ECLI:NL:GHAMS:2024:1906
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vaststelling ouderschap en belangenafweging in familierechtelijke procedure
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, staat de vaststelling van het ouderschap centraal. De man, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 28 november 2023, waarin zijn ouderschap ten aanzien van de minderjarige [minderjarige] werd vastgesteld. De man heeft op 26 februari 2024 hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzoekt om een (voorlopig) getuigenverhoor. De moeder en de bijzondere curator, die als verweerders optreden, zijn het eens met de eerdere beschikking.
Tijdens de zitting op 6 mei 2024 is de minderjarige [minderjarige] gehoord door de voorzitter van het hof. Zij heeft aangegeven haar vader te willen leren kennen en zijn achternaam te willen dragen. De man is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft eerder een DNA-onderzoek bevolen, waaruit blijkt dat de man de biologische vader is van [minderjarige]. De man stelt echter dat hij verkracht is door de moeder en dat dit een reden moet zijn om zijn vaderschap niet vast te stellen.
Het hof overweegt dat de wetgeving, zoals vastgelegd in artikel 1:207 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, bepaalt dat het ouderschap kan worden vastgesteld op basis van de verwekking. De man heeft geen gronden aangevoerd die de rechtbank zouden moeten doen afwijken van deze regel. Het hof concludeert dat de belangen van het kind, [minderjarige], zwaarder wegen dan de belangen van de man. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het verzoek van de man om een getuigenverhoor wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.