ECLI:NL:GHAMS:2024:2271

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
23-002432-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in hoger beroep voor openbaarmaking van seksuele afbeeldingen en dwang tot betaling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het openbaar maken van naaktfoto's van de aangeefster, zonder haar toestemming, en voor het onder dwang vragen van betaling voor het verwijderen van deze foto's. De tenlastelegging bestond uit twee feiten: het openbaar maken van afbeeldingen van seksuele aard en het dwingen van de aangeefster tot betaling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in maart 2022 naaktfoto's van de aangeefster op zijn sociale media heeft geplaatst, ondanks haar verzoek om dit niet te doen. De verdachte heeft erkend dat hij de foto's had gemaakt met toestemming van de aangeefster, maar dat hij deze later zonder haar toestemming heeft gepubliceerd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openbaar maken van de afbeeldingen, omdat hij wist dat dit nadelig kon zijn voor de aangeefster. Echter, voor het tweede feit, de dwang tot betaling, heeft het hof de verdachte vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte daadwerkelijk dwang heeft uitgeoefend. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en moet een schadevergoeding van €1.000,00 aan de benadeelde partij betalen. Het hof heeft de ernst van de zaak en de gevolgen voor de aangeefster in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002432-23
datum uitspraak: 25 juli 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 augustus 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-133818-23 en 13-135764-22 (TUL), 15-293518-22 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres 1],
opgegeven adres in het buitenland: [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, hetgeen de raadsvrouw en de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 11 maart 2022 tot en met 24 april 2023 te Amsterdam en/of Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, althans in Nederland, van een persoon, [benadeelde], een of meerdere afbeelding van seksuele aard openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die openbaarmaking nadelig voor die [benadeelde] kon zijn, door foto's waarop die [benadeelde] naakt te zien is op social media (te weten: een openbare [social media] pagina) te plaatsen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 december 2022 tot en met 24 april 2023 te Amsterdam en/of Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, althans in Nederland, een ander, te weten [benadeelde], door bedreiging met smaad en/of smaadschrift gericht tegen die [benadeelde] heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het betalen van een geldbedrag, immers heeft hij, verdachte, tegen die [benadeelde] gezegd dat hij de reeds openbaar gemaakte (naakt)foto's niet zou verwijderen als zij, [benadeelde], geen geld voor deze foto’s zou betalen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde. Zij heeft betoogd dat verdachte zonder toestemming van de aangeefster de afbeeldingen openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dit nadeel kon opleveren voor de aangeefster.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat niet aan de vereisten van artikel 139h lid 2 sub b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is voldaan. Er was aan de kant van de verdachte geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op eventuele nadelige gevolgen aan de zijde van aangeefster.
Overwegingen van het hof
In onderhavige zaak heeft de verdachte met toestemming van aangeefster naaktfoto’s van haar gemaakt. Aangeefster heeft destijds met de verdachte besproken dat zij niet wilde dat hij de foto’s zou publiceren omdat zij docent is op een middelbare school. Op 11 maart 2022 is aangeefster er achter gekomen dat, zonder haar toestemming, naaktfoto’s van haar door de verdachte zijn geplaatst op zijn [social media]-accounts. Aangeefster heeft de verdachte vervolgens verzocht om de foto’s te verwijderen, omdat deze haar reputatie als docent zouden kunnen schaden. Daarop reageerde de verdachte per Whats-app:
“Everything deleted. (…) Sorry for the disturb, 1 have been naïve maybe (…) But understand if you don't want”(p.12 van het dossier). De foto’s zijn vervolgens verwijderd. In december 2022 zijn de foto’s wederom door de verdachte op zijn [social media]-accounts geplaatst.
Het is geen punt van discussie dat de door de verdachte op zijn [social media]-accounts geplaatste foto’s van aangeefster, afbeeldingen van seksuele aard betreffen en evenmin dat sprake is van openbaarmaking. Om verder te voldoen aan de strafbaarstelling van artikel 139h, tweede lid, onder b Sr (oud), is vereist dat de openbaarmaker weet dat de openbaarmaking nadelig kan zijn voor de afgebeelde persoon. Voldoende daarvoor is dat de openbaarmaker bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de openbaarmaking nadelig kan zijn voor de afgebeelde persoon. [1]
Het hof is van oordeel dat daarvan sprake is.
Verdachte heeft de naaktfoto’s van aangeefster in maart 2022 op haar verzoek van zijn [social media]-accounts verwijderd. Vervolgens heeft de verdachte deze foto’s enkele maanden later opnieuw op zijn openbare [social media]-accounts geplaatst. Dit terwijl aangeefster hem uitdrukkelijk had verzocht om dit niet te doen, omdat het haar reputatie als docente zou kunnen schaden. De verdachte was aldus bekend met het gegeven dat aangeefster nadeel zou kunnen ondervinden van het openbaar maken van deze foto’s. Door de naaktfoto’s, met deze wetenschap tóch weer online te plaatsen heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de openbaarmaking nadelig kan zijn voor aangeefster.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan.

