ECLI:NL:GHAMS:2024:2070

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
200.336.277/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over rolonduidelijkheid en onjuiste voorlichting in nalatenschapsafwikkeling

In deze zaak heeft klaagster, de dochter van de overleden erflaatster, een klacht ingediend tegen de notaris die betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap. Klaagster was onterfd in het testament van haar moeder, maar had vragen over de rol van de notaris en de communicatie met hem. De notaris had op verzoek van de zus van klaagster als partijnotaris opgetreden, maar klaagster voelde zich niet goed geïnformeerd over deze rol. De notaris had haar niet duidelijk gemaakt dat hij niet als boedelnotaris fungeerde en had haar onjuist geïnformeerd over haar recht op informatie met betrekking tot de nalatenschap. Klaagster heeft verschillende klachten geuit, waaronder dat de notaris alleen aangetekende post van haar wilde ontvangen en dat hij niet adequaat reageerde op haar verzoeken om informatie. Het hof heeft de klacht van klaagster gedeeltelijk gegrond verklaard. De kamer had eerder de klacht op enkele onderdelen gegrond verklaard en de notaris een schorsing van één week opgelegd. Het hof heeft de maatregel van berisping opgelegd, omdat de notaris op meerdere punten de belangen van klaagster had veronachtzaamd. De beslissing van de kamer is vernietigd, behalve de proceskostenveroordeling, die in stand blijft.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.336.277/01 NOT
nummer eerste aanleg : 730933 / NT 23-14
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 30 juli 2024
inzake
[appellant] ,
notaris te [plaats 1] ,
appellante,
gemachtigde: mr. F.A. Chorus, advocaat te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [plaats 2] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.F.M. Kappé, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna de notaris en klaagster genoemd.

1.De zaak in het kort

Klaagster is in het testament van haar overleden moeder onterfd. In het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klaagster heeft zij samen met haar zus een inleidende bespreking op het kantoor van de notaris gevoerd. De zus van klaagster heeft de notaris vervolgens verzocht om als partijnotaris voor haar op te treden. Klaagster verwijt de notaris dat hij ten opzichte van klaagster niet duidelijk is geweest over zijn rol. Klaagster verwijt de notaris daarnaast dat hij op een onzorgvuldige wijze met klaagster heeft gecommuniceerd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De notaris heeft op 4 januari 2024 een beroepschrift – met een bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 7 december 2023 (ECLI:NL:TNORAMS:2023:13). Op 9 februari 2024 zijn de gronden van het beroepschrift ingediend, waarbij nog een productie is overgelegd.
2.2.
Klaagster heeft op 11 maart 2024 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 6 juni 2024. De notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, en klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
De moeder van klaagster (hierna: erflaatster) is op 19 oktober 2022 overleden. Bij testament heeft erflaatster klaagster onterfd, de zus van klaagster (hierna: de zus) tot enig erfgenaam en tot executeur benoemd en aan de kleinkinderen enkele geldlegaten gemaakt. De vader van klaagster (hierna: erflater) was reeds op 17 mei 2018 overleden.
3.2.
Op 21 november 2022 heeft de notaris met klaagster en de zus een bespreking gehad op zijn kantoor. Vervolgens heeft de notaris bij e-mail van dezelfde dag aan beiden het op zijn kantoor besprokene samengevat, met het doel om hen ‘handvatten te geven voor enkele beslissingen die binnenkort genomen moesten worden’, waaronder de mogelijkheid voor klaagster om een beroep te doen op de legitieme portie (hierna: de legitieme). De notaris beëindigt de e-mail met de mededeling:
“We spraken af dat ik eerdaags (geen haast) van uw definitieve beslissingen zou horen. Belt/mailt u gerust. (…).”
3.3.
