ECLI:NL:GHAMS:2024:2335

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
23-003365-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in verband met hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 december 2023 was gewezen. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met de teelt van hennep en diefstal van elektriciteit door de betrokkene, geboren in 1982. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 151.215,96 zou betalen, wat later werd verlaagd tot € 108.165,72. De politierechter legde een verplichting op tot betaling van € 69.615,48. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vonnissen.

Tijdens de behandeling in hoger beroep op 8 augustus 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een verplichting tot betaling van € 150.000,00 aan de Staat heeft gevorderd. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor het aantal oogsten en heeft verzocht om vrijspraak of afwijzing van de vordering. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de hennepteelt en heeft de vordering van het openbaar ministerie in zijn uitspraak beoordeeld.

Het hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 106.989,00, na aftrek van energiekosten en huurkosten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de redelijke termijn van behandeling is overschreden met twee jaar en negen maanden, maar dit heeft geen invloed gehad op de ontnemingsmaatregel.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003365-23 (ontneming)
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2023 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
13-086634-22 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 151.215,96, welk bedrag ter terechtzitting in eerste aanleg is verlaagd tot een bedrag van € 108.165,72.
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2023 veroordeeld ter zake van, kort gezegd, het telen van hennep (feit 1) en de diefstal van elektriciteit (feit 2).
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 14 december 2023 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 69.615,48 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 augustus 2024 veroordeeld ter zake van, kort gezegd, het telen van hennep (feit 1) en de diefstal van elektriciteit (feit 2).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De vordering
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van € 150.000,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De advocaat-generaal heeft zich gebaseerd op de inhoud van het Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel en is van mening dat sprake is geweest van vier oogsten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof primair verzocht bij vrijspraak de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren in de vordering tot ontneming en subsidiair (bij een veroordeling) de vordering af te wijzen. Hij heeft daartoe aangevoerd, dat aannemelijk is dat één oogst is gestolen en dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor vier oogsten. Meer subsidiair is verzocht de vordering af te wijzen omdat, aannemende dat betrokkene de woning verhuurde ten behoeve van de hennepteelt, tegenover de contante stortingen en de huurinkomsten de door betrokkene betaalde huur en de kosten van Liander staan.
In geval het hof de ontnemingsmaatregel toewijst, heeft de raadsman verzocht uit te gaan van één eerdere oogst van 93 planten, met een opbrengst van € 10.673,98 en aftrek van kosten (onder meer € 1.567,50 aan huurkosten en € 1.483,15 aan kosten Liander netverlies), met een voordeel van in totaal € 6.758,16.
De grondslag
De betrokkene is veroordeeld bij arrest van het gerechtshof voor het telen van hennep in de periode van 23 december 2018 tot en met 3 maart 2019. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit dat feit en uit andere strafbare feiten in de zin van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat de betrokkene die heeft begaan.
In het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [1] (hierna: het rapport) zijn onder meer de volgende aanwijzingen opgenomen:
een (grote) hoeveelheid potten met potgrond, in ruimte 1 hingen 13 assimilatielampen, in ruimte 2 zijn 11 van dit soort lampen aangetroffen, gedroogde resten van hennepplanten in een droognet, vervuiling met stof op de koolstoffilters en de kappen van de assimilatielampen, wortelresten van hennepplanten aangetroffen in de plantenpotten, productiedatum op gipsplaten (24 februari 2017), productiedatum trafo (27 november 2016) en lege verpakkingen van hennepstekken. [2]
Uit het door Liander ingestelde onderzoek is gebleken dat in de woning een hennepkwekerij was ingericht in ieder geval van 24 mei 2018 tot 4 maart 2019. Aan de hand van indicatoren, zoals productiedata op gipsplaten (24 februari 2017) en trafo (27 november 2016), aanslag op potten en vervuilde koolstoffilters, is vastgesteld dat sprake is geweest van meerdere teelten. [3]
Op de ING bankrekening op naam van de verdachte heeft hij in de periode van 25 juni 2018 tot 3 januari 2019 contante geldbedragen gestort, van in totaal € 10.660,00. [4]
