ECLI:NL:GHAMS:2024:1916

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
23-000047-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer van cocaïne vanuit Suriname

Op 9 juli 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam arrest gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van de invoer van cocaïne op 27 september 2018 te Schiphol. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op een retourvlucht van Suriname naar Nederland reisde. Bij aankomst op Schiphol heeft de verdachte een koffer met daarin cocaïne van de bagageband gehaald, die aan de medeverdachte was gekoppeld. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. Het eerdere vonnis van de rechtbank werd vernietigd, en het hof kwam tot een andere bewijsvoering en strafoplegging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof gelastte ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000047-21
datum uitspraak: 9 juli 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman verschenen op eerdere zitting)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-191078-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsvoering en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Op basis van de bewijsmiddelen stelt het hof het volgende vast. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] staan samen op één boeking met opvolgende ticketnummers van een retourvlucht van [maatschappij]. De verdachte heeft deze tickets betaald op de dag van vertrek van de heenvlucht. De verdachte en [medeverdachte] zijn samen op 21 september 2018 vanaf Amsterdam Schiphol naar Suriname vertrokken en op 27 september 2018 weer op Schiphol teruggekomen. Op Schiphol heeft de verdachte de koffer met daarin de verdovende middelen – welke koffer aan de naam van [medeverdachte] was gekoppeld en door [medeverdachte] op verzoek van de verdachte in Suriname was ingecheckt – van de bagageband gehaald. De verdachte heeft vervolgens getracht deze koffer van het terrein van Schiphol te vervoeren. Het hof acht gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en wat daarover hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (vol) opzet had op het medeplegen van de invoer van cocaïne.