Vrijspraak ten aanzien van feit 2

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte te veroordelen voor het hem ten laste gelegde onder feit 2. Zij heeft betoogd dat uit de chatgeschiedenis tussen de verdachte en aangeefster is af te leiden dat de verdachte de naaktfoto’s van aangeefster pas zou verwijderen als zij hem voor de foto’s zou betalen en dat daarmee de dwang bewezen is. Zij verwijst daarbij onder meer naar het volgende bericht:
“I'm available to sell the pictures if you want the property/copyright. You can buy the pics and be the owner by the way. I could be available to sell the whole photoshoot to you, after that, you will own the copyright of these images and you can ask what you are asking now”(p. 37 en 38 van het dossier).
Standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is door zijn raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte van dit feit vrijgesproken dient te worden. Zij heeft daartoe bepleit dat de naaktfoto’s al online stonden en er aldus geen sprake kan zijn van bedreiging met smaad of smaadschrift. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen sprake is geweest van de vereiste dwang om iets te doen.
Overwegingen van het gerechtshof
Het gerechtshof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dat uit de chatberichten waarnaar de advocaat-generaal verwijst niet zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte – zoals tenlastegelegd - tegen aangeefster heeft gezegd dat hij de reeds openbaar gemaakte naaktfoto’s pas zou verwijderen als aangeefster hem geld voor deze foto’s zou betalen.
Het is - gelet op de inhoud van de berichten - niet uit te sluiten dat de verdachte aangeefster slechts een (civielrechtelijk) aanbod doet, om de foto’s van hem te kopen, zodat ze daarmee kan doen wat zij wil. Bij dit oordeel betrekt het hof dat ook uit andere berichten lijkt te volgen dat de verdachte op enig moment in de (onjuiste) veronderstelling verkeerde als fotograaf en eigenaar van de foto’s in alle opzichten vrijelijk daarover te kunnen beschikken. Het hof is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat aangeefster door de tenlastegelegde handelingen van verdachte daadwerkelijk werd gedwongen iets te doen.
Op grond van het voorgaande spreekt het hof de verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 18 december 2022 tot en met 24 april 2023 te Amsterdam, van een persoon, [benadeelde], meerdere afbeeldingen van seksuele aard openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die openbaarmaking nadelig voor die [benadeelde] kon zijn, door foto's waarop die [benadeelde] naakt te zien is op social media te weten: een openbare [social media] pagina te plaatsen.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 42 uren, subsidiair 21 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openbaar maken van foto’s van seksuele aard van de aangeefster. Hij heeft deze foto’s zonder haar toestemming op sociale media geplaatst en wilde deze niet verwijderen, ook niet nadat de aangeefster hem dit meerdere keren heeft gevraagd en hij ermee bekend was dat de aangeefster docente was op een middelbare school. Dit is een ernstig feit, dat inbreuk maakt op de privacy van de aangeefster en haar eer en goede naam kan schaden. De psychische gevolgen voor slachtoffers van misbruik van seksueel beeldmateriaal kunnen ernstig en langdurig zijn. Vaak overheersen bij hen gevoelens van schaamte, onmacht en onveiligheid. Hierbij speelt een rol dat eenmaal verspreid materiaal vaak niet (volledig) verwijderd en vernietigd kan worden, zodat slachtoffers ook na de publicatie hiermee nog gedurende lange tijd en via verschillende kanalen geconfronteerd kunnen worden. Uit hetgeen aangeefster ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht blijkt dat het voorgaande ook bij haar speelt.
Nu het hof minder bewezen acht dan de politierechter en de advocaat-generaal, zal het hof een lagere straf opleggen dan de politierechter heeft opgelegd en de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende een voorwaardelijke gevangenisstraf, van na te melden duur passend en geboden Daarmee wil het hof vooral tot uitdrukking brengen dat voorkomen moet worden dat de verdachte – die werkzaam is als fotograaf – opnieuw lichtvaardig tot openbaarmaking van afbeeldingen met een seksueel karakter overgaat.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft het hof verzocht de gevorderde immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft het hof primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht in de zin van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, BW. De benadeelde partij is immers door het onrechtmatig handelen van de verdachte in haar eer of goede naam aangetast. Het hof stelt de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vast op € 1.000,00. Daarbij is rekening gehouden met de aard en ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, alsmede de vergoedingen die in soortgelijke gevallen door rechters zijn toegekend. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, zal worden toegewezen. Hetgeen ter compensatie van immateriële schade méér is gevorderd gaat de grenzen van de billijkheid te buiten, zodat de vordering in zoverre wordt afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f en 139h van het Wetboek van Strafrecht.

Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven dagen (parketnummer: 13-135764-22) en de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 november 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen (parketnummer: 15-293518-22). Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof zal het openbaar ministerie in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zeven dagen met parketnummer 13-135764-22 niet-ontvankelijk verklaren, nu uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2024 volgt dat deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf reeds in een andere zaak ten uitvoer is gelegd.
Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging va de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van veertien dagen met parketnummer 15-293518-22 toewijzen, nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof merkt daarbij op dat het – anders dan door de verdediging is gesteld – in zijn algemeenheid niet van belang is of het nieuwe strafbare feit gelijksoortig is aan het strafbare feit waarvoor de voorwaardelijke straf was opgelegd, nu de voorwaarde luidt dat in het geheel geen nieuwe strafbare feiten mogen worden gepleegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 december 2022.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-135764-22.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van, parketnummer 15-293518-22, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. C.J. van der Wilt en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. E.C. van Eijck van Heslinga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juli 2024.
mr. A.W.T. Klappe en mr. C.J. van der Wilt zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2018-2019, 35 080, nr. 21 (gewijzigd amendement van de leden [naam 1] en [naam 2] nr. 10 en nr. 14).