ECLI:NL:GHAMS:2024:2084

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
200.293.985/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte. Mutatieschade en vergoeding voor gebruik woning na einde huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep in een geschil over huur woonruimte, specifiek met betrekking tot mutatieschade en een vergoeding voor het gebruik van de woning na het einde van de huurovereenkomst. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.R. Dicke, heeft in eerdere procedures verschillende incidenten opgeworpen, waaronder een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging en het treffen van een voorlopige voorziening. Het hof heeft in eerdere tussenarresten beslissingen genomen over de ontvankelijkheid van de appellant en de toewijzing van herstelkosten aan de appellant door de geïntimeerde, die vertegenwoordigd wordt door advocaat mr. P.P. Klokkers.

In het derde tussenarrest heeft het hof overwogen dat de appellant voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de geïntimeerde de woning heeft gebruikt in de relevante periode. De getuige heeft verklaard dat hij observaties heeft gedaan en deze heeft gerapporteerd aan de partner van de appellant via WhatsApp. De geïntimeerde heeft betwist dat deze berichten authentiek zijn, maar het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor deze bewering. Het hof heeft de vordering van de appellant tot betaling van een gebruiksvergoeding voor de periode van 1 mei 2020 tot 14 juli 2020 toegewezen, evenals de herstelkosten.

De slotsom van het hof is dat het principaal hoger beroep van de appellant succesvol is, terwijl het incidenteel hoger beroep van de geïntimeerde geen succes heeft. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd voor zover in conventie en heeft de geïntimeerde veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen aan de appellant, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Het hof heeft ook de eerdere beslissingen van de kantonrechter bekrachtigd, met uitzondering van de beslissing tot opheffing van het beslag dat door de appellant was gelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.293.985/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 8602445/ CV EXPL 210-11320
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 juli 2024
in de zaak van
[appellant] ,
wonend te [plaats 1] , Verenigde Staten,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. T.R. Dicke te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend te [plaats 2] ,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellant,
advocaat: mr. P.P. Klokkers te Amsterdam.
Partijen worden hierna weer [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Verder verloop van het geding

1.1
Het hof heeft op 6 juli 2021een tussenarrest gewezen in twee door [appellant] opgeworpen incidenten (vordering schorsing tenuitvoerlegging en treffen voorlopige voorziening; hierna: het eerste tussenarrest). Vervolgens heeft het hof in de hoofdzaak op 21 maart 2023 en 21 november 2023 tussenarresten gewezen (hierna: het tweede respectievelijk het derde tussenarrest). Voor het verloop van het geding tot laatstgenoemde datum verwijst het hof naar het derde tussenarrest.
1.2
Bij het tweede tussenarrest heeft het hof de volgende beslissingen genomen:
- [appellant] is ontvankelijk in haar hoger beroep;
- [appellant] heeft geen dwangsommen verbeurd;
- [geïntimeerde] dient aan [appellant] een bedrag te betalen van € 3.500,- aan herstelkosten, inclusief schoonmaakkosten en reinigingskosten voor de bank en kosten voor reparatie van het bed;
- [appellant] wordt toegelaten tot bewijs van haar stelling dat [geïntimeerde] de woning in de periode 1 mei 2020 tot 14 juli 2020 heeft gebruikt dan wel heeft laten gebruiken.
1.3
[appellant] heeft één getuige (hierna: [naam] ; abusievelijk staat in het pv getuigenverhoor [naam] ) laten horen. [geïntimeerde] heeft daarna afgezien van contra-enquête. Vervolgens heeft [appellant] als nader bewijs prints overgelegd van WhatsApp-berichten die volgens haar tussen haar partner en [naam] zijn gewisseld naar aanleiding van de observaties door [naam] (hierna: de prints). [geïntimeerde] heeft daartegen primair bezwaar gemaakt op de grond dat de prints te laat zijn overgelegd en bovendien waarschijnlijk vals zijn. [geïntimeerde] heeft van dat laatste bewijs aangeboden. Subsidiair heeft [geïntimeerde] heropening van de contra-enquête verzocht. Voor dat geval heeft [geïntimeerde] aangekondigd naast zichzelf nog vijf andere getuigen te willen laten horen.
1.4
In het derde tussenarrest heeft het hof overwogen dat het tijdstip van indiening van de prints weliswaar vragen oproept, maar onvoldoende is voor het oordeel dat de prints te laat in het geding zijn gebracht of de conclusie dat ze vervalst zijn. Het hof heeft vervolgens [geïntimeerde] tot bewijslevering toegelaten en daartoe de contra-enquête heropend.
1.5
Voorafgaande aan de in mei 2024 geplande contra-enquête heeft de advocaat van [geïntimeerde] aan het hof laten weten dat zijn cliënt afziet van het horen van getuigen in contra-enquête. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor arrest.

