ECLI:NL:GHAMS:2024:2132

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
200.338.014/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de benoeming van een nieuwe bewindvoerder in een familiekwestie

In deze zaak gaat het om de benoeming van een nieuwe bewindvoerder voor de rechthebbende, die in hoger beroep is gegaan tegen de beslissing van de kantonrechter. De kantonrechter had op 21 november 2023 de zus van de rechthebbende in het gelijk gesteld en [Z] benoemd als nieuwe bewindvoerder, terwijl de rechthebbende wenste dat de voormalig bewindvoerder aanbleef. De rechthebbende, geboren in 1945, heeft te maken met dementie en verblijft in een verpleeghuis. De zus heeft het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder ingediend, omdat zij van mening is dat [Z] beter aansluit bij de culturele achtergrond van de rechthebbende.

De rechthebbende heeft op 19 februari 2024 hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juni 2024 zijn de rechthebbende, zijn zus en de nieuwe bewindvoerder [Z] aanwezig geweest. De voormalig bewindvoerder was afwezig. De rechthebbende heeft verklaard dat hij tevreden is met de huidige situatie en dat hij wil dat het zo blijft. Het hof heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de nieuwe bewindvoerder en de familie goed verloopt en dat er gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de voormalig bewindvoerder.

Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de rechthebbende voorop staat. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de rechthebbende en de positieve ontwikkeling in de samenwerking met de nieuwe bewindvoerder. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.338.014/01
zaaknummer rechtbank: 10700580 EB VERZ 23-10898 (BM 21623)
beschikking van de meervoudige kamer van 30 juli 2024 in de zaak van
[rechthebbende] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. S.N. Peijnenburg te Purmerend.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [de zus] , hierna te noemen: de zus;
- [de dochter] , hierna te noemen: de dochter;
- [Z] , h.o.d.n. [Z] Bewindvoering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: [Z] ;
- [X] , h.o.d.n. Adviesmix, gevestigd te Alkmaar, hierna te noemen: de voormalig bewindvoerder.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over wie de bewindvoerder van de rechthebbende moet zijn.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) heeft op 21 november 2023 het verzoek van de zus om een andere bewindvoerder te benoemen toegewezen en heeft [Z] als bewindvoerder benoemd (hierna: de bestreden beschikking).
De rechthebbende is het daar niet mee eens en wil dat de voormalig bewindvoerder zijn bewindvoerder blijft. De zus is het wel eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De rechthebbende is op 19 februari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De zus heeft op 30 april 2024 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de rechtbank van 15 maart 2024 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de rechthebbende van 30 mei 2024 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de zus van 7 juni 2024 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de rechthebbende van 18 juni 2024 met bijlagen;
- een e-mailbericht van de zijde van de zus van 18 juni 2024.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 20 juni 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat;
- de zus, bijgestaan door haar advocaat mr. R. Meinen te Amsterdam;
- [Z] .
De voormalig bewindvoerder is met bericht van afwezigheid niet verschenen.
2.5
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de voorzitter in aanwezigheid van de griffier met de rechthebbende gesproken. Tijdens de mondeling behandeling is de zakelijke inhoud van dit gesprek aan de aanwezigen meegedeeld.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1945. De rechthebbende is de vader van [de dochter] en de broer van [de zus] .
3.2
Bij beschikking van 1 juni 2017 heeft de kantonrechter over de goederen die rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden, met benoeming van de voormalig bewindvoerder.
3.3
Sinds eind 2022 is ook een mentorschap ingesteld ten behoeve van de rechthebbende.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking, op verzoek van de zus, de voormalig bewindvoerder ontslagen en [Z] benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
4.2
De rechthebbende verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder alsnog af te wijzen.
4.3
De zus verzoekt het hoger beroep van de rechthebbende af te wijzen, met bekrachtiging van de bestreden beschikking.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de rechter ontslag worden verleend met ingang van een door deze te bepalen dag, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
Op grond van artikel 1:435 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
De standpunten
5.2
