ECLI:NL:GHAMS:2024:2174
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis in ontnemingszaak met vervanging van bewijsmiddelen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2024. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen een veroordeelde, geboren in 2005, die eerder was veroordeeld voor medeplegen van oplichting en diefstal door middel van valse sleutels, gepleegd op 19 oktober 2022. De rechtbank had de veroordeelde verplicht tot betaling van een bedrag van € 4.746,67 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met de aanpassing dat de gebruikte bewijsmiddelen vervangen worden door nieuwe bewijsmiddelen die na eventueel cassatieberoep in de aanvulling op het arrest zullen worden opgenomen. De verdediging voerde aan dat er een andere verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel had plaatsgevonden dan door de rechtbank was aangenomen, maar het hof oordeelde dat deze stelling onvoldoende onderbouwd was. Het hof hechtte geen geloof aan de verklaring van de veroordeelde, die stelde dat hij door anderen was aangezet tot zijn daden en dat hij enkel voor eten, drinken en onderdak had gezorgd.
De beslissing van het hof bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de veroordeelde de verplichting tot betaling van het geldbedrag aan de Staat behoudt. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 12 juli 2024.