Uitspraak
(gemachtigd raadsvrouw)
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1992, was beschuldigd van diefstal in vereniging, gepleegd op 16 juni 2019 in Amsterdam. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een geldbedrag van circa 3710 euro uit een restaurant, waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich toegang tot het pand zouden hebben verschaft door middel van braak of verbreking.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 juni 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De advocaat-generaal stelde dat het tenlastegelegde bewezen kon worden verklaard en eiste een voorwaardelijke taakstraf. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, met name op basis van de herkenning van de verdachte op camerabeelden door verbalisanten.
Het hof heeft de camerabeelden bekeken en geconcludeerd dat de herkenning van de verdachte door de verbalisanten niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld. De beelden toonden de verdachte slechts kort en onder een ongunstige camerahoek, waardoor het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.