ECLI:NL:GHAMS:2024:2090

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
200.335.176/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag over de minderjarigen [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 20 oktober 2023, waarin het gezamenlijk gezag werd beëindigd en de moeder alleen het gezag werd toegekend. De vader stelde dat de communicatie tussen hem en de moeder niet voldoende reden was om het gezamenlijk gezag te beëindigen, en dat hij betrokken wilde blijven in het leven van de kinderen. De moeder daarentegen betoogde dat de communicatie zo verstoord was dat samenwerking niet mogelijk was, en dat dit in het belang van de kinderen was.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord was en dat dit in het belang van de kinderen een onaanvaardbaar risico met zich meebracht. De vader had in het verleden meerdere keren zijn toestemming voor belangrijke beslissingen geweigerd, wat de moeder in een moeilijke positie bracht. Het hof concludeerde dat het gezamenlijk gezag beëindigd moest worden en dat de moeder alleen het gezag moest krijgen.

Daarnaast heeft het hof ook de omgangsregeling beoordeeld. De vader verzocht om een uitbreiding van de omgang met de kinderen, maar het hof oordeelde dat de huidige regeling, waarbij de kinderen onder begeleiding bij de vader verblijven, moest worden voortgezet. De omgangsbegeleiding was noodzakelijk om de kinderen de stabiliteit en ondersteuning te bieden die zij nodig hadden. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.335.176/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/335544/FA RK 22-6222
Beschikking van de meervoudige kamer van 23 juli 2024 inzake
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.A.J. van Putten te Almere,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. van Espen te [plaats B] .
Als belanghebbende zijn door het hof aangemerkt:
[kind 1] (hierna; [kind 1] );
[kind 2] (hierna: [kind 2] );
[kind 3] (hierna [kind 3] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie: Haarlem
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) van 20 oktober 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 24 november 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 oktober 2023.
2.2
De moeder heeft op 16 januari 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is daarnaast op 23 april 2024 een bericht van de vrouw met bijlagen ingekomen.
2.4
De oudste raadsheer heeft voorafgaand aan de zitting met [kind 1] gesproken.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 29 april 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
- de raad, vertegenwoordigd door V.A.S. Regout.
De vader is, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2019 in de gemeente [plaats B] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 14 januari 2021 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank, locatie Alkmaar, van 28 oktober 2020.
3.2
Partijen zijn ouders van de minderjarigen
[kind 1] , geboren [in] 2009,
[kind 2] , geboren [in] 2013,
[kind 3] , geboren [in] 2020.
Na de echtscheiding zijn de ouders gezamenlijk belast gebleven met het gezag over de minderjarigen.
3.3
De vader heeft zes kinderen uit eerdere relaties, waaronder [kind 4] (hierna: [kind 4] ). Deze zaak ziet op [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] .
3.4
In voormelde beschikking van 28 oktober 2020 is bepaald, voor zover hier van
belang, dat:
a. de hoofdverblijfplaats van deze minderjarigen bij de moeder is;
b. de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna te noemen: zorgregeling)
tussen de minderjarigen en de vader als volgt zal zijn:
één maal per twee weken van vrijdagmiddag om 15.15 uur uit school tot zondag
18
uur, waarbij de minderjarigen bij de vader het avondeten hebben gehad;
de schoolvakanties en feestdagen ten aanzien van de minderjarigen [kind 1]
en [kind 2] bij helfte in onderling overleg zullen worden verdeeld;
de vakanties en feestdagen zullen ten aanzien van de minderjarige [kind 3]
in onderling overleg worden verdeeld.
3.5
De minderjarigen [kind 1] en [kind 2] hebben onder toezicht gestaan
van de GI van 26 augustus 2019 tot 26 september 2020. De minderjarige [kind 3]
heeft onder toezicht gestaan van de G1 van 2 december 2019 tot 2 december 2020.
