ECLI:NL:GHAMS:2024:2332
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van het vonnis in een ontnemingszaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie, waarbij de betrokkene, geboren in 1994, werd verplicht om een bedrag van € 10.195,00 te betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag is gebaseerd op een eerdere veroordeling voor diefstal door middel van valse sleutels, waarbij de betrokkene onherroepelijk was veroordeeld op 4 april 2022.
De politierechter had op 15 november 2022 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van het genoemde bedrag. De betrokkene heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 augustus 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestigde dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de diefstal van twee geldbedragen, in totaal € 10.195,00.
De raadsman van de betrokkene heeft verzocht om matiging van de betalingsverplichting, verwijzend naar de beperkte draagkracht van de betrokkene. Het hof oordeelde echter dat het draagkrachtverweer niet voldoende was onderbouwd en dat de toekomstige draagkracht van de betrokkene in de executiefase aan de orde kan worden gesteld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn gedaan.