ECLI:NL:GHAMS:2024:1902

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
200.302.025/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten van de vergadering van eigenaars inzake verbouwing appartement

In deze zaak hebben twee appartementseigenaren, [appellant 1] en [appellant 2], verzocht om vernietiging van twee besluiten van de vergadering van eigenaars van hun VvE. Deze besluiten verleenden een andere appartementseigenaar, [geïntimeerde 1], voorwaardelijk toestemming voor een ingrijpende verbouwing van diens appartement. De appellanten stellen dat de besluiten in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid, en dat ze onduidelijk zijn over de aan de toestemming verbonden voorwaarden. Het hof heeft de zaak behandeld in hoger beroep, waarbij de mondelinge behandeling plaatsvond op 10 januari 2023. De appellanten voerden aan dat de besluiten niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen, omdat niet aan de gestelde voorwaarden was voldaan. De kantonrechter had eerder de verzoeken van de appellanten afgewezen, en het hof heeft deze beslissing bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de bestreden besluiten op juiste wijze tot stand zijn gekomen en dat de voorwaarden die aan de toestemming waren verbonden, voldoende duidelijk waren. De appellanten hebben niet aangetoond dat de besluiten in strijd zijn met wettelijke of statutaire bepalingen. De kosten van het geding in hoger beroep zijn voor rekening van de appellanten, die in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.302.025/01
zaaknummer rechtbank: 8840249 EA VERZ 20-789
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 juli 2024
inzake

1.[appellant 1] ,

en
2.
[appellant 2],
beiden wonend te [woonplaats 1] ,
en
3. [appellant 2] ,
wonend te [woonplaats 2] ( [woonplaats 2] ),
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. N. Bakker te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

en
2.
[geïntimeerde 2],
beiden wonend te [woonplaats 3] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. K. Kroon te Amsterdam,

3.[VvE] [plaats]

gevestigd te [plaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
niet verschenen,

4.[geïntimeerde 3] ,

en
5.
[geïntimeerde 4],
beiden wonend te [woonplaats 4] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
niet verschenen.
Appellanten in principaal hoger beroep, geïntimeerden in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep worden hierna [appellant 1] genoemd dan wel met hun individuele achternaam aangeduid en geïntimeerden in principaal hoger beroep worden hierna [geïntimeerde 1] genoemd. De niet verschenen geïntimeerden in principaal hoger beroep worden respectievelijk de VvE en [geïntimeerde 3] genoemd.

1.De zaak in het kort

Twee appartementseigenaren verzoeken twee besluiten van de vergadering van eigenaars waarbij aan een andere appartementseigenaar voorwaardelijk toestemming is verleend voor een ingrijpende verbouwing van diens appartement, te vernietigen wegens strijd met de redelijkheid en de billijkheid; zij menen dat de besluiten onduidelijk zijn over de aan de toestemming verbonden voorwaarden en dat bepaalde voorwaarden ten onrechte ontbreken. Het hof wijst het verzoek tot vernietiging af, evenals de verzochte verklaring voor recht dat niet aan de gestelde voorwaarden is voldaan.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant 1] zijn bij verzoekschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op
29 oktober 2021, onder aanvoering van vier grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank [woonplaats 3] op 29 september 2021 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof de genoemde beschikking zal vernietigen en de verzoeken van [appellant 1] , zoals verminderd in hoger beroep, alsnog zal toewijzen, met beslissing, uitvoerbaar bij voorraad, over de proceskosten.
Op 31 januari 2022 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van [geïntimeerde 1] ingekomen, met producties, inhoudende het verzoek, kort gezegd, de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, met beslissing, uitvoerbaar bij voorraad, over de proceskosten. Voor het geval de verzoeken van [appellant 1] alsnog worden toegewezen, verzoeken [geïntimeerde 1] toewijzing van hun in eerste aanleg gedane verzoeken.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op
10 januari 2023. Bij die gelegenheid hebben mr. J.T. Drenth, advocaat te Haarlem, namens [appellant 1] en mr. Kroon voornoemd namens [geïntimeerde 1] het woord gevoerd, ieder aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. [appellant 1] en [geïntimeerde 1] hebben inlichtingen verschaft en zij hebben nog producties in het geding gebracht. Van de zijde van [geïntimeerde 1] is bezwaar gemaakt tegen deze producties van [appellant 1] Hieronder zal daarop worden teruggekomen.
[geïntimeerde 1] hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Na sluiting van de behandeling van de zaak ter zitting hebben partijen gepoogd het geschil via mediation op te lossen. Zij zijn daarin echter niet geslaagd. Vervolgens is uitspraak bepaald.

