ECLI:NL:GHAMS:2024:2270

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
23-002139-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in meerdere strafzaken met betrekking tot diefstallen, vernielingen en lokaalvredebreuk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974 en thans gedetineerd, was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in een van de zaken. De tenlastelegging omvat meerdere diefstallen, vernielingen en lokaalvredebreuk, gepleegd in Amsterdam tussen 2020 en 2022. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, waaronder diefstal van goederen van verschillende benadeelden en vernieling van tuinhuisjes. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, wat in zijn nadeel weegt. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, maar ook met de mogelijkheid van behandeling in een kliniek. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een taakstraf op te leggen, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren, met de bepaling dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002139-22
datum uitspraak: 25 juli 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-080136-22 (zaak A) en 13-344078-21 (zaak B) en 13-059875-20 (zaak C) en 13-111458-22 (zaak D) en 13-164069-22 (zaak E) en 13-307673-20 (zaak F) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1974,
adres: [adres 1],
thans gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 13-059875-20 (zaak C) onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-080136-22 (zaak A):
hij op of omstreeks 30 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere (winkel)goed(eren) (waaronder slagroom soesjes en/of Nivea creme) , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 13-344078-21 (gevoegd) (zaak B):
hij op of omstreeks 30 juni 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, zeven (klap)kratten en/of meerdere levensmiddelen (waaronder broodjes en/of zalmfilet en/of kipfilet), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [winkel], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 13-059875-20 (gevoegd) (zaak C):
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2020 tot en met 6 maart 2020 te Amsterdam (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk één of meer tuinhuisje(s) en/of de inboedel en/of één of meer onderdelen van één of meer tuinhuisjes (binnen tuincomplex [complex 1], te weten [adres 2]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Zaak met parketnummer 13-111458-22 (gevoegd) (zaak D):
hij op of omstreeks 4 mei 2022 te Amsterdam drogmetica, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [winkel], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 13-164069-22 (gevoegd) (zaak E):
hij op of omstreeks 02 juli 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (krachtstroom)kabel(s), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [BV] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen kabel(s) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
Zaak met parketnummer 13-307673-20 (gevoegd) (zaak F):
1.
hij op of omstreeks 5 december 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een tuinhuisje en/of één of meer onderdelen van dat tuinhuisje (binnen tuincomplex [complex 2], te weten tuinhuisje [adres 3]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer], toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 5 december 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, een tuinhuisje ([adres 3]) op tuinhuiscomplex [complex 2] (op de [adres 4]) bij een ander, te weten bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B, C onder 2, D, E, en F onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij op 30 maart 2022 te Amsterdam, meerdere winkelgoederen waaronder slagroom soesjes en Nivea crème, die aan [winkel] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B:
1.
hij op 30 juni 2021 te Amsterdam, zeven (klap)kratten en meerdere levensmiddelen waaronder broodjes en zalmfilet en kipfilet, die aan [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak C :
2.
hij in de periode van 15 februari 2020 tot en met 6 maart 2020 te Amsterdam telkens opzettelijk en wederrechtelijk tuinhuisjes en de inboedel en één of meer onderdelen van één of meer tuinhuisjes binnen tuincomplex [complex 1], te weten [adres 2], die geheel aan een ander, te weten aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] toebehoorde, heeft vernield;
Zaak D :
hij op 4 mei 2022 te Amsterdam drogmetica, die aan winkelbedrijf [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak E :
hij op 2 juli 2022 te Amsterdam, krachtstroomkabels, die aan [BV] B.V. toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen kabels onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
Zaak F :
1.
hij op 5 december 2020 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een tuinhuisje en één of meer onderdelen van dat tuinhuisje binnen tuincomplex [complex 2], te weten tuinhuisje [adres 3], in elk geval enig goed, dat aan een ander, te weten aan [slachtoffer], toebehoorde, heeft vernield;
2.
hij op 5 december 2020 te Amsterdam, een tuinhuisje ([adres 3]) op tuinhuiscomplex [complex 2] bij een ander, te weten bij [slachtoffer], in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Hetgeen in de zaken A, B, C onder 2, D, E, en F onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken A, B, C onder 2, D, E, en F onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaken A, B en D bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
meermalen gepleegd.
