ECLI:NL:GHAMS:2024:192

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
23-002550-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake rijden zonder verzekering met motorrijtuig

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 september 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 2004, werd beschuldigd van het rijden op een bromfiets zonder dat deze verzekerd was volgens de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 14 juni 2022 te Amsterdam, waar de verdachte op de Meer en Vaart reed zonder verzekering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht, en heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 210,00, subsidiair vier dagen jeugddetentie. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder voor verkeersovertredingen was veroordeeld. De beslissing van het hof benadrukt het belang van het naleven van de voorwaarden van voorwaardelijke straffen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002550-23
datum uitspraak: 4 januari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 11 september 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 96-264022-22 en 96-199315-21 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2004,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 januari 2024.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 14 juni 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets), daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Meer En Vaart, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 juni 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets), daarmee heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Meer en Vaart, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
als bestuurder van een motorrijtuig daarmee op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 210,00 subsidiair vier dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft betoogd dat het de verdachte met name gaat om de beslissing tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf. Dat de verdachte een geldboete krijgt, begrijpt hij wel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in strijd met de wet als bestuurder van een bromfiets op de openbare weg gereden zonder dat deze bromfiets was verzekerd. Het doel van de wet is te voorkomen dat in Nederland onverzekerde motorrijtuigen aanwezig zijn, om zodoende slachtoffers te beschermen tegen schade die door dergelijke motorrijtuigen wordt veroorzaakt. Door voor de bromfiets geen verzekering af te sluiten en in stand te houden, heeft de verdachte het risico genomen slachtoffers te benadelen doordat zij hun schade niet op een verzekeraar kunnen verhalen.
Het hof weegt bij de strafoplegging mee dat uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 december 2023 blijkt dat hij eerder voor verkeersovertredingen onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g en 77l van het Wetboek van Strafrecht en artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 96-199315-21)

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 6 januari 2022 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 10 uren subsidiair 5 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting de tenuitvoerlegging gevorderd.
De raadsman heeft ter terechtzitting primair verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair verzocht de proeftijd te verlengen. De raadsman heeft in dat kader aangevoerd dat de verdachte zich ten tijde van het bewezenverklaarde in een turbulente periode bevond, maar inmiddels zijn leven positief heeft veranderd en verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Hij heeft een nieuwe baan, heeft zich ingeschreven voor een opleiding en is bezig met het aflossen van zijn schulden. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat hem een voorwaardelijke straf boven het hoofd hing en dat het nuttiger is dat hij werkt in het kader van zijn baan, om zo zijn schulden af te betalen, dan dat hij een werkstraf uitvoert.
Het hof stelt vast dat het vonnis van 6 januari 2022 op tegenspraak is gewezen en op 21 januari 2022 onherroepelijk is geworden.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, is het essentieel dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan in beginsel gevolgen worden verbonden. Dat geldt ook in deze zaak. In de persoonlijke situatie van de verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, ziet het hof geen aanleiding om de vordering af te wijzen, dan wel de proeftijd te verlengen. Daarom zal de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 210,00 (tweehonderdtien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen jeugddetentie.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 6 januari 2022, parketnummer 96-199315-21, te weten van:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
10 (tien) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
5 (vijf) dagenjeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. P.F.E. Geerlings en mr. S. Jongeling, in tegenwoordigheid van mr. C.T. Snellenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 januari 2024.
De voorzitter is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.