ECLI:NL:GHAMS:2024:2208

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
23-001271-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mensensmokkel met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 maart 2018. De verdachte, geboren in 1976, was aangeklaagd voor mensensmokkel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 28 juli 2017 tot en met 17 september 2017, samen met anderen, een ander heeft geholpen bij het verkrijgen van toegang en verblijf in Nederland, terwijl zij wist dat dit wederrechtelijk was. De rechtbank had de verdachte (deels) vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor deze vrijspraken. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Het hof heeft ook geoordeeld dat het beslag op de in beslag genomen goederen van rechtswege is geëindigd, omdat deze al aan de verdachte waren teruggegeven. De op te leggen straf is gegrond op artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001271-18
datum uitspraak: 1 augustus 2024
TEGENSPRAAK
(na aanhouding raadsman niet gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-184005-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1976,
[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Met de advocaat-generaal leest het hof de tenlastelegging aldus dat de mensensmokkel van [naam] en/of één of meer andere(n) cumulatief zijn tenlastegelegd en dat er dus drie zelfstandig strafrechtelijke verwijten in de tenlastelegging zijn opgenomen.
De rechtbank heeft de verdachte (partieel) vrijgesproken van de als eerste en derde cumulatief tenlastegelegde mensensmokkel van [naam] en/of op één of meer andere(n).
Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze vrijspraken geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Sv is – voor zover in hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen – aan de verdachte tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 28 juli 2017 tot en met 17 september 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, en/of te Jakarta en/of Bali (Indonesië) en/of Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) en/of Qatar en/of Turkije en/of elders in Azië en/of het Midden Oosten,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten
- ( een persoon zich noemende) [naam], geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang en/of doorreis en/of verblijf in Nederland en/of Frankrijk en/of Zwitserland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of hem/haar/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s)(al dan niet tegen betaling van een geldbedrag of een het vooruitzicht gestelde beloning) (voor/aan) voornoemd(e) perso(o)n(en)
- ( in Jakarta) ontmoet en/of opgevangen en/of onderdak geboden en/of van eten voorzien en/of
- (meerdere) vliegticket(s) geregeld en/of betaald en/of beheerd (op haar telefoon en/of in haar e-mailaccount) en/of
- informatie verstrekt met betrekking tot de werkwijze van de smokkel (onder meer over het ondernemen van een reis onder de naam van een ander) en/of
- een (vals) visum van Italië geregeld en/of - (niet op zijn/haar/hun naam gestelde) paspoorten geregeld en/of
- hem/haar/hen aanwijzingen en/of instructies gegeven over de door hem/haar/hen af te leggen verklaring(en) en/of
- begeleid tijdens zijn/haar/hun reis/reizen naar Qatar en/of Dubai en/of Amsterdam en/of
- als tolk opgetreden tijdens zijn/haar/hun reis/reizen;
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 28 juli 2017 tot en met 17 september 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Jakarta en/of Bali (Indonesië) en/of Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) en/of Qatar een ander te weten
- een persoon zich noemende [naam], geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang en/of doorreis en/of verblijf in Nederland
en haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft verdachte (al dan niet tegen betaling van een geldbedrag of een in het vooruitzicht gestelde beloning) (voor/aan) voornoemde persoon;
- vliegticket(s) geregeld en/of beheerd (op haar telefoon en/of in haar e-mailaccount) en
- een niet op haar naam gesteld paspoort geregeld en
- begeleid tijdens haar reis naar Amsterdam en
- als tolk opgetreden tijdens haar reis,
terwijl zij, verdachte, wist dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is behulpzaam geweest bij de wederrechtelijke toegang tot Nederland van een persoon. De verdachte heeft hierbij onder meer zorg gedragen voor het verkrijgen van een paspoort van een persoon lijkend op de te smokkelen persoon, de vliegtickets geregeld en beheerd en diegene begeleid tijdens haar reis, waarbij zij tevens voor de gesmokkelde getolkt heeft.
Mensensmokkel doorkruist het overheidsbeleid aangaande bestrijding van illegaal verblijf in Nederland. Mensensmokkel draagt ook bij aan de instandhouding van een illegaal circuit waarin financieel voordeel wordt getrokken van kwetsbare mensen die aanzienlijke bedragen betalen en grote risico’s lopen tijdens hun reis, terwijl het maatschappelijk draagvlak om asielzoekers, onder wie ook politieke vluchtelingen, ruimhartig op te vangen daardoor wordt ondermijnd.
Het hof heeft gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden. Het hof weegt als strafverhogend element mee dat uit het dossier volgt hoezeer hier sprake was van een professionele werkwijze.
Gelet op de ernst van het feit is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. Wel acht het hof gelet op het voorgaande een lagere straf op zijn plaats dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof stelt echter vast dat bij de behandeling van de zaak in hoger beroep de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens met bijna 4,5 jaar is overschreden en dat dit matiging van de op te leggen gevangenisstraf tot gevolg moet hebben. De duur van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf zal daarom worden beperkt tot drie maanden, met aftrek van voorarrest.

Beslag

Het hof is van oordeel dat gelet op het feit dat blijkens correspondentie in het dossier de twee in beslag genomen telefoons en diverse soorten valuta in een geldbedrag van € 928,75 reeds zijn teruggeven aan de verdachte, het beslag van rechtswege is geëindigd op grond van artikel 134, tweede lid aanhef en onder a, Wetboek van Strafvordering. Ook zijn de onder de verdachte in beslag genomen diverse (schriftelijke) bescheiden reeds aan haar teruggegeven, blijkens de zich in het dossier bevindende beslagbescheiden, waardoor ook dit beslag van rechtswege is geëindigd. Derhalve resteert geen beslag waarover het hof een beslissing moet nemen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken van het eerste en derde cumulatief tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het (tweede cumulatief) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. M.L.M. van der Voet en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. R.J.C. Wegerif, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 augustus 2024.
Mr. N.E. Kwak is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]