ECLI:NL:GHAMS:2024:1986

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
200.301.000/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij transport naar Congo en regres door verzekeraars

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een appellant en een groep verzekeraars, aangeduid als Axa c.s., over schade die is ontstaan tijdens het transport van goederen naar Congo. De appellant, die verantwoordelijk was voor de lading, heeft de goederen verkocht en geleverd aan een partij in Congo, waarbij de levering plaatsvond onder FOB voorwaarden. Na aankomst in Congo bleek een deel van de lading beschadigd te zijn. De rechtbank heeft een deskundige benoemd die concludeerde dat de schade het gevolg was van onvoldoende verpakking en stuwage van de lading in de containers. De rechtbank heeft de appellant veroordeeld tot betaling van € 221.802 met rente.

In hoger beroep heeft de appellant de conclusie van de deskundige betwist en het causaal verband tussen de vermeende fout in de verpakking en de schade in twijfel getrokken. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de deskundige een nadere toelichting gegeven op zijn rapport. Het hof heeft de eerdere overwegingen en beslissingen van de rechtbank bevestigd en de grieven van de appellant verworpen. Het hof oordeelde dat de schade is ontstaan door onvoldoende vastzetten van de lading en dat de appellant geen concrete feiten heeft aangedragen die het weggedrag van de chauffeurs als oorzaak van de schade kunnen onderbouwen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

zaaknummer : 200.301.000/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/626707 / HA ZA 17-355
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 juli 2024
inzake
[appellant],
gevestigd te [plaats 1] ,
appellante,
advocaat mr. A.K. Doornbosch te Assen,
tegen
1. de rechtspersoon naar het recht van Ierland
XL INSURANCE COMPANY SE,
gevestigd te Dublin, Ierland
als verkrijgende rechtspersoon na fusie met de oorspronkelijke partij
de rechtspersoon naar het recht van Frankrijk
AXA CORPORATE SOLUTIONS ASSURANCE S.A.,
gevestigd te Parijs, Frankrijk,
2. de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
ACE EUROPEAN GROUP LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
3. de rechtspersoon naar het recht van Frankrijk
HELVETIA ASSURANCES S.A.,
gevestigd te Courbevoie, Frankrijk,
4. de rechtspersoon naar het recht van Duitsland
ALLIANZ GLOBAL CORPORATE & SPECIALTY SE,
gevestigd te München, Duitsland,
5. de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
TOKIO MARINE KILN INSURANCE LTD,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
geïntimeerden,
advocaat mr. M.A.R.C. Padberg te Rotterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en Axa c.s. genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellant] heeft zaken verkocht en geleverd aan een partij in Congo. De levering van de zaken vond plaats FOB [plaats 2] . Volgens de gesloten overeenkomst is [appellant] verantwoordelijk voor het laden, het positioneren en het deugdelijk vastzetten van de lading in drie containers. Nadat het schip in Congo was aangekomen, is het transport over de weg verder gegaan. Een deel van de zaken bleek bij aankomst na dat wegtransport beschadigd te zijn. De rechtbank heeft een deskundige benoemd. Deze heeft geconcludeerd dat de verpakking en stuwage in de door [appellant] verzonden containers onvoldoende zijn geweest en dat dit de oorzaak is van de schade. De rechtbank heeft deze conclusie overgenomen en [appellant] veroordeeld tot betaling van € 221.802 met rente.

2.Het geding in hoger beroep

Voor het verloop van de procedure tot aan het tussenarrest van 27 juni 2023 (hierna: het tussenarrest) wordt daarnaar verwezen. Op 16 oktober 2023 heeft de daarin bepaalde mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij de deskundige [naam 1] (hierna: de deskundige) een nadere toelichting op zijn rapport heeft gegeven. Partijen hebben bij die gelegenheid vragen kunnen stellen aan de deskundige en op zijn verklaring kunnen reageren. Van die mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
Vervolgens is de zaak aangehouden voor schikkingsonderhandelingen. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen.
Tot slot is arrest gevraagd.

