ECLI:NL:GHAMS:2024:2212

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
23-002256-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk voorhanden hebben van een zeer grote hoeveelheid niet in de accijnsheffing betrokken sigaretten en tabak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid accijnsgoederen, waaronder 770.000 sigaretten en 610 kg tabak, die niet overeenkomstig de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 29 maart 2023 in Lijnden, waar tijdens een bestuurlijke controle een grote hoeveelheid sigaretten en tabak werd aangetroffen in een pand waar de verdachte zich bevond.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 juli 2024 heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van zes maanden geëist, gelijk aan de straf die eerder door de politierechter was opgelegd. Het hof heeft de bewijsvoering van de raadsman, die stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de activiteiten in het pand, als onaannemelijk terzijde geschoven. Het hof concludeerde dat de verdachte, gezien de omstandigheden en de aangetroffen bewijzen, opzettelijk de accijnsgoederen voorhanden had.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De straf is gegrond op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof heeft benadrukt dat de handel in illegale tabakswaren de reguliere markt verstoort en dat dit soort delicten leidt tot aanzienlijke accijnsontduiking. De verdachte is strafbaar verklaard en de opgelegde straf is in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke voorschriften.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002256-23
datum uitspraak: 8 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2023 in de strafzaak onder parketnummer 81-086992-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1994,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juli 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 29 maart 2023, te Lijnden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk (telkens) (een) grote hoeveelheid accijnsgoed(eren), in elk geval 770.000 sigaretten en/of 610 kg kilogram (rook)tabak , voorhanden heeft gehad, terwijl die sigaretten en/of die tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van de tenlastegelegde goederen. De verdachte had immers geen wetenschap van hetgeen zich in het pand, waar hij slechts een nacht heeft verbleven, afspeelde.
Het hof overweegt als volgt.
Op 29 maart 2023 werd een bestuurlijke controle uitgevoerd in een pand aan de [adres] te Lijnden. Op de begane grond van het pand, waar een tabaksgeur hing en waarvan de ramen met zicht op de openbare weg waren afgeplakt, is een grote hoeveelheid sigaretten, (dozen met) tabak en materialen en machines die in verband kunnen worden gebracht met de fabricage van sigaretten aangetroffen. Ten tijde van de controle bevonden zich tien personen, waaronder de verdachte, in het pand.
Naast opslagplaatsen en een fabricageruimte waren er onder meer een keuken/kantine en een slaapruimte in het pand. De keuken was enkel bereikbaar via de ruimten waarin de fabricagematerialen, sigaretten en tabak zijn aangetroffen. Er zijn vingerafdrukken van de verdachte aangetroffen op – kort gezegd – schriften die in de keuken/kantine en in de fabricageruimte lagen. Deze schriften bevatten aantekeningen die kennelijk verband houden met de vervaardiging van sigaretten. Gelet hierop gaat het hof ervan uit dat materialen ter fabricage van sigaretten zichtbaar waren voor de verdachte. Reeds schuift het hof de door de raadsman geponeerde stelling – de verdachte zelf heeft op geen enkel moment in het strafproces een zaaksinhoudelijke verklaring afgelegd – dat de verdachte niet wist wat zich in het pand afspeelde, als onaannemelijk terzijde. Uit de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] volgt dat hij met zes andere Oekraïners – waaronder, naar het hof begrijpt, de verdachte – in het pand was en dat hij daar werkzaamheden heeft verricht.
Gelet op het voorgaande ligt de conclusie voor de hand dat de verdachte de sigaretten en (rook)tabak – tezamen met anderen – opzettelijk voorhanden heeft gehad. Nu de verdachte geen verklaring heeft afgelegd die de redengevendheid van bovenomschreven feiten en omstandigheden kan ontzenuwen, komt het hof tot de slotsom dat die voor de hand liggende conclusie juist is en het tenlastegelegde kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 maart 2023 te Lijnden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid accijnsgoederen, in elk geval 770.000 sigaretten en 610 kg kilogram (rook)tabak, voorhanden heeft gehad, terwijl die sigaretten en die tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5, eerste lid, onder a, van de Wet op de accijns opgenomen verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van een zeer grote hoeveelheid niet in de accijnsheffing betrokken sigaretten en (rook)tabak. De handel in illegale tabakswaar verstoort de reguliere markt voor deze goederen en ontwricht bovendien het systeem van een gemeenschappelijke economische ordening die in Europees verband wordt nagestreefd. Door het plegen van dergelijke feiten wordt voor hoge bedragen aan accijns ontdoken. Bovendien wordt bonafide bedrijven, die wel aan de accijnsrechtelijke verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie aangedaan.
Uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het overtreden van de Wet op de accijns, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 5 en 97 van de Wet op de accijns.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. T. de Bont en mr. B.E. Dijkers,
in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 augustus 2024.
Mr. De Bont is buiten staat dit arrest te ondertekenen.