ECLI:NL:GHAMS:2024:1929

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
23-000236-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal in vereniging na onvoldoende bewijs van herkenning op camerabeelden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1992, was beschuldigd van diefstal in vereniging, gepleegd op 16 juni 2019 in Amsterdam. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een geldbedrag van circa 3710 euro uit een restaurant, waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich toegang tot het pand zouden hebben verschaft door middel van braak of verbreking.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 juni 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De advocaat-generaal stelde dat het tenlastegelegde bewezen kon worden verklaard en eiste een voorwaardelijke taakstraf. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, met name op basis van de herkenning van de verdachte op camerabeelden door verbalisanten.

Het hof heeft de camerabeelden bekeken en geconcludeerd dat de herkenning van de verdachte door de verbalisanten niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld. De beelden toonden de verdachte slechts kort en onder een ongunstige camerahoek, waardoor het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000236-20
datum uitspraak: 27 juni 2024
TEGENSPRAAK
(gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 januari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-263711-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juni 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een restaurant (pand [adres 2]) een geldbedrag (van circa 3710 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of [restaurant] en/of [bedrijf] BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed/geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof anders dan de politierechter komt tot een vrijspraak van het tenlastegelegde.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard en heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Het draait in deze zaak om de gestelde herkenning van de verdachte op camerabeelden door verbalisanten. Het hof heeft ook zelf kennisgenomen van deze camerabeelden. Op de voor de herkenning relevante beelden is de persoon die door de verbalisanten wordt herkend als de verdachte, minder dan 3 seconden in beeld. De camera filmt van schuin bovenaf, waarbij twee daders al rennend in beeld verschijnen. De persoon die door de verbalisanten wordt herkend als de verdachte draait in die zeer korte tijd met zijn hoofd om rechts over zijn schouder te kijken. De betreffende, snel bewegende, persoon is mede door die beweging en de camerahoek dusdanig kort en slecht in beeld dat naar het oordeel van het hof niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de op de camerabeelden als de verdachte herkende persoon daadwerkelijk de verdachte is, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T. de Bont, mr. M.L.M. van der Voet en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. R.J.C. Wegerif, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 juni 2024.
Mr. M.L.M. van der Voet en mr. N.J.M. de Munnik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]