ECLI:NL:GHAMS:2024:2334

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
23-003364-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in werking hebben van een hennepkwekerij en diefstal van stroom

Op 22 augustus 2024 heeft het gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het in werking hebben van een hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit. De zaak was in hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 december 2023 was gewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarin hij was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 augustus 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de hennepkwekerij en stelde dat hij zijn woning had onderverhuurd aan een onbekende Aziatische man. Het hof verwierp deze verklaring als ongeloofwaardig, gezien het gebrek aan bewijs voor het bestaan van deze onderhuurder en de onregelmatigheden in de financiële transacties van de verdachte. Het hof concludeerde dat de verdachte de hennepkwekerij had geëxploiteerd en illegaal elektriciteit had afgetapt. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de risico's voor de omwonenden en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Tevens werd een korting op de taakstraf toegepast vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003364-23
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2023 in de strafzaak onder parketnummer
13-086634-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 23 december 2018 t/m 3 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een of meer, althans een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 23 december 2018 t/m 3 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een of meer, althans een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 23 december 2018 t/m 3 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor het telen/bereiden/bewerken/verwerken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 23 december 2018 t/m 03 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (uit een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die/dat weg te nemen elektriciteit heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel (te weten een gemaakte extra en/of illegale aansluiting voor elektriciteit buiten de elektriciteitsmeter om);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 23 december 2018 t/m 03 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (uit een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die (onbekend gebleven) personen en/of hun mededader(s) en/of aan verdachte toebehoorde, te weten aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die (onbekend gebleven) personen en/of hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel (te weten een gemaakte extra en/of illegale aansluiting voor elektriciteit buiten de elektriciteitsmeter om) bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 23 december 2018 t/m 03 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die (onbekend gebleven) personen voornoemd pand en/of de aldaar aanwezige elektriciteitsvoorziening(en) (voor de teelt/het kweken en/of het bereiden en/of bewerken en/of verwerken van hennepplanten) ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof anders overweegt en tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Standpunten

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van de feiten zoals onder 1 en 2 tenlastegelegd.
De verdediging heeft het hof primair verzocht de verdachte integraal vrij te spreken. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte direct heeft verklaard dat hij de woning onderverhuurde aan [naam 1] , een Aziatische man. In dit geval is amper onderzoek gedaan ter controle van de verklaring van de verdachte. De contante stortingen die de verdachte op zijn bankrekening heeft gedaan, kunnen worden verklaard uit de huuropbrengsten en zijn spaargeld. Aangezien alleen de gegevens zijn gevorderd van na 24 mei 2018, is niet onderzocht hoe de financiële situatie van de verdachte was vóór die datum.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld, dat niet kan worden bewezen verklaard dat sprake was van een ‘grote hoeveelheid’ hennepplanten. De raadsman heeft de op de foto’s in het dossier zichtbare potten die gevuld waren met aarde geteld en is tot een aantal van 93 hennepplanten gekomen.