Bij e-mail van 11 december 2022 heeft klaagster (onder meer) aan de notaris geschreven:
“Zie de mail hier beneden van 28 november 2022 met het verzoek aan mijn zus op een aantal zaken op te leveren. Op 29-11-2022 heeft [naam] gemaild dat ze erop zou terugkomen. Op 9 december van haar telefonisch vernomen dat alle communicatie via u loopt. Zij heeft u hiervoor ingehuurd. Dat had ik graag eerder vernomen. Ook ben ik daar verbaasd over, daar ik in de veronderstelling was dat een notaris neutraal diende te blijven. Uiteraard maakt het mij niet uit, zolang alles correct wordt afgewikkeld. (..)”In het bericht heeft klaagster de notaris verzocht om toezending van een aantal stukken, zowel ten aanzien van erflater als erflaatster.
3.4.
Bij brief van 22 december 2022 heeft de notaris klaagster geschreven:
“(..) Uw zuster heeft mij gevraagd haar als partij-notaris bij te staan op en per 15 december jl. ver na de datum dus, dat wij elkaar gedrieënlijk spraken op 07 december jl., alwaar wij de inhoud van het door haar overlijden bekrachtigd testament van uw moeder bespraken en ik u daar, mede op verzoek van uw zuster, een kopie van afgaf. (..) Zoals u bekend (en met u besproken) bent u blijkens het testament onterfd. Niettemin vraagt u om een hele lijst van data, financiële en fiscale gegevens. Omdat u echter onterfd bent, hebt u in beginsel geen recht op toezending van die gevraagde gegevens, tenzij u zich als legitimaris meldt waarbij u tevens een beroep doet op uw legitieme portie. (..)Voorts een vriendelijk doch zeer dringend beroep, uw correspondentie over al hetgeen met de (afwikkeling van de) nalatenschap van uw overleden moeder te maken heeft, niet meer met uw zuster [naam] te voeren, maar met mij. Aan haar gestuurde correspondentie wordt als niet geschreven beschouwd. Voorts verzoek ik u om schriftelijke verklaring(en) en/of brieven, als die termijnstellingen betreffen, per aangetekende post of eventueel deurwaardersexploot naar mij(n kantoor) te versturen. Dit laatste geldt sowieso voor een eventueel door u uit te brengen verklaring beroep op de legitieme portie.”
3.5.
Bij e-mail van 27 januari 2023 heeft de notaris een aantal bescheiden aan klaagster gezonden. Hij heeft daarin (onder meer) aan klaagster geschreven:
“Toegegeven, het heeft even geduurd, maar uw zuster heeft mij gevraagd u reeds één en ander toe te sturen aan bescheiden, waar u haar en mij om vroeg. (..) Thans ontbreekt nog de taxatie van de ouderlijke woning. Eerder was er door uw zuster al een makelaar benaderd, maar die had slechts een “waardebepaling” opgemaakt. Daarin staat -zeg maar-– een schatting. Er volgt nog een “gewone” gehele taxatie. De rapportage daarvan wordt binnen nu en 14 dagen verwacht. Zodra die er is, zend ik u die uiteraard door. In de week van 06 februari aanstaande ben ik weer aanwezig en in staat u wederom te woord te staan (..)”
3.6.
Bij e-mail van 5 februari 2023 heeft klaagster aan de notaris geschreven:
“Ik ben voornemens een klacht over u in te dienen. Dit ga ik doen bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) of bij de Kamer van Toezicht. Hier ga ik mij nog over beraden. De reden dat ik een klacht ga indienen is dat u geen enkele mail of aangetekende post inhoudelijk beantwoord / een reactie op geeft. Ook diverse vragen omtrent uw bevoegdheid als partij-notaris geeft u geen antwoord. (..) Wel stuur u een e-mail van mijn zus door zonder deze inhoudelijk te controleren. U had kunnen zien dat er zeer onvolledig is opgeleverd. U geeft aan dat er nog maar 1 ding mist. Ook dit is niet wat je van een notaris mag verwachten. Ik moet er vanuit kunnen gaan dat als u zegt dat het goed is het goed is. Helaas. Uw gedrag is notaris onwaardig, wellicht onrechtmatig.(..)”
