ECLI:NL:GHAMS:2024:2096
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontkenning van vaderschap en de tijdslimiet voor verzoek tot ontkenning
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontkenning van het vaderschap door de man ten aanzien van [verweerder]. De man, die in 1988 met de moeder van [verweerder] was getrouwd, verzocht om de ontkenning van het vaderschap, omdat hij nooit seksuele gemeenschap met de moeder heeft gehad en pas in 2022 op de hoogte was van het bestaan van [verweerder]. De rechtbank had de man echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat hij de wettelijke termijn voor het indienen van een verzoek tot ontkenning had overschreden. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de man niet aannemelijk had gemaakt dat hij pas in 2022 op de hoogte was van het bestaan van [verweerder]. Het hof benadrukte het belang van rechtszekerheid en de bescherming van de belangen van het kind, en oordeelde dat de termijnoverschrijding niet gerechtvaardigd was. De man had in 1993 al kennis genomen van het bestaan van [verweerder] tijdens de echtscheidingsprocedure, wat zijn verzoek tot ontkenning van het vaderschap ongeldig maakte. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de man af.