2.Verdere beoordeling

2.1
Sinds het tweede tussenarrest ligt enkel nog het punt van een eventuele gebruiksvergoeding voor de periode 1 mei 2020 tot 14 juli 2020 ter beoordeling voor. Ter uitvoering van de aan haar opgedragen bewijsvoering heeft [appellant] het volgende bewijs bijeen gebracht.
2.2
De getuige [naam] heeft op 20 juni 2023 onder meer het volgende verklaard:
Ik heb een incassobureau en adverteer daarmee via Instagram. Ik ben in april 2020 door dhr. [appellant][partner [appellant] , hof]
benaderd om een bepaald adres te observeren. Het betrof (…)[de woning, hof]
. Voorafgaand aan dit getuigenverhoor heb ik dit nog opgezocht in mijn notities. Ik noem dit verder hierna: de woning. Dhr. [appellant] zei daarbij dat hij een geschil had wat over die woning ging, en dat het daarvoor nodig was dat ik daar een paar keer ging kijken. Ik weet nog dat dit contact in april 2020 was, omdat ik dat heb teruggelezen in mijn notities. (…)
U vraagt mij nogmaals of dhr. [appellant] niet nog iets meer heeft gezegd over de reden waarom hij wilde dat ik op dit adres ging kijken. Hij heeft mij gevraagd of ik wilde kijken of op dat adres mensen aanwezig waren en daarbij gezegd dat hij er een naar onderbuikgevoel over had. Verder heeft hij daar niets over gezegd, en ik heb er ook niet naar gevraagd. Het was een open opdracht: ga kijken wat er op dat adres gebeurt.
Ik ben er drie of vier keer geweest. Ik weet niet precies op welke data dat was. Ik heb dat niet in mijn notities terug kunnen vinden. Ik weet nog wel dat tussen de bezoeken ongeveer twee weken zaten.
De eerste keer heb ik ongeveer een uurtje bij de woning gepost. Het is een galerijwoning en het betreft de op één na laatste woning van de galerij. Ik dacht dat het op de tweede verdieping was, maar ik weet dat niet meer zeker. Ik stond aan de achterkant van het complex(…) Vanaf daar kon ik de voordeur van de woning zien. Ik zag toen een aantal mensen in en uit gaan. Ik weet niet meer hoeveel mensen dat waren, ook niet of het een grote groep was of slechts enkele personen. Ik weet ook niet meer hoe vaak zij de woning binnengingen of verlieten.
De tweede keer wilde ik van dichterbij de woning bekijken. Ik heb toen bij de centrale toegangsdeur op een willekeurige bel gedrukt om het complex binnen te komen. Er was toen iemand die reageerde, en ik heb toen gezegd dat ik namens een incassobureau onderzoek wilde doen op het adres van de woning. De persoon waar ik heb aangebeld heeft mij toen binnengelaten. (…)
(…) ben ik naar de woning gelopen. Ik zag dat de gordijnen open waren en er spullen op het bed lagen. De gordijnen waar ik het over heb waren van het raam aan de galerijkant. Ik weet niet meer of er meer ramen aan de galerijkant waren en ook niet of je via dat raam zicht had op de hele woning. Dat er gordijnen open waren en spullen op het bed lagen heb ik terug kunnen lezen in mijn notities. Daarbij heb ik echter geen datum vermeld.
De derde keer heb ik op het adres van de woning aangebeld bij de centrale toegangsdeur. Er werd toen open gedaan. Ik ben vervolgens naar de voordeur van de woning gegaan. Er stond een vrouw van 30 of 40 jaar in de deuropening. Ik kan haar verder niet omschrijven, behalve dan dat zij gebrekkig Engels sprak. Ik heb uitgelegd dat ik kwam om op dit adres observaties te doen, om te kijken of alles goed ging. Eigenlijk wilde ik nog naar binnen, maar dat ging niet, want de vrouw deed de deur dicht. Tijdens het contact dat ik met de vrouw had, heb ik wel in de hal jassen zien hangen. Ik ben toen vertrokken.
Van elk bezoek heb ik mijn bevindingen via WhatsApp met dhr. [appellant] gedeeld. Dat deed ik steeds op de dag waarop ik bij de woning was geweest.
