ECLI:NL:GHAMS:2024:202

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
23-000833-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling voor diefstallen met geweld en vernieling met aanpassing van bewijsmiddelen

Op 29 januari 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 7 maart 2023. De zaak betreft een verdachte die was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar in hoger beroep is gegaan tegen deze vrijspraak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De verdachte was veroordeeld voor twee diefstallen met geweld, diefstal en vernieling, en kreeg een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er vorderingen van de benadeelde partij (gedeeltelijk) toegewezen.

Tijdens de zitting op 15 januari 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. Het hof heeft het vonnis bevestigd, maar met aanpassing van twee bewijsmiddelen. De verdachte had tijdens verhoren in juli 2022 verklaringen afgelegd die door het hof zijn beoordeeld. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de verdachte zonder tolk was gehoord, maar het hof oordeelde dat dit verweer niet voldoende onderbouwd was. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de herkenningen door verbalisanten beoordeeld en deze als voldoende betrouwbaar geacht, mede door de kwaliteit van de beelden en de eerdere contacten van de verbalisanten met de verdachte. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraak en het vonnis bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000883-23
datum uitspraak: 29 januari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 7 maart 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-179061-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1992,
thans gedetineerd in [detentieadres01] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 en 4 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • een tweetal bewijsmiddelen in het vonnis aanpast;
  • de in hoger beroep gevoerde verweren zal bespreken.

Aanpassing bewijsmiddelen

- Een proces-verbaal van bevindingen van 17 juli 2022. Dit proces-verbaal houdt — zakelijk
` weergegeven — onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant01]
(pagina 116 e.v.):
Dit bewijsmiddel wordt aangevuld met de onderstaande passage:
“Op zondag 17 juli 2022 werd verdachte [verdachte01] als verdachte gehoord. Tijdens dit verhoor
werden hem afbeeldingen van deze camerapositie getoond. [verdachte01] verklaarde onder
andere:
• Dat hij diegene is op beeld met Adidas slippers.
• Dat de andere persoon een junk is waarvan hij de naam niet kent.”(p.117)
- Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt — zakelijk weergegeven —
onder meer in als de op 17 juli 2022 door de verdachte ten overstaan van verbalisanten
afgelegde verklaring (pagina 72 e.v.):
Het hof schrapt de uitwerking van dit bewijsmiddel uit het vonnis en vervangt deze door de onderstaande:
“V: Heb je nog iets toe te voegen aan jouw verklaring?
A: Ik heb er niets mee te maken. Maar die foto die je mij laat zien ben ik. Ik sta op die beelden
met een vriend. Dat is een junkie.”(p.76)

Bespreking van verweer

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte tijdens de verhoren van 15 en 17 juli 2022 is gehoord zonder bijstand van een tolk. Zodoende had het op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen deze verklaring in het bijzijn van een tolk te verifiëren, aldus de raadsvrouw.
Naar het oordeel van het hof behoeft deze stelling geen nadere bespreking, omdat het verweer – als het als betrouwbaarheidsverweer is bedoeld – niet duidelijk, door argumenten geschraagd en niet voorzien is van een ondubbelzinnige conclusie. In het pleidooi lopen de opmerkingen over de afwezigheid van de tolk en de herkenningen door de opsporingsambtenaren door elkaar, en wordt niet duidelijk een bepaalde conclusie gepresenteerd.
Als het verweer als een verweer ex artikel 359a Sv is bedoeld, geldt eveneens dat het verweer niet voldoet aan de stelplicht. Volgens de Hoge Raad mag van de verdediging ‘worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de factoren wordt aangegeven tot welk in art. 359a Sv omschreven rechtsgevolg’ het vormverzuim zou moeten leiden (
ECLI:NL:HR:2004:AM12533, r.o. 3.7). De raadsvrouw benoemt zowel de factoren als het toe te passen rechtsgevolg niet. Om die reden kan het verweer van de raadsvrouw ook niet worden opgevat als een verweer ex artikel 359a Sv.

Aanvullende bewijsoverweging ten aanzien van feit 5

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 5 ten laste is gelegd. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de herkenningen van de verbalisanten als onvoldoende betrouwbaar moeten worden aangemerkt, gelet op de slechte kwaliteit van de beelden en de niet-onderscheidende persoonskenmerken die door
de verbalisanten worden genoemd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen aan de hand van (camera)beelden en het bezigen daarvan voor het bewijs. Dit geldt te meer wanneer de herkenningen
de voornaamste bewijsmiddelen zijn om de betrokkenheid van een verdachte bij het hem tenlastegelegde te kunnen aantonen, zoals in het onderhavige geval. Factoren die de bewijskracht van dergelijke herkenningen mede bepalen zijn, kort gezegd:
- de kwaliteit van de afbeeldingen en/of de beschikbaarheid en kwaliteit van de bewegende beelden;
- de mate van bekendheid met de waargenomen persoon door de herkenner;
- het aantal onafhankelijke herkenningen door verschillende personen;
- in hoeverre op deze afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende
persoonskenmerken zichtbaar zijn;
- of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren.
Het hof acht de herkenningen door de verbalisanten op de stills van de camerabeelden – anders dan de raadsvrouw – voldoende betrouwbaar. Daarbij is van belang dat het hof heeft geconstateerd dat de stills van goede kwaliteit zijn en dat op die stills duidelijke, specifieke en onderscheidende
persoonskenmerken waarneembaar zijn. Voorts is van belang dat voor beide politieambtenaren geldt dat zij voorafgaand aan de herkenning meerdere keren in aanraking zijn geweest met de verdachte. De politieambtenaren hebben nauwkeurig omschreven waaraan zij de verdachte hebben herkend.
De herkenningen worden bovendien ondersteund door de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte01] , inhoudende dat zij samen met de verdachte te zien is op de camerabeelden.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte te zien is op de camerabeelden van het [hotel01] in Alkmaar van 25 juni 2022, zodat het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsvrouw zal worden verworpen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 en 4 tenlastegelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. D.A.G. van Toor, in tegenwoordigheid van
mr. L.C. de Groot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 januari 2024.
Mr. Van Toor is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]