Bewijsoverwegingen

Redengevende feiten en omstandigheden
Uit de inhoud van het dossier kan worden afgeleid dat op 4 maart 2019 een hennepkwekerij met twee kweekruimtes is aangetroffen in een woning aan de [adres 2] , die werd gehuurd door de verdachte. In de kwekerij werd een (grote) hoeveelheid potten met potgrond aangetroffen; de planten waren geoogst. In ruimte 1 hingen 13 assimilatielampen, in ruimte 2 zijn 11 van dit soort lampen aangetroffen. Geconstateerd is dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen; vanuit de hoofdverzekeringenkast is een kabel aangebracht buiten de meter om. De verbalisant trof omstandigheden aan die wijzen op één of meerdere opbrengsten uit de hennepkwekerij, zoals gedroogde resten van hennepplanten, vervuiling met stof op de koolstoffilters en de kappen van de assimilatielampen. Er zijn wortelresten van hennepplanten aangetroffen (in de plantenpotten) en lege verpakkingen van hennepstekken. [1]
Liander NV heeft aangifte gedaan van diefstal van stroom. De fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Na het verwijderen van het deksel zag hij dat aan de onderzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag dat deze aansluiting buiten de meter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Uit het door Liander ingestelde onderzoek is gebleken dat in de woning een hennepkwekerij was ingericht in ieder geval van 24 mei 2018 tot 4 maart 2019. Aan de hand van indicatoren, zoals productiedata op gipsplaten (24 februari 2017) en trafo (27 november 2016), aanslag op potten en vervuilde koolstoffilters, is vastgesteld dat sprake is geweest van meerdere teelten. [2]
Op de ING bankrekening op naam van de verdachte zijn in de periode van 25 juni 2018 tot 3 januari 2019 contante geldbedragen gestort, van in totaal € 10.660,- [3]
Verklaringen verdachte
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard, dat hij staat ingeschreven op het adres [adres 2] en dat hij zijn woning sinds juni 2018 onderverhuurde aan een Aziatische man, die hij via zijn werkgever bij een project had ontmoet. In een huurovereenkomst die de verdachte bij zich had toen hij op 4 maart 2019 naar de politie ging, is de naam van [naam 1] , een geboortedatum en telefoonnummer vermeld. [4] De verdachte heeft verklaard dat hij de gegevens van de identiteitskaart van de onderhuurder heeft overgenomen, maar daar geen kopie van heeft gemaakt. Als huurprijs is vermeld € 627,- per maand. Verdachte heeft verklaard dat hij in die tijd bij zijn toenmalige vriendin woonde.
De verdachte heeft 5 jaar gewerkt bij [bedrijf] en heeft verklaard uit die periode een bedrag van € 6.000,- te hebben gespaard. Hij bewaarde dat geldbedrag contant in huis. Als zijn bankrekening moest worden aangevuld, stortte hij daar contant geld op, afkomstig van spaargeld en van de huuropbrengsten.
Sinds 1 juli 2018 is de verdachte gestopt met werken.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij zich een jaar voor 1 juli 2018 ziek heeft gemeld bij [bedrijf] . Ter zitting verklaarde hij dat hij in de tenlastegelegde periode schulden had van tenminste € 45.000,- en BKR geregistreerd stond. Er was ook sprake van loonbeslag. Hij nam zijn salaris op van zijn bankrekening, bewaarde dat in huis en stortte bij op zijn rekening als dat nodig was.
De verdachte heeft verder verklaard, dat hij tot september 2018 nog af en toe in de woning is geweest; toen zag het er nog normaal uit. De huur ontving hij aanvankelijk contant van de huurder, daarna legde de huurder het geld in de brievenbus in het portiek waar de verdachte het dan uithaalde. Het contact werd steeds minder en op enig moment ontdekte de verdachte dat het slot van de woning was veranderd. De laatste keer dat hij huur heeft ontvangen was eind januari 2019.
Overwegingen
De verdachte, die huurder was van de woning aan de [adres 2] in Amsterdam en die als enige in de Basisregistratie Personen op dit adres stond ingeschreven, had over deze woning de beschikking. De verdachte heeft evenwel betrokkenheid bij de in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij ontkend en heeft daartoe een alternatief scenario gegeven, namelijk dat een Aziatische man, aan wie hij de woning heeft onderverhuurd, de kwekerij heeft opgezet.
Het hof is van oordeel dat dit scenario niet aannemelijk is. De summiere informatie die de verdachte over de onderhuurder heeft verstrekt, is door de politie opgezocht in de beschikbare politiesystemen. Deze persoon, alsmede het telefoonnummer dat op het huurcontract stond, kwamen hier niet in voor. Het telefoonnummer is door de politie gebeld, maar werd niet beantwoord en uit onderzoek bleek dat het nummer niet geregistreerd stond op naam en een prepaid nummer was. [5] Een buurtbewoner heeft desgevraagd verklaard, dat hij geen Aziatische mensen in het trapportaal heeft gezien. [6]
Over de ontmoeting met de Aziatische man heeft de verdachte verklaard, dat hij met hem in contact is gekomen door zijn vorige werkgever. Hij werkte volgens de verdachte op hetzelfde terrein als waar hij werkte voor [bedrijf] . [7] De politie heeft navraag gedaan bij [bedrijf] , maar dat heeft niets opgeleverd. Voor welk bedrijf de man werkte of waar hij woonde, wist de verdachte niet. Het hof acht deze verklaring van de verdachte over de manier waarop hij in contact zou zijn gekomen met de onderhuurder, ongeloofwaardig. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte namelijk verklaard, dat hij een jaar voordat hij ontslag nam bij [bedrijf] , in juli 2018, was ziekgemeld vanwege rugklachten. Daarom is niet aannemelijk, dat hij de man via zijn werk heeft ontmoet. Verder zou de verdachte niets hebben ondernomen toen hij ontdekte dat het slot van zijn woning was veranderd en de huur na eind januari niet meer werd betaald. Verder is in de periode van 25 juni 2018 tot en met 3 januari 2019 in totaal een bedrag van € 10.660,- contant gestort op de rekening van de verdachte. [8] Deze stortingen zijn onregelmatig en meermaals betreft dit een bedrag van € 1.000,- ineens. Hierin ziet het hof een belangrijke aanwijzing dat de verdachte, die in die periode volgens zijn eigen verklaring schulden had en leefde van een uitkering, inkomen kreeg uit de hennepkwekerij. Een andere verklaring voor de contante stortingen is niet aannemelijk geworden.