3.Beoordeling

3.1.
Het hof blijft bij hetgeen overwogen en beslist is in het tussenarrest.
3.2.
In het tussenarrest is onder meer het volgende overwogen:
4.4.
[appellant] is in hoger beroep gekomen. Zij bestrijdt in hoger beroep onder meer het causaal verband tussen haar vermeende fout bestaande uit de beweerdelijk onvoldoende verpakking en de ontstane schade. Zij wil van de deskundige antwoord krijgen op de vraag of als gevolg van de (hoge) snelheden waarmee door de betrokken chauffeurs was gereden de schade ook zou zijn ontstaan indien de beweerdelijke fout (van de verpakker) van [appellant] niet zou zijn gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft (de advocaat van) [appellant] in dit verband erop gewezen dat de inhoud van 43 containers, waarvan drie van [appellant] en 40 van KHS, die naar het hof begrijpt deel uitmaakten van de (…) lading van 61 containers, was beschadigd, terwijl volgens de deskundige de 40 containers van KHS wel goed waren ingepakt.
4.5.
Zoals reeds tijdens de mondelinge behandeling besproken, zal het hof ingevolge art. 194 lid 5 Rv een mondelinge behandeling gelasten om de deskundige in de gelegenheid te stellen op vragen van het hof en partijen een nadere toelichting op zijn rapport te geven.
Tijdens de mondelinge behandeling zal onder andere de onder 4.4 opgenomen vraag van [appellant] aan de orde komen. Voorts zullen het bij conclusie na deskundigen-bericht van [appellant] in het geding gebrachte rapport van [naam 2] en de foto’s, waarmee de rechtbank geen rekening heeft gehouden in haar eindvonnis, aan de orde komen. (…)
3.3.
De deskundige heeft over de door [appellant] opgeworpen vraag, zoals aangehaald in rov. 4.4 van het tussenarrest, het volgende verklaard, voor zover van belang:
Ik heb mij ter voorbereiding op dit verhoor verdiept in de stukken die mij zijn toegezonden. Ik miste een aantal pagina’s van het rapport van [naam 2] , maar die heb ik zojuist gelezen. Ik ken de opsteller van het rapport niet. De organisatie is mij uiteraard wel bekend, zij zijn heel ervaren schade-experts maar niet in het bijzonder gespecialiseerd in dit type schade.
Dit deel van Congo heb ik de laatste 50 jaar niet meer bezocht, maar ik ben wel geregeld in diverse landen in Afrika geweest en ik heb een goed beeld van de situatie met de wegen daar.
Ik blijf bij het rapport zoals ik dit heb opgesteld, als ik eerder had beschikt over al het
materiaal dat ik nu heb gezien zou dat rapport niet anders hebben geluid.
U zegt mij dat er wordt gesteld dat de containers in Congo zijn geopend en dat de lading toen visueel onbeschadigd was. Ik heb daar geen bewijs van gezien. In het algemeen worden dit soort containers gesloten en verzegeld met een genummerde boltseal. In de stukken is er sprake van een padlock, ik weet niet of dat hetzelfde is. Ik zou normaal gesproken verwachten dat er iets op schrift zou staan van het openen en ik vind het niet voor de hand liggen dat de douane de container met een hangslot zou afsluiten.
Als ik er van uit ga dat de containers inderdaad na de zeereis onbeschadigd waren en de
inhoud daarvan ook zou dat voor mijn rapport geen verschil maken. Ik weet immers niet hoe de zeereis was, mogelijk was het heel mooi rustig weer.
Ik heb gekeken naar de foto’s van de kisten van KHS. Ik heb gezien dat daar foto’s bij zijn van 1 goede kist, maar ik kan niet zien of de lading goed heeft vastgezeten in de kist. Volgens mij was er 1 foto waarop zichtbaar was dat de lading in de kist niet goed was vastgesjord.
Voor wat betreft de hoge kasten maak ik uit de foto’s op dat er 2 naast elkaar stonden, met een tussenruimte, die waren vastgezet met spanband. Dat is een gemiste kans. Met dit type spanbanden zijn slechte ervaringen. Er is in dat verband verschil tussen verpakkingsbanden, die hebben gespen die kunnen slippen en sjorbanden, die hebben gespen die niet slippen. Verpakkingsbanden kunnen al na vervoer op korte afstand over goede wegen teveel rek vertonen.
Voor wat betreft de shockwatch heb ik op internet gekeken wat de fabrikant daarover schrijft. Als een kist van meer dan 50 kilo 25 tot 30 centimeter naar beneden valt komt er al een uitslag van 25g. Bij vervoer over een onverharde weg stuitert een trailer al heel snel zoveel dat 30 centimeter wordt gehaald. Dat die shockwatch is uitgeslagen zegt mij dus niet zoveel.
Voor wat betreft de tiltwatch is mijn ervaring dat die balletjes beide kanten op kunnen uitslaan als een kist van verticaal naar horizontaal valt. Ik kan uit de foto’s ook niet goed zien hoe die tiltwatches waren bevestigd. Ik heb het vermoeden dat de foto’s gemaakt zijn nadat de container helemaal was uitgeladen.
Mij wordt gevraagd om nog eens te kijken naar de foto’s die achter het rapport van
[naam 2] zijn gevoegd, met nummers dsc-1023 tot en met dsc-1173. Als ik de uitslag van die tiltwatch zie zou de container, en dus de trailer op de kop gestaan hebben. Zowel in dwarsrichting als in langs richting. Uit de gegevens die ik verder heb lijkt mij uitgesloten dat dat daadwerkelijk is gebeurd.