3.6
Blijkens een proces-verbaal van mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 29a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) heeft de rechtbank op 18 april 2023 bij wijze van voorlopige voorziening een zorgregeling vastgesteld, inhoudende dat [kind 2] en [kind 3] één maal per twee weken bij de vader verblijven op zaterdag van 10:00 uur tot 13:00 uur, onder begeleiding van een professionele organisatie, bij voorkeur via 1. [plaats B] door [X] van de Ambulante Coach. [kind 1] heeft geen omgang met de vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] te beëindigen en te bepalen dat aan haar alleen het gezag toekomt toegewezen en is zij met het eenhoofdig gezag belast. Daarnaast is met wijziging van de beschikking van de rechtbank van 28 oktober 2020, de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld: [kind 2] en [kind 3] verblijven bij de vader: één maal per twee weken op zaterdag van 10:00 uur tot 14:00 uur, onder begeleiding van een professionele organisatie, bij voorkeur via 1. [plaats B] door [X] van de Ambulante Coach. Het meer of anders verzochte is door de rechtbank afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen te belasten met het gezag over de kinderen alsnog af te wijzen, alsmede het verzoek van de moeder ter zake de beperkte omgangsregeling tussen de vader en [kind 3] en [kind 2] af te wijzen, dan wel een beslissing te nemen als het hof in goede justitie meent te moeten nemen.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
Standpunten
5.1
De vader meent dat de rechtbank ten onrechte het gezamenlijk gezag heeft beëindigd en ten onrechte heeft bepaald dat alleen de moeder het gezag over [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] toekomt. De vader erkent dat de onderlinge communicatie stroef verloopt, maar dit is onvoldoende reden om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Niet is gebleken dat de kinderen klem zitten tussen partijen. Ook in het geval de kinderen klem zouden zitten zou volgens de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:533) het gezamenlijk gezag in stand kunnen worden gelaten als instrument om het familieleven tussen die ouder en de kinderen te verwezenlijken. Daarbij moet een belangenafweging gemaakt worden welke optie voor het kind het minst schadelijk is. De vader wil graag betrokken worden in het leven van de kinderen en wil de zorg voor hen dragen. De vader heeft het idee dat de moeder hem steeds meer uit het leven van de kinderen probeert te weren. De vader is bang dat indien hij het gezag niet meer heeft hij geheel uit het leven van de kinderen verdwijnt. Ten aanzien van het verlenen van toestemming voor gezagsbeslissingen merkt hij op dat hoewel hij in eerste instantie geen toestemming had verleend voor het intelligentieonderzoek bij [kind 2] , hij alsnog zijn toestemming heeft verleend. Dat hij geen toestemming voor de ADHD medicatie van [kind 2] heeft gegeven betekent niet dat hij andere medische beslissingen blokkeert.
5.2
De moeder is het eens met de beslissing van de rechtbank. Er is sprake van dusdanig verstoorde communicatie tussen partijen dat constructieve samenwerking niet mogelijk is. Hierdoor raken de kinderen klem en verloren tussen partijen. Ook dwarsboomt de vader gezagsbeslissingen zoals het niet geven van toestemming voor medicatie of een medische behandeling voor [kind 2] . De vader heeft hierbij onvoldoende het belang van de kinderen voor ogen, maar doet dit slechts om haar dwars te zitten. Hierdoor kunnen beslissingen niet voortvarend worden genomen.
De moeder draagt de dagelijkse zorg voor de kinderen en heeft zicht op wat zij nodig hebben. Het is dan ook niet aan de vader om haar visie hierin ter discussie te stellen, zonder om extra informatie te vragen of zich te laten voorlichten. Zij betwist dat zij de vader weert uit het leven de kinderen, zij stimuleert het contact met de vader.
Advies van de raad
5.3
De raad heeft het hof geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Volgens de raad is de communicatie tussen de ouders dusdanig verstoord dat zij gezamenlijk geen beslissingen in het belang van de kinderen kunnen nemen. De raad ziet niet in dat deze situatie binnen afzienbare termijn zal veranderen nu de ouders geen hulpverlening op het gebied van de onderlinge communicatie ontvangen.
Beoordeling door het hof
5.4
Het hof is het eens met de beschikking van de rechtbank waarin bepaald is dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en wordt bepaald dat de moeder alleen het gezag toekomt. Het hof is het eens met de redenen die de rechtbank hiervoor heeft gegeven. Daartoe is het volgende van belang.
5.5
Het hof stelt voorop dat gezamenlijk gezag van de ouders over hun kind het uitgangspunt van de wetgever is. Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen, het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. In dit artikel wordt verwezen naar de toetsingsgronden in artikel 1:251a lid 1 BW. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien: (a.) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of (b.) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.6
Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.7
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat dat de ouders er in de afgelopen jaren niet in zijn geslaagd om tot een vorm van samenwerking te komen. De communicatie tussen de ouders is nog altijd ernstig verstoord. De communicatie is beperkt tot een minimum bij de overdracht. In het dossier bevinden zich meerdere WhatsAppberichten en e-mails waaruit blijkt dat de verhoudingen gespannen zijn en de vader de moeder regelmatig zwartmaakt, ook naar de kinderen toe. Bovendien heeft de vader zich op meerdere momenten onbetrouwbaar getoond wanneer er gezagsbeslissingen moesten worden genomen. Zo heeft de vader in 2022 in eerste instantie zijn toestemming geweigerd voor een traject bij Parlan om vervolgens de moeder toch toestemming te geven en zich geheel te onthouden van verdere bemoeienis vanwege persoonlijke problemen. Ditzelfde geldt voor een intelligentieonderzoek van [kind 2] waartegen de vader zich eerst lange tijd heeft verzet. Daarnaast heeft de vader de toestemming voor het verstrekken van ADHD medicatie voor [kind 2] geweigerd. Hierdoor was de moeder genoodzaakt gedurende de vakantie medicatie op te sparen zodat hij wel medicatie zou hebben als hij naar school zou gaan. [kind 2] heeft deze medicatie nodig om zich te kunnen concentreren op school. Het weigeren van deze toestemming is dan strijdig met in het belang van [kind 2] .
