ECLI:NL:GHAMS:2024:2316
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 april 2022. De verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 20 augustus 2024 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep. Dit verzoek was gebaseerd op een e-mail van de raadsman van de verdachte, waarin werd aangegeven dat de verdachte zijn hoger beroep wenste in te trekken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn eerder geformuleerde bezwaren tegen het vonnis heeft ingetrokken en dat er geen rechtens te respecteren belang meer is dat onderzoek van de zaak rechtvaardigt. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.