Mij wordt gezegd dat er gebruik gemaakt is van looplashing. Dat is een veel betere methode, maar ik kan uit de rapporten en het foto materiaal niet opmaken dat dat in dit geval daadwerkelijk is gebruikt. Ik kon zien dat er op sommige punten sprake was van druklashings.
Ik kan ook niet zien dat de onderkant gefixeerd was. Ik kon op 1 foto zien dat de onderkant gefixeerd was met keggen. Die leken mij in een aantal gevallen te klein. Ik merk nog op dat het rapport van [naam 3] , onder 3.8 wel degelijk ook de wijze van verpakking noemt in het kader van de oorzaak van de schade. Ik denk er niet wezenlijk anders over dan [naam 3] .
Als een hele zorgvuldige en voorzichtige chauffeur over deze weg met deze containers had gereden zou hij een snelheid hebben gezocht die comfortabel reed. Ik kan de vraag of de schade die is opgetreden dan ook zou zijn ontstaan niet met stelligheid beantwoorden, maar ik sluit dat zeker niet uit. Het kan zijn dat een vrachtwagen op zijn kant valt, daar valt niet tegen in te pakken. Maar als dat in dit geval gebeurd was zou de vrachtwagen nooit zo snel in [plaats 3] zijn aangekomen. Daar moet dan gewacht worden tot de wagen weer rechtop gezet is en dat kan daar wel een week duren.”
3.4.
Uit het rapport van de deskundige van 8 januari 2021, deels aangehaald in het tussenarrest, en zijn verklaring ter zitting in hoger beroep van 16 oktober 2023, volgt dat de deskundige concludeert dat de schade is ontstaan door onvoldoende vastzetten van de lading, met name enkele colli, in het voertuig (stuwage) zodat de lading onvoldoende geborgd was tegen omvallen. Het afdoende vastzetten en beveiligen tegen omvallen zou de schade hebben voorkomen. Dat zou alleen anders zijn als de trailer en dus de container op zijn kop dan wel zijn kant zou zijn gevallen; hij verklaart dat het niet waarschijnlijk is dat dit zich heeft voorgedaan bij het onderhavige wegtransport.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne. In dat verband acht het hof van belang dat geen van partijen gemotiveerd heeft gesteld dat de containers op de kop dan wel de kant zijn gevallen.
3.5.
[appellant] bestrijdt in de grieven 1, 3, 4 en 5 het causaal verband tussen de fout van [appellant] en de opgetreden schade. Uit de door het hof overgenomen conclusie van de deskundige volgt dat dit verweer niet slaagt. Voorts voert zij in deze grieven (subsidiair) aan dat sprake is van eigen schuld van de transporteur door het weggedrag van de chauffeurs, dan wel dat de schade proportioneel moet worden toegerekend aan haar en de transporteur. De hieraan ten grondslag liggende visie van [appellant] dat het weggedrag van de chauffeurs debet is aan de schade, mist echter feitelijke grondslag. [appellant] heeft niets concreets gesteld over dat weggedrag, maar louter veronderstellingen geuit. Hij heeft daarvoor verwezen naar de rapporten van [naam 3] en [naam 2] maar ook zij noemen geen concrete omstandigheden waaruit volgt dat tijdens de betreffende rit te hard is gereden.
3.6.
Dan resteert grief 6 ter bespreking. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis overwogen dat zij € 20.000 in mindering brengt op de gevorderde schade, omdat Axa c.s. niet hebben gemotiveerd waarom luchttransport noodzakelijk was en het verschil tussen zeevervoer en vervoer over de weg enerzijds en luchtvervoer anderzijds wordt geschat op voormeld bedrag. [appellant] stelt in grief 6 dat dat verschil € 33.259,21 bedraagt, hetgeen Axa c.s. terecht bestrijden.
De overgelegde factuur van SDV voor het zeetransport bedraagt € 10.413,71 en die voor het landtransport € 14.613,50, totaal € 25.027,21. Niet betwist is dat de luchtvrachtkosten
€ 43.672,92 bedragen, zodat het verschil € 18.645,71 is. [appellant] is dus door de schatting van de rechtbank niet tekort gedaan.
3.7.
De slotsom is dat de grieven 1 en 3 tot en met 6 geen doel treffen. Aan grief 2 met het verzoek om de deskundige te horen heeft het hof voldaan. Het vonnis waarvan beroep zal dan ook worden bekrachtigd. [appellant] heeft geen feiten gesteld, die indien bewezen, tot een andere beslissing kunnen leiden, zodat haar bewijsaanbod wordt gepasseerd.
[appellant] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep, waaronder de kosten van de deskundige ter zake van het horen in hoger beroep, welk bedrag Axa c.s. als voorschot hebben voldaan. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 5.610
- salaris advocaat € 13.284 (tarief VI, 3 punten)
- kosten deskundige
€ 5.515,19
totaal € 24.409,19

4.Beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
4.2.
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Axa c.s. vastgesteld op € 24.409,19;
4.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, J.W.M. Tromp en R.M. de Winter en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.