2.3
De prints betreffen volgens [appellant] de door [naam] genoemde Whatsappberichten aan haar partner. Zij houden onder meer het volgende in:
14 mei 2020
Hi,
Ik heb vandaag best een tijd gestaan.[woning, hof]
gevonden. Lijkt op normale bewoning omdat er mensen in en uit gingen. (…) Geen stiekem gedoe (…).
3 juni 2020
Vandaag weer geweest. (…) Gordijen ware open dus even binnen gekeken. Kleren op een oranje strijkplank en ook op bed. Strijker op bed met hoop kleren en wat vieze borden+bestek. Spiegel beetje beslagen.
14 juni 2020
(…) Naar de galerij geweest. Sterke bbq rook lucht. Van beneden te zien was er een bbq feestje of iets want er was rook en groepje mensen op balkon door elkaar te kletsen en lachen. Donkere mensen, werd geen NL gesproken.
29 juni 2020
Gisteren weer geweest (…). Dit keer maar aangebeld en ze deden gewoon open..! Ik (…) gewoon kenbaar gemaakt dat ik polshoogte wilde nemen. Was een donkere vrouw. Ze schrok duidelijk en gooide snel de deur dicht. Maar ik zag wel jassen en ook tassen. Tv stond ook hard en ik hoorde 2 andere met elkaar in een taal praten. Accent was pakistaans of indisch achtig.
2.4
Volgens [geïntimeerde] heeft het er ‘alle schijn’ van dat de prints vervalsingen zijn. Blijkens zijn toelichting is dit een veronderstelling van [geïntimeerde] gegrond op zijn stelling dat [appellant] in eerste aanleg een vervalsing van een huurovereenkomst heeft overgelegd, dat zij haar vordering mutatiekosten steeds verder opschroefde en dat de prints mooi aansluiten bij de verklaring van [naam] . Ook valt dit bewijs niet te rijmen met de eerder door [appellant] ingenomen processuele standpunten, aldus [geïntimeerde] .
2.5
Dat [appellant] een vervalste huurovereenkomst heeft overgelegd is niet gebleken. In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter in 1.2 vastgesteld dat tussen partijen verschillende (concept-)versies van de (schriftelijke) huurovereenkomst zijn gewisseld, in het Engels en in het Nederlands, alle gedateerd op 30 april 2019. [geïntimeerde] heeft dat niet betwist. Verder heeft [appellant] de wijziging van de door haar gevorderde mutatiekosten voldoende toegelicht (zie ook rov. 4.15 van het tweede tussenarrest). Dat de prints ‘mooi aansluiten’ bij de verklaring van [naam] is geen aanwijzing dat ze vals zijn. Het is even goed of juist des te meer een aanwijzing dat de prints niet vervalst zijn. Van belang is ook dat [naam] op de vraag van de rechter-commissaris over de data van zijn observaties heeft geantwoord dat hij van elke observatie per Whatsapp verslag deed aan de partner van [appellant] en dat [naam] geen belang heeft bij het afleggen van een onware verklaring. Het dossier en de stellingen van [geïntimeerde] bieden onvoldoende aanknopingspunten voor een conclusie dat [naam] van zijn observaties niet per Whatsapp verslag deed en/of dat de prints geen prints zijn van de berichten die [naam] aan de partner van [appellant] heeft gestuurd.
2.6
Het hof gaat dan ook uit van de juistheid van de inhoud van de prints. Gelet hierop en in samenhang met de verklaring van [naam] acht het hof [appellant] geslaagd in het aan haar opgedragen bewijs. De tijdstippen van de observaties (14 mei en 3, 14 en 29 juni 2020) zijn bovendien voldoende representatief voor de relevante periode (1 mei 2020 tot 14 juli 2020). [geïntimeerde] heeft overigens ook niet het tegendeel aangevoerd.
2.7
De vordering tot betaling van een vergoeding voor gebruik van de woning in de periode 1 mei 2020 tot 14 juli 2020 is daarom toewijsbaar. [geïntimeerde] heeft de hoogte van het gevorderde bedrag (€ 3.875,-) niet betwist.