Naar het oordeel van het hof is de verdachte, die als enige stond ingeschreven in de woning en daarover de beschikkingsmacht had, degene geweest die de hennepplanten heeft gekweekt. Dat hij de woning zou hebben onderverhuurd aan een Aziatische man, is niet aannemelijk. Het door hem overgelegde huurcontract is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, volstrekt onvoldoende. Het alternatieve scenario kan daarom niet worden gevolgd.
Bij het kweken van de hennep is gebruik gemaakt van illegaal afgetapte elektriciteit. Het hof is op basis van de voorgaande feiten en omstandigheden van oordeel, dat de conclusie voor de hand ligt dat het eveneens de verdachte is geweest die de elektriciteit heeft weggenomen en daartoe door middel van verbreking een illegale aansluiting heeft geplaatst. Een verklaring die een aanknopingspunt zou kunnen bieden voor de gedachte dat deze voor de hand liggende conclusie niet juist is, ontbreekt. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de hiervoor genoemde voor de hand liggende conclusie de juiste is. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bij het telen dan wel de diefstal van elektriciteit heeft samengewerkt met één of meer anderen.
Hoeveelheid hennepplanten
In de kwekerij zijn geen hennepplanten aangetroffen en de aangetroffen lege potten zijn niet geteld door de verbalisanten. De raadsman stelt dat op de foto’s in het dossier 93 potten met aarde kunnen worden geteld. De raadsman gaat er bij deze manier om het aantal potten te tellen aan voorbij, dat niet kan worden aangenomen dat op de foto’s alle in de woning aanwezige potten te zien zijn. Voor het aantal potten van de kwekerij baseert het hof zich daarom op het Rapport berekening wederrechtelijk voordeel [9] in de gelijktijdig behandelde ontnemingszaak tegen de verdachte. Hierin is het aantal hennepplanten berekend aan de hand van het aantal assimilatielampen per kweekruimte. Het hof ziet geen reden hiervan af te wijken, omdat niet aannemelijk is dat meer lampen zouden zijn gebruikt om planten te kweken dan het gebruikelijke aantal lampen. Daarom wordt uitgegaan van 195 planten in ruimte 1 en 165 planten in ruimte 2. In totaal komt dat op 360 hennepplanten en het hof zal, gelet op dit aantal, het telen van een grote hoeveelheid hennepplanten bewezen verklaren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij, in de periode van 23 december 2018 tot en met 3 maart 2019 te Amsterdam, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 2] een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep;
2. primair
hij, in de periode van 23 december 2018 tot en met 3 maart 2019 te Amsterdam, uit een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid elektriciteit, die toebehoorde aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot die weg te nemen elektriciteit heeft verschaft en die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, te weten een illegale aansluiting voor elektriciteit buiten de elektriciteitsmeter om.
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de voetnoten onder het kopje Bewijsoverwegingen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uur, te vervangen door hechtenis van 30 dagen.
De raadsman heeft in het kader van de strafoplegging aangevoerd dat de verdachte als zelfstandige werkt in de wegenbouw en zijn leven en inkomen goed op de rit heeft. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in een woonwijk in een kleine bovenwoning een hennepkwekerij in werking gehad met een groot aantal planten. Hij heeft voor de kwekerij stroom gestolen door het aanleggen van een illegale elektriciteitsaansluiting. De verdachte is voorbijgegaan aan de risico’s (van brand en overlast door bijvoorbeeld lekkage van water) voor de omwonenden van een hennepkwekerij. De verdachte heeft alleen gehandeld om financieel voordeel te behalen. Daarbij komt dat het telen van hennep en de handel daarin vaak gepaard gaat met andere vormen van strafbaar gedrag. Het hof acht dit twee ernstige feiten en is daarom van oordeel dat een straf zoals opgelegd door de politierechter niet passend is.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juli 2024 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Het hof ziet in hetgeen de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, geen aanleiding tot matiging van de straf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 120 uren passend en geboden. Het hof zal de verdachte daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden een proeftijd van twee jaren opleggen, om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en teneinde te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw strafbare feiten begaat.
Het hof heeft tenslotte acht geslagen op de omstandigheid dat in dit geval in eerste aanleg de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. De verdachte is op 4 maart 2019 aangehouden en gehoord, het vonnis dateert van 14 december 2023 en het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter is op 27 december 2023 ingesteld. Het hof doet uitspraak op 22 augustus 2024. Bij de behandeling in eerste aanleg is de redelijke termijn overschreden met twee jaar en 9 maanden. Dit is reden om een korting op de taakstraf toe te passen van 20 uren.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, passend en geboden.

Beslag

De in beslag genomen ruimlijst zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een ruimlijst.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.A. Groenendijk, mr. A.P.M. van Rijn en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 augustus 2024.
mr. A.P.M. van Rijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 15 maart 2019, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, dossierpagina 30 tot en met 34.
2.Een geschrift, te weten een aangifte door fraudespecialist [naam 2] van Liander NV van 19 maart 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , dossierpagina 1 tot en met 16.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 18 mei 2019, opgemaakt in de wettelijke vorm door de verbalisant [verbalisant 2] , dossierpagina 28 tot en met 40 (aanvullend procesdossier).
4.Dossierpagina 37.
5.Dossierpagina 45 (aanvullend dossier).
6.Dossierpagina 42.
7.Dossierpagina 45.
8.Dossierpagina 28 (aanvullend dossier).
9.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 21 mei 2019, opgemaakt door de rapporteurs [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , dossierpagina 1 tot en met 11.