Bewijsmiddelen

Het hof acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.
1.
Een proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 076 tot en met 079.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant(en):
Op 27 september 2018 op de luchthaven Schiphol gelegen te Haarlemmermeer was er een melding dat in de ruimbagage van een passagier van vlucht [vlucht] vanuit Paramaribo, Suriname, vermoedelijke verdovende middelen waren aangetroffen. De officier van justitie gaf toestemming voor een doorstap met gebruikmaking van de tweegramsprocedure. Hierbij worden de vermoedelijke verdovende middelen uit de bagage verwijderd waarna er – 2 – gram verdovende middelen terug geplaatst wordt. De betreffende bagage was als volgt te omschrijven: een zwart kleurige rolkoffer van het merk Wanglilai, met een bagagelabel van [maatschappij] met het opschrift: [opschrift]. De overige vermoedelijk verdovende middelen zijn in fouilleringszakken gestopt voorzien van de nummers: NR287110, 3068573, NR2870677 en NR2870680.
Wij hebben de zakken onderzocht. Het nettogewicht van de aangetroffen stof is 7327.5 gram. Wij hebben twee monsters genomen en voorzien van SIN-nummers AAKC9479NL en AAKC9480NL.
2.
Een rapport van 4 oktober 2018, opgemaakt door wetenschappelijk medewerker [naam 1], MSc, van de Douane Laboratorium, doorgenummerde pagina’s 094 en 095.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ontving een verzegelde plastic zak met daarin twee verzegelde plastic zakjes met wit, korrelig materiaal (AAKC9479NL en AAKC9480NL). Uit onderzoek blijkt dat het materiaal van voornoemde SIN-nummers cocaïne bevat.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen van 27 september 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 032 tot en met 034.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant(en) (of één of meer van hen):
Op 27 september 2018 op de luchthaven Schiphol gelegen te Haarlemmermeer was er een melding dat in de ruimbagage van een passagier van vlucht [vlucht] vanuit Paramaribo, Suriname, vermoedelijke verdovende middelen waren aangetroffen. De officier van justitie gaf toestemming voor een doorstap met gebruikmaking van de tweegrams procedure. Hierop hebben wij een observatie opgestart. Nadat de koffer bagageband 22 op kwam, zag ik, verbalisant [verbalisant], dat een mannelijk persoon [het hof begrijpt gelet op pagina 191: de verdachte] de label die aan de koffer was bevestigd controleerde en vervolgens verder liet meegaan op de band. Na 2 à 3 rondes zag ik dat de koffer werd gepakt door de verdachte. Ik zag dat hij samen was met een vrouwelijk persoon. Ik zag dat hij de koffer op een bagagekar zette. Ik zag dat beide personen nog enige tijd bleven wachten. Vervolgens zag ik dat de man de vrouw aansprak en de vrouw vervolgens aanstalten maakte om de bagagehal te verlaten. Ik zag dat zij zich verplaatste met de bagagekar met daarop de koffer.
Wij hebben beide personen, nadat zij met de koffer met een taxi van de luchthaven wilden vertrekken, aangehouden. De man bleekt te zijn [verdachte], geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats].
4.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 3 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 161 tot en met 173.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 februari 2019 afgelegde
verklaring van [medeverdachte]:
Ik heb gereisd met een heer. Hij vroeg mij of ik zijn handbagage kon meenemen. Ik heb bij de balie die koffer afgegeven aan [maatschappij]. De naam van deze meneer is [verdachte] [het hof begrijpt: de verdachte]. [verdachte] heeft de tickets gekocht bij [maatschappij]. Hij heeft voor mij betaald. Ik ben met hem op 21 september 2018 naar Suriname gevlogen en op 27 september 2018 heb ik hem weer gezien. Hij vroeg me of ik die koffer wilde meenemen. Hij zei je moet de koffer bij de afdrop-balie afgeven en later pak ik de koffer. Het kan kloppen dat ik op stoel [nummer 1] heb gezeten tijdens de vlucht van Suriname naar Amsterdam. Ik heb mijn stoelnummer aan [verdachte] doorgegeven.
5.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 30 januari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 227 en 228.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 januari 2019 afgelegde
verklaring van [naam 2]:
Ik ben servicemanager bij [maatschappij] [het hof begrijpt: [maatschappij]]. U toont mij één boeking op naam van [verdachte] en [medeverdachte]. De tickets zijn gelijktijdig gemaakt en uitgeprint. Het ticket is gekocht op de dag van vertrek. De instapkaart wordt gevraagd aan de passagier. Het stoelnummer wordt genoteerd op het limited release label van de bagage die bij de gate in het ruim wordt geplaatst. Een afschrift wordt afgegeven aan de passagier. In het onderzoek stond stoel [nummer 1] vermeld. Gezien de passagierslijst behoort dit stuk bagage toe aan de passagier [medeverdachte].
6.
Een proces-verbaal van Analyse DCS van 1 februari 2019 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 241 en 248.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant(en):
Naar aanleiding van de gevorderde passagierslijst van vlucht [vlucht], welke op 26 september 2018 van Paramaribo naar Amsterdam vloog bleek dat [medeverdachte] op stoel [nummer 1] geregistreerd was. Uit de reis-, boekings- en betalingsgegevens van passagier [medeverdachte] is gebleken dat [verdachte] en [medeverdachte] op één (1) boeking vermeld staan. [verdachte] en [medeverdachte] hebben opeenvolgende ticketnummers.
Reisroute:
1 [nummer 2]
2 [nummer 3]
Vlucht [vlucht] is omstreeks 07:20 [het hof begrijpt: op 27 september 2018] geland op luchthaven Schiphol.
Het hiervoor vermelde bewijsmiddelen onder 2, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering betreft, is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 september 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met een ander bijna 7,5 kilogram cocaïne, verstopt in levensmiddelenverpakkingen in een koffer, Nederland ingevoerd vanuit Suriname. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en heeft een corrumperende werking op de samenleving.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de straffen die meestal voor de invoer van een dergelijke hoeveelheid aan harddrugs worden opgelegd en die zijn genoemd in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daar wordt voor de invoer van 7.000 tot 8.000 gram harddrugs een gevangenisstraf voor de duur van 42 tot 44 maanden genoemd. Het hof neemt een gevangenisstraf van 42 maanden, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, als uitgangspunt en acht deze straf in beginsel, alles afwegende, passend en geboden.
Het hof stelt echter vast dat in eerste aanleg en in hoger beroep sprake is geweest van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. De verdachte heeft slechts korte tijd in voorarrest doorgebracht. Onder deze omstandigheden geldt in deze zaak als uitgangspunt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De verdachte is immers op 27 september 2018 in verzekering gesteld, terwijl de rechtbank op 28 december 2020 vonnis heeft gewezen. Dit is een overschrijding in eerste aanleg van drie maanden.
De verdachte heeft verder op 5 januari 2021 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 9 juli 2024 arrest wijst. Het hof overweegt dat deze overschrijding ten dele aan de verdachte is te wijten onder meer doordat hij niet (tijdig) een visum heeft geregeld en zittingen op verzoek van de verdediging zijn aangehouden. Niettemin is ook in hoger beroep de redelijke termijn overschreden. Gelet op deze overschrijding(en) zal het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 38 maanden in plaats van 42 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 174,00 behoort de verdachte toe. Het hof gelast de teruggave van dat geldbedrag aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
38 (achtendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 174,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T. de Bont, mr. R.P. den Otter en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 juli 2024.
De oudste raadsheer en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]