Mr. Peijnenburg heeft namens de rechthebbende het volgende naar voren gebracht. Het hoger beroep is ingesteld na (een geluidsopname van) een gesprek tussen de rechthebbende, de voormalig bewindvoerder en de [Y] van het Leger des Heils, in december 2023 en een gesprek tussen de rechthebbende en mr. Peijnenburg in januari 2024. Tijdens die gesprekken was de rechthebbende nog helder van geest. Sinds enkele maanden is de rechthebbende minder helder. Uit die gesprekken in december 2023 en januari 2024 bleek dat de rechthebbende bij zijn voormalig bewindvoerder had willen blijven. De voormalig bewindvoerder had de rechthebbende geholpen in een moeilijke tijd waardoor hij zich veilig bij haar voelt. De zus wilde met de rechthebbende naar Suriname op vakantie, op kosten van de rechthebbende. Toen de voormalig bewindvoerder daar geen financiële ruimte voor zag en het verzoek afwees, heeft de zus de rechthebbende overgehaald om in te stemmen met een wijziging van bewindvoerder, aldus mr. Peijnenburg namens de rechthebbende.
5.3
De zus voert aan dat het beroepschrift lijkt te zijn ingediend op verzoek van de voormalig bewindvoerder. De rechthebbende is namelijk dementerend en verblijft in een verpleeghuis. Het inleidende verzoek is in overleg met de rechthebbende gedaan omdat de [Z] qua culturele achtergrond een betere match vormt met de rechthebbende en zijn familie dan de voormalig bewindvoerder. Uit de verklaring van de rechthebbende ter zitting bij de kantonrechter blijkt dat de rechthebbende het eens was met het verzoek tot wijziging, zoals te lezen is in het proces-verbaal. Voorheen was er voortdurende onenigheid over de financiën van de rechthebbende. Het gaat sinds de benoeming van [Z] goed, de zus en de rechthebbende zijn met toestemming van de huidige bewindvoerder van 3 maart 2024 tot en met 16 april 2024 samen naar Suriname geweest. Het opnieuw veranderen van bewindvoerder zou onnodig veel onrust geven, aldus de zus.
5.4
De dochter heeft ter zitting in hoger beroep verklaard over het ontstaan en het verloop van de volgens haar moeizame samenwerking tussen de familieleden van de rechthebbende en de voormalig bewindvoerder.
5.5
[Z] heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de bewindvoering goed verloopt. Met toestemming van de kantonrechter heeft zij het financieel mogelijk gemaakt dat de rechthebbende onder verzorgende begeleiding van zijn zus gedurende enkele weken in Suriname kon verblijven.
[Z] keert wekelijks een bedrag aan leefgeld uit, dat voor een deel wordt uitgegeven en voor een deel wordt gespaard. Zij heeft niet gekeken naar het verleden maar sinds haar betrokkenheid ziet zij geen onregelmatigheden op de leefgeldrekening.
De beoordeling
5.6
Los van de waarde die toegekend kan worden aan de overgelegde transcriptie van het gesprek van de voormalig bewindvoerder en de [Y] met de rechthebbende in december 2023 is uit het gesprek met de voorzitter gebleken dat de rechthebbende op dit moment niet goed in staat is om zijn voorkeur voor een bewindvoerder te uiten. Wel is uit zijn verklaring gebleken dat de rechthebbende tevreden is over de huidige stand van zaken en dat hij wil dat ‘het blijft zoals het nu is’.
5.7
Het hof overweegt voorts als volgt. Uit de stukken en uit hetgeen tijdens de zitting in hoger beroep is besproken, is gebleken dat het voor de familie, die nauw bij de rechthebbende betrokken is, prettig is dat [Z] (die de Surinaamse culturele achtergrond met de rechthebbende en de familie deelt) nu betrokken is als bewindvoerder.
Ten tijde van de bestreden beschikking was sprake van een verstoorde relatie en van veel onenigheid tussen de familie en de voormalig bewindvoerder over de financiën van de rechthebbende, waarin de rechthebbende ook zelf werd meegetrokken. Dit was niet in zijn belang, juist omdat er een nauwe familieband bestaat en de rechthebbende van zijn familie veel steun en begeleiding ontvangt.
Tussen [Z] en de familie blijkt de samenwerking goed te verlopen en de rechthebbende lijkt zelf ook tevreden te zijn met de huidige situatie.
Het hof is van oordeel dat sprake is van gewichtige redenen voor het ontslag van de voormalig bewindvoerder, nu de situatie waarbij de bewindvoerder is gewijzigd in het belang is van de rechthebbende en daarom bestendigd dient te worden. Het hof zal het in hoger beroep verzochte dan ook afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
Het hof merkt bij dit alles nog wel op dat niet is gebleken dat de voormalig bewindvoerder tekort is geschoten in de uitvoering van haar taken en werkzaamheden en dat de overstap naar een andere bewindvoerder slechts is gelegen in gewichtige persoonlijke omstandigheden van de betrokkene, zoals hierboven omschreven.
5.8
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. M.T. Hoogland en mr. C.E. Buitendijk, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 30 juli 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.