ECLI:NL:GHAMS:2024:2317
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van bezwaren
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die eerder was veroordeeld door de rechtbank Amsterdam op 25 november 2022. De verdachte, geboren in 1996, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, maar heeft op 22 mei 2024 en opnieuw op 19 augustus 2024 via haar raadsvrouw en advocaat aangegeven het hoger beroep te willen intrekken. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 11 oktober 2023 aangevangen, maar dit werd geschorst. Gezien de intrekking van het hoger beroep door de verdachte en het ontbreken van enig rechtens te respecteren belang voor nader onderzoek, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet ontvankelijk is in het hoger beroep. De beslissing is genomen op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.S. Jansen, en is openbaar gemaakt op de zitting van 20 augustus 2024.