Het op 29 februari 2024 uitgebrachte deskundigenbericht luidt, voor zover hier van belang:
“
8. Hypothesen
Op basis van de onderzoeksvraag zijn de volgende twee elkaar uitsluitende hypothesen beschouwd voor het onderzoek naar de echtheid van de betwiste handtekening:
H1. De betwiste handtekening is een authentieke handtekening van [appellant] .
H2. De betwiste handtekening is een vervalsing van de handtekening van [appellant] .
Bij het onderzoek is steeds nagegaan of de resultaten beter passen bij hypothese H1, of de alternatieve hypothese H2.
(…)
11. Conclusies
Op basis van het onderzoek aan de hand van het huidige overgelegde materiaal kan een uitspraak worden gedaan ten aanzien van de onder [8] genoemde hypothesen voor de betwiste handtekening en het betwiste document.
De bevindingen van het onderzoek zijn
ongeveer even waarschijnlijkwanneer hypothese H1 juist is, als wanneer hypothese H2 juist is. Dit betekent: De kans op het vinden van deze resultaten is ongeveer even groot wanneer de betwiste handtekening een vervalsing is, als wanneer het een authentieke handtekening betreft van de heer [appellant] .
Het onderscheid in conclusies wordt gemaakt op basis van de vergelijkingsmogelijkheden, de aard en de complexiteit van de handtekeningen en deze [conclusies; hof] zijn geldig onder de aanname dat de overgelegde documenten natuurgetrouwe en integrale reproducties zijn van originele documenten.
De hier getrokken conclusie is dan ook geldig onder de aanname dat de handtekening oorspronkelijk door middel van ‘natte’ inkt op het document werd geplaatst. Omdat het om een reproductie gaat, kan dit niet met zekerheid worden vastgesteld. Er werd onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van montage sporen, maar die zijn verder niet waargenomen.
Alleen aan de hand van het originele document kan worden vastgesteld of de inktsporen door middel van een schrijfinstrument op het papier zijn aangebracht.”