3.7.
Bij e-mail van 9 februari 2023 heeft de notaris aan klaagster de NWWI-taxatie van de ouderlijke woning toegezonden en klaagster - onder meer - geschreven:
“Per e-mail van 27 januari jl. is u, waar u om verzocht, toegezonden (..) Ook meldde ik u dat het taxatierapport nog even op zich liet wachten, omdat in eerste instantie een -laat ik het noemen-– “gewone” waardebepaling was opgesteld, maar dat uw zuster [naam] (na/in overleg met mij) ervan overtuigd was, dat u meer zou hebben aan een volledige (i.c. een NWWI-)taxatie. Deze laatste is zeer recent opgemaakt en het rapport daar op basis daarvan is opgesteld, treft u bijgaand aan. Ik moge u erop attenderen, dat u dit taxatierapport ontvangt, binnen de door mij in de e-mail van 27 januari jl. aan u toegezonden e-mail genoemde/geschatte termijn. (…) Voor uw ongepaste toonzetting heb ik tot op zekere hoogte heus begrip. De confrontatie met een onterving zal - begrijpelijkerwijs – gevoelens en emoties van teleurstelling en wellicht ook boosheid hebben veroorzaakt. Dergelijke gevoelens zijn er wellicht debet aan, dat u zich naar mij hebt geuit, zoals u dat hebt gedaan. En nogmaals, daar heb ik alle begrip voor. Maar aan dat begrip is wel een grens. En die hebt u met uw laatste onderstaande e-mail(hof: dit is de onder 3.6 genoemde e-mail)
wel bereikt. Ik roep u bij deze op uw toonzetting te matigen, immers, die draagt ook niet bij aan (een verhoging van) de bereidwilligheid bij uw zuster noch bij mij, u verder aan alle informatie te helpen. Voor alles: het staat u uiteraard geheel vrij de gang naar de (tucht)rechter te maken. “Mijn “gedrag” zoals u het kwalificeert is echter geenszins notaris-onwaardig en nog minder onrechtmatig. Ik herinner u aan mijn bericht aan u de dato 22 december jl. reeds, dat ik mij bij u meldde in de functie van partij-notaris. En dat bij de eerste gelegenheid van contact tussen u en mij. Ik heb u in diezelfde brief verder gemeld wat mijn functie inhoudt en dat die afwijkt van de functie van boedelnotaris. Nogmaals: dat laatste ben ik dus in deze zaak, niet. (…) Mogelijk hebt u zich al verdiept in (de voorbereiding tot de indiening van) een klacht. Dan zult u wellicht hebben gezien, dat deze minder succesvol kan zijn, als u niet eerst contact hebt opgenomen met de notaris, welk contact tot doel heeft/zou moeten hebben, om spreekwoordelijk “eruit te komen”. Dat hebt u tot op heden niet gedaan. Daarom nodig ik u bij deze uit, contact op te nemen met mij(n kantoor) teneinde een bespreking bij mij op kantoor te agenderen. Onderwerp van gesprek zal zijn het bespreken van bij u levende grieven. Alle vragen die u dan zult hebben, zal ik dan naar beste kunnen beantwoorden. Is de uitslag dan nog steeds onbevredigend voor u, dan kunt u zich alsnog tot de (tucht)rechter wenden. Voorwaarde voor de bedoelde bespreking is dat alleen u bij de bespreking aanwezig zult zijn. De aanwezigheid van anderen, is niet aan de orde, immers, u bent de legitimaris, en niemand anders. (..)”

4.De klacht

Klaagster meent dat de notaris zich in zijn brief van 22 december 2022 niet professioneel heeft opgesteld. Klaagster maakt de notaris de volgende verwijten:
1. De notaris wil alleen aangetekende post van klaagster lezen.
2. De notaris stelt dat hij partijnotaris is, maar is niet duidelijk in zijn rol, mede omdat hij eerst ook klaagster advies heeft gegeven.