Extra deurwaarderskosten en beslagkosten
2.8
De door [appellant] gevorderde ‘extra kosten deurwaarder’ zullen worden afgewezen. De verschuldigdheid van deze kosten is betwist en bovendien ontbreekt een duidelijke grondslag daarvoor. Wat de gevorderde beslagkosten betreft heeft [geïntimeerde] gewezen op het op 2 april 2021 tussen partijen in kort geding gewezen vonnis. Daarin is overwogen dat [appellant] bij het indienen van het beslagrekest in strijd heeft gehandeld met artikel 21 Rv. De voorzieningenrechter heeft het door [appellant] ten laste van [geïntimeerde] gelegde beslag opgeheven en [appellant] veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding en de proceskosten. In die uitkomst ziet het hof aanleiding de in deze procedure gevorderde beslagkosten af te wijzen.
Slotsom
2.9
De slotsom is dat het principaal hoger beroep van [appellant] succes heeft. Dat het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] geen succes heeft (op één onderdeel na, dat echter niet tot toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] in hoger beroep leidt), had het hof al beslist in het tweede tussenarrest (rov. 4.11).
2.1
Het hof roept verder in herinnering dat het hoger beroep van [appellant] alleen was gericht tegen het vonnis voor zover in conventie gewezen (rov. 4.4 tweede tussenarrest) en het hoger beroep van [geïntimeerde] alleen tegen het vonnis voor zover in reconventie gewezen (rov. 4.5 tweede tussenarrest). Gelet hierop en op de hiervoor gegeven oordelen naar aanleiding van alle grieven is de uitkomst als volgt:
- het in conventie gewezen vonnis zal worden vernietigd en in plaats daarvan zullen de vorderingen van [appellant] inzake de mutatieschade en de gebruiksvergoeding als hierna te melden worden toegewezen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, inclusief de kosten van het incident en de getuige taxe;
- het in reconventie bestreden vonnis zal enkel op het punt van de beslissing tot opheffing van het door [appellant] gelegde beslag worden vernietigd (rov. 4.11 tweede tussenarrest) en voor het overige worden bekrachtigd. De in hoger beroep gewijzigde vorderingen van [geïntimeerde] zullen worden afgewezen;
- [geïntimeerde] zal als overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties (met uitzondering van de kosten in eerste aanleg in de procedure in reconventie; tegen dat vonnis heeft [appellant] immers geen hoger beroep ingesteld).

3.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen en voor zover in reconventie gewezen uitsluitend voor zover het de onder het tweede en derde gedachtestreepje van IV gelaste opheffing van een door [appellant] ten laste van [geïntimeerde] gelegd beslag betreft;
en doet in zoverre opnieuw recht als volgt:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 3.500,- aan herstelkosten, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 24 juli 2020 tot aan de voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 3.875,- als gebruiksvergoeding voor de periode 1 mei 2020 tot 14 juli 2020, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 24 juli 2020 tot aan de voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 339,09 aan verschotten en op € 746,- aan salaris gemachtigde;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in principaal en incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant] vastgesteld op € 1.078,01 aan verschotten en op € 5.463,- aan salaris;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, M.A. Wabeke en A.L. Op 't Hoog en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.