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat het hof uit van het volgende:
Aantal oogsten
Voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal het hof uitgaan van 3 oogsten. In de kwekerij zijn (na een inbraak) geen hennepplanten meer aangetroffen; de vierde en dus laatste oogst wordt daarom niet meegenomen in de berekening.
Aantal planten
De aangetroffen lege potten zijn niet geteld door de verbalisanten. De stelling van de raadsman, dat gelet op de foto’s in het dossier niet meer dan 93 planten zijn gekweekt per oogst, is niet aannemelijk. Voor het aantal potten van de kwekerij baseert het hof zich op het Rapport berekening wederrechtelijk voordeel. [5] De hierin opgenomen uitgangspunten zijn gebaseerd op gegevens die jarenlang zijn verzameld. Het hof ziet geen reden hiervan af te wijken omdat niet aannemelijk is dat in dit geval (substantieel) meer lampen zouden zijn gebruikt om planten te kweken dan het gebruikelijke aantal lampen. Aannemelijk is dat 195 planten in ruimte 1 en 165 planten in ruimte 2 zijn gekweekt, dat wil zeggen in totaal 360 hennepplanten.
Opbrengst per oogst in grammen
Ruimte 1: uitgaande van een opbrengst van 28,20 gram per plant is de opbrengst per oogst:
195 planten x 28,20 gram = 5.499 gram.
Ruimte 2: 165 planten x 28,20 gram = 4.653 gram.
Opbrengst in geld
Uitgaande van een opbrengst van € 4,07 per gram is de totale opbrengst:
Ruimte 1: 5.499 gram x 4,07 = € 22.380,93 per oogst.
Ruimte 2: 4.653 gram x 4,07 = € 18.937,71 per oogst.
Kosten
Ruimte 1
Kosten investering € 150,00
Variabele kosten € 1.499,55
Totaal: € 1.649,55.
Opbrengst € 22.380,93 minus kosten á € 1.649,55 = € 20.731,38 per oogst in ruimte 1.
Ruimte 2
Kosten investering € 150,00
Variabele kosten € 1.268,85
Totaal: € 1.418,85.
Opbrengst € 18.937,71 minus kosten á € 1.418,85 = € 17.518,86 per oogst in ruimte 2.
Totale opbrengst minus kosten per oogst
€ 20.731,38 + € 17.518,86 = € 38.250,24 aan voordeel uit één oogst.
Uitgaande van drie oogsten is het voordeel in totaal:
3x € 38.250,24 = € 114.750,72.
Aftrek energiekosten
Gezien het rapport op pagina 8, is op de nota van Liander een bedrag van € 5.932,61 genoemd als de totale kosten aan netverlies. Volgens een mededeling van de advocaat-generaal heeft betrokkene de volledige nota van Liander inmiddels voldaan. Anders dan in het rapport zal het hof daarom voor drie oogsten een bedrag van € 4.449,45 (3/4 van € 5.932,61) aftrekken van het voordeel.
Aftrek huurkosten
Niet aannemelijk is dat de woning, naast het telen van hennep, is gebruikt voor bewoning. De huur van de woning is betaald en het hof zal daarom de huurkosten van € 441,51 per maand voor een periode van 30 weken (3 oogsten; 3x (2,5 x 441,51=) € 1.103,77 = € 3.311,32) aftrekken van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 114.750,72 minus € 4.449,45 (energiekosten) minus € 3.311,32 (huurkosten) = afgerond
€ 106.989,00.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Redelijke termijn
De betrokkene is op 4 maart 2019 aangehouden en gehoord, het ontnemingsvonnis is uitgesproken op
14 december 2023 en het hof wijst thans op 22 augustus 2024 arrest. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak als de onderhavige dient te zijn afgerond binnen twee jaren per rechterlijke instantie. Daarom is in dit geval de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in eerste aanleg overschreden met twee jaar en 9 maanden. Aangezien in de strafzaak rekening is gehouden met de overschrijding van de termijn, zal het hof in de ontnemingszaak volstaan met de constatering daarvan.
Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 106.989,00.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
106.989,00.
(honderdzesduizend negenhonderdnegenentachtig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
106.989,00.
(honderdzesduizend negenhonderdnegenentachtig euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.A. Groenendijk, mr. A.P.M. van Rijn en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 augustus 2024.
Mr. I.A. Groenendijk en mr. A.P.M. van Rijn zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 21 mei 2019, opgemaakt door de rapporteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 2], dossierpagina 1 tot en met 11.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 15 maart 2019, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, dossierpagina 30 tot en met 34 en het Rapport, pagina 4.
3.Een geschrift, te weten een aangifte door fraudespecialist [naam] van Liander NV van 19 maart 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], dossierpagina 1 tot en met 16.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 18 mei 2019, opgemaakt in de wettelijke vorm door de verbalisant [verbalisant 1], dossierpagina 28 tot en met 40.
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 21 mei 2019, opgemaakt door de rapporteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 2], dossierpagina 1 tot en met 11.