ECLI:NL:GHAMS:2024:2071

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
200338472/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht in klacht tegen notaris

In deze zaak heeft klager, zonder vaste woon- of verblijfplaats, op 6 maart 2024 een beroepschrift ingediend tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat in Amsterdam van 8 februari 2024. Klager werd op 7 maart 2024 geïnformeerd dat hij griffierecht van € 50,- diende te betalen binnen 28 dagen na de datum van de nota. Ondanks een herinneringsbrief op 5 april 2024, waarin klager werd gewezen op de risico's van niet-tijdige betaling, werd het griffierecht pas op 4 mei 2024 voldaan. Het hof heeft klager op 15 mei 2024 de gelegenheid gegeven om schriftelijk te reageren op de reden van de vertraging in de betaling. Klager heeft op 14 juni 2024 gereageerd, maar de notarissen hebben op 4 juli 2024 hun zienswijze gegeven. Het hof oordeelt dat het griffierecht niet tijdig is betaald en dat klager geen verschoonbare redenen heeft aangevoerd voor deze vertraging. Het hof concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de indiener van het beroepschrift griffierecht verschuldigd is en dit niet tijdig is voldaan. De beslissing is op 30 juli 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.338.472/01 NOT
nummers eerste aanleg: 721341/NT 22-25 en 721342/NT 22-26
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 30 juli 2024
inzake
[appellant] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
appellant,
tegen

1.[notaris 1] ,

notaris te [plaats] .
en
2.
[notaris 2],
toegevoegd notaris te [plaats] ,
gemachtigde: mr. N.A.M.E.C. Fanoy, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna klager en de notaris, respectievelijk de toegevoegd notaris (samen te noemen: de notarissen) genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Klager heeft op 6 maart 2024 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 8 februari 2024 (ECLI:NL:TNORAMS:2024:5).
1.2.
Op 7 maart 2024 is aan klager een nota verzonden met de mededeling (i) dat voor de behandeling van het beroepschrift griffierecht is verschuldigd, (ii) dat het bedrag van € 50,- aan griffierecht uiterlijk 28 dagen na dagtekening van de nota moet worden betaald en (iii) dat als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, het beroepschrift in beginsel niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen. De nota is verzonden naar het adres zoals opgenomen in het beroepschrift.
1.3.
Op 5 april 2024 is aan klager een herinneringsbrief gezonden, waarbij een termijn van veertien dagen is gegeven om het verschuldigde bedrag alsnog over te maken op het bankrekeningnummer dat in die brief is genoemd. In die brief is gewezen op het risico van niet-ontvankelijkverklaring indien het genoemde bedrag niet binnen de gestelde termijn is overgemaakt.
1.4.
Op 4 mei 2024 heeft klager het griffierecht voldaan
1.5.
Bij brief van 15 mei 2024 heeft het hof klager in de gelegenheid gesteld om zich binnen een termijn van vier weken schriftelijk uit te laten over de reden voor het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.
1.6.
Naar aanleiding van de onder 1.5. genoemde brief heeft klager op 14 juni 2024 per e-mail een schriftelijke reactie bij het hof ingediend.
1.7.
De notarissen hebben op 4 juli 2024 per e-mail hun zienswijze gegeven.

2.Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 99 leden 2 en 3 in verbinding met artikel 107 lid 3 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) is de indiener van het beroepschrift griffierecht verschuldigd. Indien het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, wordt het hoger beroep op grond van artikel 99 lid 9 in verbinding met artikel 107 lid 3 Wna nietontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de zaak niet (inhoudelijk) door het hof wordt behandeld.
2.2.
Het hof stelt vast dat het door klager verschuldigde griffierecht niet binnen de daarvoor gestelde termijnen is bijgeschreven op het daartoe bekend gemaakte bankrekeningnummer.
2.3.
Klager heeft aangevoerd dat zijn post wordt verstuurd naar een postadres omdat hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Door de vertraging van de ontvangst van deze post draagt klager pas veel later kennis van de inhoud van de correspondentie.
2.4.
Het feit dat klager zijn post ontvangt op een postadres en daardoor (mogelijk) pas na enige tijd daarvan kennis neemt, ontheft klager niet van zijn verplichting het griffierecht tijdig te voldoen. Klager wordt geacht te weten dat hij voor het hoger beroep griffierecht verschuldigd is en het ligt op zijn weg ervoor te zorgen dat hij correspondentie over het door hem ingediende beroepschrift binnen een redelijke termijn onder ogen krijgt. Dat hij dit niet heeft gedaan komt voor zijn eigen rekening en risico. Het hof is daarom van oordeel dat klager geen omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan de niet tijdige betaling van het griffierecht verschoonbaar is. Het hoger beroep van klager zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.Beslissing

Het hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W.M. Tromp, J.C.W. Rang en J.H. Lieber en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024 door de rolraadsheer.