ECLI:NL:GHAMS:2024:2175
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis in ontnemingszaak met vervanging van bewijsmiddelen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2024. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen een veroordeelde, geboren in 2005, die eerder was veroordeeld voor medeplegen van oplichting en diefstal door middel van valse sleutels, gepleegd op 18 oktober 2022. De rechtbank had de veroordeelde verplicht tot betaling van een geldbedrag van € 1.116,67 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 juni 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis van de rechtbank vroeg. De verdediging voerde aan dat er een andere verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel had plaatsgevonden dan door de rechtbank was aangenomen, maar het hof oordeelde dat deze stelling onvoldoende onderbouwd was. Het hof hechtte geen geloof aan de verklaring van de veroordeelde, die stelde dat hij door anderen was aangezet tot het delict en dat hij slechts het nodige had ontvangen in ruil voor zijn deelname.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met de aantekening dat de gebruikte bewijsmiddelen zullen worden vervangen door nieuwe bewijsmiddelen in een eventuele cassatieprocedure. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2024.