Door het gebrek aan communicatie en de wisselende betrouwbaarheid van de vader in het geven van toestemming kunnen gezagsbeslissingen niet voortvarend worden genomen. Het hof ziet geen aanwijzingen dat partijen in de nabije toekomst wel op ouderniveau met elkaar zouden kunnen overleggen over de kinderen nu deze situatie al jaren voortduurt en partijen thans geen hulp meer ontvangen om te werken aan de onderlinge communicatie. Door de afwezigheid van de vader ter zitting heeft het hof ook niet nader kunnen onderzoeken op welke wijze hij invulling zou willen geven aan het gezag. Het voorgaande maakt dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen en te bepalen dat de moeder alleen het gezag toekomt. Het hof zal gelet op het voorgaande dan ook de bestreden beschikking bekrachtigen ten aanzien van het gezag en het verzoek van de vader afwijzen.
Omgang
Standpunten
5.8
De vader zou [kind 2] en [kind 3] graag vaker willen zien. Hij vindt de huidige omgangsregeling te beperkt en wil graag dat [kind 2] en [kind 3] dezelfde omgangsregeling zouden hebben als [kind 4] , een zoon uit een vorige relatie. [kind 4] en [kind 2] kunnen het goed met elkaar vinden en dan hebben zij meer tijd samen. Hij zou graag zien dat [kind 2] en [kind 3] om de zaterdag bij hem verblijven van 10:00 uur tot 13:00 uur onder begeleiding en daarna zonder begeleiding tot 19:00 uur.
5.9
De moeder vindt dat de omgangsregeling tussen de vader en [kind 3] en [kind 2] waarbij zij om de week op zaterdag van 10:00 uur tot 14:00 onder begeleiding bij de vader verblijven goed verloopt. De moeder heeft gelet op het verleden nog wel onvoldoende vertrouwen in de vader om de omgang onbegeleid te laten verlopen. Dat [kind 4] langer omgang heeft met de vader maakt niet dat de omgangsregeling op elkaar afgestemd moeten worden. [kind 2] spreekt ook met [kind 4] af als hij niet bij de vader is. Indien [kind 2] in de toekomst de wens heeft om langer bij de vader te verblijven kan dat worden besproken, maar dat is op dit moment niet aan de orde.
Advies van de raad:
5.1
De raad heeft het hof geadviseerd te bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad ziet op dit moment geen mogelijkheid tot onbegeleide omgang. Ook ziet de raad geen reden om thans de omgang uit te breiden.
Oordeel van het hof
5.11
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.12
Het hof ziet geen reden om door de rechtbank gewijzigde omgangsregeling waarbij [kind 2] en [kind 3] om de zaterdag van 10:00 uur tot 14:00 uur onder begeleiding van 1. [plaats B] bij de vader verblijven verder uit te breiden. Daartoe is van belang dat de huidige omgangsregeling nog niet is geëvalueerd, omdat de vader de evaluatiemomenten heeft afgezegd. Dit is ter zitting niet weersproken. Gebleken is dat de omgangregeling in het verleden niet structureel werd nagekomen. Uit de overgelegde omgangsverslagen over de afgelopen periode blijkt dat op dit moment sprake is van een wisselend positief beeld. Zo blijkt dat de omgang over het algemeen, zoals de moeder ook onderschrijft, goed verloopt, maar ook dat er regelmatig sprake is van een confrontatie tussen de vader en [kind 2] . Zo blijkt uit het omgangsverslag van 27 januari 2024 dat [kind 2] na het omgangsmoment van slag was omdat de vader tegen hem geschreeuwd zou hebben. Ook uit het rapport van 9 maart 2024 blijkt dat er sprake was van onenigheid tussen de vader en [kind 2] , hetgeen [kind 2] als onprettig heeft ervaren. Daarnaast blijkt uit de in het dossier overgelegde WhatsApp communicatie dat de vader kan uitvallen tegen [kind 2] en zich daarbij ook zeer negatief uitlaat over de moeder.
[kind 2] heeft, gelet op zijn kindeigen problematiek, in zowel de school als thuissituatie evenwichtige aansturing nodig. Tijdens de omgangsmomenten kan dit evenmin worden gemist. De omgangsbegeleiding kan de vader hierin handvatten geven. Bovendien houdt de omgangbegeleiding toezicht of de vader nuchter is tijdens de omgangsmomenten, hetgeen eveneens noodzakelijk is in het belang van de kinderen. Het hof is dan ook van oordeel dat de omgang op dit moment begeleid moet blijven en zal daarom de door de vader verzochte onbegeleide uitbreiding van de omgang afwijzen. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het hof,
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het in hoger beroep anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van Tol als griffier en is op 23 juli 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.