3. De notaris reageert niet op het verzoek van klaagster om aan te tonen dat de notaris namens de zus van klaagster optreedt.
4. De notaris heeft ten onrechte gesteld dat klaagster geen recht heeft op informatie zolang klaagster nog niet de legitieme heeft opgeëist, terwijl klaagster die informatie nodig had om te kunnen bepalen of zij daarop een beroep deed.
5. De notaris eist dat klaagster via hem communiceert, maar reageert zelf niet op brieven van klaagster.
6. De notaris heeft aan klaagster niet alle opgevraagde stukken gezonden.
7. De notaris voldoet niet aan zijn zorgplicht, want hij beantwoordt de vragen die klaagster heeft niet.
8. De notaris heeft als voorwaarde gesteld dat zij met hem moest spreken op zijn kantoor, alleen, zonder de aanwezigheid van iemand anders, voordat zij een klacht zou indienen.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster op de klachtonderdelen 2 en 4 tot en met 8 gegrond verklaard. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. Aan de notaris is de maatregel van schorsing voor de duur van één week opgelegd. De notaris is daarnaast veroordeeld in de kosten.
Klachtonderdeel 1: de notaris wil alleen aangetekende post van klaagster lezen.
5.2.
Ter onderbouwing van haar klacht verwijst klaagster in haar klaagschrift naar de onder 3.4. genoemde brief van de notaris van 22 december 2022 waarin de notaris, onder meer, schrijft: “
Voorts verzoek ik u om schriftelijke verklaring(en) en/of brieven, als die termijnstellingen betreffen, per aangetekende post of eventueel deurwaardersexploot naar mij(n kantoor) te versturen. Dit laatste geldt sowieso voor een eventueel door u uit te brengen verklaring beroep op de legitieme portie.”
De notaris brengt naar voren dat deze klacht op een onjuiste veronderstelling van klaagster berust. Hij heeft klaagster slechts geadviseerd om het eventuele beroep op de legitieme portie door klaagster, mede gelet op de aard, het belang en de gevolgen van een dergelijk beroep, bij aangetekende brief of eventueel bij exploot te verzenden. Hetzelfde geldt voor eventuele andere uitlatingen van klaagster waarin mogelijke termijnstellingen een rol spelen.
5.3.
Het hof overweegt als volgt. Met deze klacht bedoelt klaagster kennelijk dat de notaris in zijn brief van 22 december 2022 van klaagster eist dat bepaalde verklaringen en brieven uitsluitend per aangetekende post of deurwaardersexploot aan de notaris mogen worden gezonden. Omdat de notaris als juridisch deskundige op wiens gezag klaagster mag afgaan haar daardoor voorspiegelt dat deze verklaringen en brieven alleen in een voorgeschreven vorm mogen worden afgegeven, hetgeen niet het geval is en de notaris klaagster daarmee op het verkeerde been heeft gezet, is het hof, anders dan de kamer, van oordeel dat klachtonderdeel 1 gegrond is. De betreffende verklaringen en brieven mogen in iedere vorm geschieden.
Klachtonderdeel 2: De notaris stelt dat hij partijnotaris is, maar is niet duidelijk in zijn rol, mede omdat hij eerst ook klaagster advies heeft gegeven.
5.4.
Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat klachtonderdeel 2 ongegrond is. Naar aanleiding van een door de zus van klaagster gemaakte telefonische afspraak vond op 21 november 2022 de eerste bespreking tussen de notaris, de zus en klaagster plaats. Bij deze gelegenheid heeft de notaris ter plekke het Centraal Testamentenregister geraadpleegd waarbij duidelijk werd dat de moeder van klaagster haar laatste testament bij de notaris zelf had laten opmaken. De notaris heeft vervolgens aan klaagster en de zus gevraagd of hij het testament in hun beider bijzijn mocht bespreken. Nadat zij beiden daarmee akkoord waren gegaan heeft hij de inhoud van het testament (waarin opgenomen de onterving van klaagster) met klaagster en haar zus besproken waarna hij aan hen heeft uitgelegd wat de gevolgen waren van dit testament. Dezelfde dag heeft de notaris aan klaagster en haar zus een e-mailbericht gestuurd waarin hij het besprokene heeft samengevat. Het hof is van oordeel dat de notaris tijdens de bespreking op 21 november 2022 en zijn opvolgende e-mail aan klaagster en haar zus slechts informatie heeft verschaft. De notaris heeft daarvoor niets in rekening gebracht. Op dat moment had de notaris ook geen rol als boedelnotaris of als partijnotaris. Uit de bespreking van 21 november 2022 is evenmin een (gezamenlijke) opdracht voortgekomen.
De zus heeft de notaris pas op 15 december 2022 opdracht gegeven om haar belangen te behartigen als partijnotaris. Eén week later, op 22 december 2022, heeft de notaris klaagster hierover schriftelijk bericht. Naar het oordeel van het hof is dit voldoende tijdig (artikel 18 lid 1 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011). Dat de zus al op 9 december 2022 aan klaagster heeft meegedeeld dat zij de notaris als partijnotaris heeft ‘ingehuurd’ kan niet aan de notaris worden toegerekend. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de door de notaris genoemde datum van de totstandkoming van de overeenkomst van opdracht.
Klachtonderdeel 3: De notaris reageert niet op het verzoek van klaagster om aan te tonen dat de notaris namens de zus van klaagster optreedt.
5.5.
Met de kamer is het hof van oordeel dat de notaris ten opzichte van klaagster niet verplicht was om aan te tonen dat de zus hem had verzocht om voor haar als partijnotaris op te treden. De notaris had dat in zijn brief van 22 december 2022 aan klaagster al duidelijk gemaakt. De notaris was niet gehouden een bewijsstuk hiervan aan klaagster af te geven. De voorgestelde klacht is ongegrond.
Klachtonderdeel 4: de notaris heeft ten onrechte gesteld dat klaagster geen recht heeft op informatie zolang klaagster nog niet de legitieme heeft opgeëist.
5.6.
In zijn brief van 22 december 2022 heeft de notaris meegedeeld dat klaagster pas recht op informatie heeft nadat zij (formeel) een beroep heeft gedaan op haar legitieme portie. Naar het oordeel van het hof heeft de notaris hiermee klaagster onjuist geïnformeerd. Klaagster is legitimaris omdat zij als dochter van erflaatster aanspraak kan maken op een legitieme portie; het woord ‘legitimaris’ in artikel 4:78 lid 1 BW duidt de persoon aan die aanspraak kan maken op een legitieme portie, niet slechts de persoon die dat ook daadwerkelijk heeft gedaan (vgl. artikel 4:63 lid 2 BW). In deze hoedanigheid heeft zij zonder meer (al) recht op de door haar gevraagde informatie. Klachtonderdeel 4 is daarmee gegrond, zoals ook de kamer heeft geoordeeld.
Klachtonderdelen 5, 6 en 7: de notaris eist dat klaagster via hem communiceert, maar reageert zelf niet op brieven van klaagster; de notaris heeft aan klaagster niet alle opgevraagde stukken toegezonden en hij beantwoordt de vragen van klaagster niet.
5.7.
Evenals de kamer ziet de hof aanleiding om de klachtonderdelen 5, 6 en 7 gezamenlijk te beoordelen. Anders dan de kamer is het hof echter van oordeel dat deze klachtonderdelen ongegrond zijn.
5.8.
