Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] .,
[appellant 2],
[appellant 3],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief Ikomen [appellanten] . op tegen een deel van de door de rechtbank vastgestelde feiten. Het hof zal hetgeen [appellanten] . bij deze grief hebben aangevoerd voor zover relevant meenemen bij de navolgende weergave van de feiten. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
Omzet 2018”van € 569.720,00 en
“Kosten omzet”van € 191.500,00 opgenomen. Op de omzet van [appellant 1] heeft [geïntimeerde 1] in zijn berekening 63,33% van zijn personeelskosten in mindering gebracht, te weten: een bedrag van € 62.463,00. [appellant 1] is met die
Omzet 2019/01 - 2019/12”van € 684.121,00 en
“Kostprijs van de omzet”van € 386.157,00 opgenomen. Op de omzet van [appellant 1] heeft [geïntimeerde 1] in zijn berekening 69,05% van zijn personeelskosten in mindering gebracht, te weten: een bedrag van
3.Beoordeling
(grief 2 [appellanten] .). Vast staat immers dat partijen van aanvang af zijn voortgegaan op de voet van de tussen [appellant 1] en RDN gesloten overeenkomst, waarbij [geïntimeerde 1] op de schriftelijke weergave daarvan is vermeld, en steeds de financiële verdeling van de omzet en de kosten uit de overeenkomst hebben gehanteerd. Uitgaande van deze overeenkomst ontving [geïntimeerde 1] vanaf maart 2012 voor de exploitatie 20% van de omzet en was het overige, na aftrek van de in de overeenkomst vermelde kosten, voor [appellant 1] . In juli 2015 zijn partijen overeengekomen dat [geïntimeerde 1] voor de exploitatie voortaan 25% van de omzet zou ontvangen, met terugwerkende kracht vanaf begin 2014. De (schriftelijke) discussie tussen partijen over de voorwaarden voor de samenwerking heeft niet geleid tot het (blijvend) doorvoeren van andere aanpassingen.
(grief I [geïntimeerde 1] ). Ten aanzien van de aanhef en de opgesomde personeelskosten valt dit op te maken uit de tekst van die aanhef en opsomming. Uit de aanhef volgt dat door het woord “verstaan” een definitie wordt gegeven van de kosten van exploitatie. Enige tekstuele aanknoping, zoals gebruik van “onder andere” of soortgelijke woorden in die aanhef, die er op zouden kunnen wijzen dat slechts een enuntiatieve opsomming is beoogd, ontbreekt. Ook in de opsomming van de exploitatiekosten ontbreken woorden als “zoals”. De in de opsomming genoemde personeelskosten worden in de overeenkomst gedefinieerd door de toevoeging tussen haakjes dat het om de kosten van schipper en hostess gaat. Die omschrijving van de personeelskosten laat geen ruimte voor toevoeging van andere personeelskosten dan die van schipper en hostess vanwege het ontbreken van een tekstuele aanknoping zoals “onder meer” en soortgelijke woorden. Ook valt dit op te maken uit de omstandigheid dat RDN over een - in de woorden van [geïntimeerde 1] -
“voldoende bemand kantoor”beschikte en desondanks in de overeenkomst geen kosten voor kantoorpersoneel, maar slechts de kosten van de op uurbasis per vaartocht ingehuurde schipper en hostess als personeelskosten zijn opgenomen en daadwerkelijk steeds zo zijn afgerekend. Dit sluit aan op de verklaring van [geïntimeerde 1] tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg, inhoudende dat hij in 2002 als bestuurder van RDN de afspraken op papier heeft gezet en dat hij bij de opsomming van de kosten enkel de directe kosten verbonden aan het uitvoeren van vaartochten wilde opsommen. Daarbij komt dat [geïntimeerde 1] naar het oordeel van het hof ook na oprichting van ABC is uitgegaan van een limitatieve opsomming van personeelskosten, nu hij vanaf maart 2012 steeds de kosten van het eigen (kantoor)personeel heeft gedragen en hij [appellanten] . meermaals heeft verzocht om een bijdrage in deze kosten te leveren alvorens hij eigenmachtig extra personeelskosten op de omzet van [appellant 1] over 2018 en 2019 in mindering heeft gebracht.
(in grief 3)betwisten - met de door de CCC veranderde exploitatie samenhangende extra personeelskosten mag doorbelasten aan [appellant 1] .
“(…) Om een gezonder toekomst tegemoet te gaan zou ik het volgende willen voorstellen,
4.Beslissing
in principaal en in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep:
27 augustus 2024voor akte aan de zijde van beide partijen gelijktijdig met de hiervoor onder 3.27 vermelde doelen;