Het in de zaken C onder 2 en F onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
meermalen gepleegd.
Het in de zaak F onder 2 bewezenverklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Het in de zaak E bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaken A, B, C onder 2, D, E, en F onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren. Aan deze proeftijd zijn naast de algemene voorwaarden ook een aantal bijzondere voorwaarden verbonden, welke voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 226 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een veelvoud aan strafbare feiten. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal diefstallen, het vernielen van eigendommen van anderen en lokaalvredebreuk. De verdachte heeft hiermee steeds weer te kennen gegeven geen enkel respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Feiten als de onderhavige zijn niet alleen ergerlijk, maar veroorzaken ook schade en overlast aan de gedupeerden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2024 is hij bovendien herhaaldelijk eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het vorenstaande rechtvaardigt op zich de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft echter ook rekening gehouden met de uitkomst van een recente andere strafzaak (31 mei 2024). Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat in het kader daarvan voor de verdachte inmiddels een opnameplek is gevonden in een kliniek, waar hij vanaf 15 juli 2024 voor behandeling kan worden opgenomen. De verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn om aldaar een behandeling te ondergaan. Het hof acht het van belang dat de verdachte nu eindelijk de behandeling zal ondergaan, omdat abstinentie van verdovende middelen de vicieuze cirkel – waarvan het veelvuldig plegen van strafbare feiten onderdeel is – kan doorbreken. Om die reden zal het hof volstaan met het opleggen van een taakstraf met daarnaast – als stok achter de deur – een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Het volstaan met nog slechts een voorwaardelijke straf is naar het oordeel van het hof een brug te ver, nu de verdachte met zijn handelen wederom veel schade en overlast heeft veroorzaakt. Met het uitvoeren van een taakstraf kan hij na zijn behandeling ook ritme opdoen. Mogelijk kan hij daarmee zijn werkende bestaan (verdachte was eerder hovenier) weer een impuls geven.
Aan de op te leggen straffen zullen geen bijzondere voorwaarden worden verbonden, nu in het kader van de genoemde andere strafzaak al voorwaarden zijn opgelegd en de reclassering blijkens het rapport van 10 juni 2024 geen behoefte heeft aan nieuwe voorwaarden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.071,82 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij. Het hof oordeelt dat de vordering summier is onderbouwd en dat onvoldoende duidelijk is wat het causaal verband is tussen de gevraagde schade en hetgeen er volgens de aangifte is gebeurd. In de aangifte wordt slechts gewag gemaakt van enkele handelingen die schade zouden kunnen hebben veroorzaakt, terwijl in de vordering een grote diversiteit aan goederen als beschadigd wordt opgegeven. Dit vergt nadere uitleg. Aldus heeft het hof in deze strafzaak op het bestaande dossier niet kunnen vaststellen welke schade de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van het gepleegde feit. Daarvoor zijn nadere bewijsstukken vereist. Naar oordeel van het hof levert het een onevenredige belasting van het strafgeding op indien de benadeelde partij in dit stadium alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om dergelijke nadere bewijsstukken in het geding te brengen. Om die reden kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 105,09. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 40,09. De benadeelde partij heeft haar de vordering in hoger beroep op € 0,00 gesteld. Het hof begrijpt hieruit dat de vordering door de benadeelde partij niet langer wordt gehandhaafd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 138, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak C onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B, C onder 2, D, E, en F onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken A, B, C onder 2, D, E, en F onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. E.C. van Eijck van Heslinga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juli 2024.
mr. C.J. van der Wilt en mr. A.W.T. Klappe zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.