Het staat de notaris vrij om zich te presenteren als belangenbehartiger van de zus van klaagster. De notaris heeft dit ook tijdig genoeg aan klaagster gecommuniceerd. Uit het procesdossier blijkt dat de notaris met enige regelmaat aan klaagster diverse stukken heeft toegezonden. Niet is komen vast te staan dat de notaris niet heeft gereageerd op brieven van klaagster. Dat geldt ook voor het verwijt dat hij de vragen van klaagster niet heeft beantwoord. Daarbij komt dat klaagster onvoldoende heeft geconcretiseerd welke vragen de notaris (nog) had moeten beantwoorden.
Klachtonderdeel 8: de notaris heeft als voorwaarde gesteld dat klaagster zonder de aanwezigheid van anderen met de notaris moest spreken.
5.9.
Ter onderbouwing van haar klacht verwijst klaagster naar de onder 3.7. genoemde e-mail van 9 februari 2023 waarin, onder meer, staat:
”(..) Voorwaarde voor de bedoelde bespreking is dat alleen u bij de bespreking aanwezig zult zijn. De aanwezigheid van anderen, is niet aan de orde, immers, u bent de legitimaris, en niemand anders. (..)”. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de notaris toegelicht dat hij deze voorwaarde voor een een-op-een gesprek juist had gesteld omdat het zijn bedoeling was om bij te dragen aan een de-escalatie van de onderlinge verhoudingen. De notaris was van mening dat de adviseur van klaagster in dit kader geen positieve rol vervulde
5.10.
Wat er van de (goede) bedoelingen van de notaris ook zij, het stond de notaris niet vrij om klaagster zonder meer het recht te ontzeggen om een adviseur mee te nemen die voor haar belangen in haar hoedanigheid van legitimaris opkomt. Met de kamer is het hof van oordeel dat dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld.
Maatregel
5.11.
De kamer heeft de onderdelen 2, 4, 5, 6, 7 en 8 gegrond bevonden en aan de notaris de maatregel van schorsing voor de duur van één week opgelegd. Daartoe heeft de kamer meegewogen dat de notaris kort voor zijn bemoeienis met dit dossier vanwege gedragingen die een notaris onwaardig waren voor de duur van één week was geschorst. De kamer heeft mede daarom aanleiding gezien om wederom deze maatregel op te leggen.
5.12.
Wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het hof als volgt. Het hof komt tot het oordeel dat de klachtonderdelen 1, 4 en 8 gegrond zijn. Door zijn laakbare handelwijze heeft de notaris de belangen van klaagster op deze punten veronachtzaamd. De notaris heeft klaagster op meerdere punten onjuist voorgelicht. Dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klaagster had erop mogen en moeten kunnen vertrouwen dat de door de notaris verstrekte informatie juist was. Dat de notaris weliswaar de partijnotaris was van de zus van klaagster doet daar niet aan af. Het hof acht in dit geval de maatregel van berisping passend en geboden waarbij ook het hof het tuchtrechtelijk verleden van de notaris heeft laten meewegen. Een schorsing voor de duur van één week is volgens het hof alleen passend als de klacht op meer onderdelen gegrond zou zijn bevonden. Dat is niet het geval.
Geen proceskostenveroordeling in hoger beroep
5.13.
Per 1 januari 2021 is de Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechts-deurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67513) in werking getreden. Het hof hanteert bij de toepassing van de richtlijn de ‘
Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof). Nu het hoger beroep van de notaris leidt tot oplegging van een lichtere maatregel, ziet het hof – overeenkomstig de uitgangspunten – af van een kostenveroordeling in hoger beroep; de door de kamer uitgesproken proceskostenveroordeling blijft in stand.
Conclusie
5.14.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, anders dan de kamer, van oordeel is dat de klachtonderdelen 1, 4 en 8 gegrond zijn en de overige klachtonderdelen ongegrond en dat aan de notaris de maatregel van berisping zal worden opgelegd. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom vernietigen, met uitzondering van de door de kamer opgelegde proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing, met uitzondering van de proceskostenveroordeling;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart de klachtonderdelen 1, 4 en 8 gegrond;
- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van berisping op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, J.W.M. Tromp en J.T.A. van der Stok en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024 door de rolraadsheer.