feit (Case of Nealon and Hallam v. The United Kingdom).
De motivering van de rechtbank, dat bij vervolging (mogelijk) tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen en daarom geen gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van een schadevergoeding, komt in de kern neer op vaststelling van strafrechtelijke aansprakelijkheid zonder dat een rechter een inhoudelijk oordeel over de zaak heeft geveld. Het hof zal de beschikking waarvan beroep daarom vernietigen en opnieuw recht doen.
Het onder a verzochte kan worden gesplitst in rechtsbijstand verleend door mr. M. Rafik ten bedrage van € 2.500,00 en rechtsbijstand verleend door mr. L. de Leon ten bedrage van € 1.815,00. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de rechtsbijstand verleend door mr. L. de Leon niet is verleend in de strafzaak, maar in een procedure met het UWV. Dat appellante - na eerder strafrechtelijk te zijn gehoord – in de procedure bij het UWV ook de cautie heeft gekregen, maakt dat niet anders.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak ten bedrage van € 2.500,00.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan appellant een vergoeding toe van € 3.180,00 (drieduizend honderdtachtig euro).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.W.T. Klappe, R.D. van Heffen en A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 27 augustus 2024.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 3.180,00 (drieduizend honderdtachtig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Rafik Advocatuur o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 27 augustus 2024,
mr. A.W.T. Klappe, voorzitter.