3.De feiten

De kantonrechter heeft in de bestreden beslissing onder 1.1 tot en met 1.10 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. [appellant 1] hebben aangevoerd dat deze feitenvaststelling niet volledig is. Het stond de kantonrechter echter vrij alleen die feiten te vermelden die dragend zijn voor de motivering van de beslissing. Het hof zal de desbetreffende stellingen betrekken bij de beoordeling in hoger beroep voor zover dat aan de orde zal zijn. Feit 1.3 is door [appellant 1] weersproken. Over de overige feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan, met dien verstande dat [appellant 1] de meest recente versie van de notulen van na te melden ALV van 23 september 2020 in de procedure heeft gebracht. De feiten behelzen, na aanpassing van feit 1.3 (nu feit 2.c) en feit 1.6 (nu feit 2.f) en aangevuld met andere onomstreden feiten, het volgende.
a. De VvE voert het beheer over de gezamenlijke delen van het pand aan de [straat 5] te [woonplaats 3] . Het pand is gesplitst in vier appartementensrechten (hierna ook: appartementen).
b. [geïntimeerde 1] zijn de eigenaren van het appartementsrecht [straat 1] ; [appellant 1] en [appellant 2] van het appartementsrecht [straat 2] ; [appellant 2] van het appartementsrecht Van [straat 3] en [geïntimeerde 3] van het appartementsrecht [straat 4] . [geïntimeerde 1] , [appellant 1] en [appellant 2] , [appellant 2] en [geïntimeerde 3] zijn van rechtswege lid van de VvE en hebben ieder één stem. In totaal zijn er dus vier stemgerechtigden binnen de VvE.
c. [appellant 2] heeft haar appartement verhuurd; dit wordt bewoond door haar dochter.
d. [geïntimeerde 1] hebben hun appartement op de begane grond aanzienlijk verbouwd. Hierbij is de achtergevel van het appartement doorgebroken en vervangen door harmonicadeuren en een balkonverdieping geplaatst met toevoeging van een tuintrap. De verbouwingswerkzaamheden zijn gedurende de loop van het hoger beroep afgerond. [geïntimeerde 1] hebben deze verbouwing laten uitvoeren door aannemersbedrijf [persoon 2] waarbij het doorbreken van de achtergevel is gedaan door [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ).
e. [geïntimeerde 1] hadden hun verbouwingsplannen medio 2020 voorgelegd aan de VvE en daartoe aan de VvE een goedkeuringsverzoek voorgelegd dat is gedateerd op 31 augustus 2020. In dit document staat onder meer vermeld:
GARANTIE
Mocht het onverhoopt gebeuren dat er materiële schade is ontstaan aan een omliggende woning door toedoen van en te herleiden naar onze werkzaamheden, dan staan wij garant voor het herstel hiervan.
Wij dragen zorg voor het veranderen van de splitsingsakte en de kosten daarvan indien dit nodig is.
f. De plannen van [geïntimeerde 1] zijn tijdens de vergadering van eigenaars van 23 september 2020 (hierna: de ALV) besproken. Op de ALV hebben de overige leden van de VvE hun zorg uitgesproken over de vraag of de aan de werkzaamheden aan de achtergevel verbonden risico’s wel voldoende zijn verzekerd. Verder is aan [geïntimeerde 1] gevraagd om representatieve referenties aan te leveren ten aanzien van de (des)kundigheid van de (onder)aannemer.
g. In de meest recente concept notulen van de ALV is onder meer het volgende opgenomen:
Resolutions and votes from meeting
Resolution
Recorded votes
Decision
(...)
(...)
(...)
(...)
agree to theextension of the balconyas described in the 8HS document
Maximum depth of 2m from facade.
HS: Yes
Flat 1: No
Flat 2: Yes – on condition of Insurance Conditions being satisfied
Flat 3: Yes
Passed on condition
On the basis of the Insurance Conditions and Contractor Condition being satisfied, agree to thechanges to the rear facadeas described in the 8HS Document.
HS: Yes
Flat 1: No
Flat 2: No. Then Yes on condition
Flat 3: Yes
Passed on condition
h. Op 25 november 2020 heeft [appellant 2] alle leden per e-mail bericht dat zij haar voorwaardelijk gegeven toestemming voor de doorbreking van de achtergevel heeft teruggetrokken en dat zij haar stem heeft gewijzigd in ‘nee’, omdat [geïntimeerde 1] niet aan de gestelde voorwaarden zouden hebben voldaan.

4.De beoordeling

4.1
[appellant 1] hebben in de procedure bij de kantonrechter verzocht, kort gezegd en voor zover in hoger beroep nog van belang:
primairvernietiging van voormeld besluit van 23 september 2020 waarbij aan [geïntimeerde 1] toestemming is verleend tot doorbraak van de gevel en tot uitbreiding van het balkon (hierna: de bestreden besluiten);
subsidiairverklaring voor recht dat niet blijkt dat [persoon 1] of [persoon 2] beschikken over de benodigde ervaring en kunde om de geveldoorbraak uit te voeren en dat de CAR-Polis voor de daartoe benodigde werkzaamheden geen dekking biedt, althans niet de dekking die [appellant 1] mogen verlangen.
[appellant 1] hebben aan deze verzoeken ten grondslag gelegd, samengevat, dat op de ALV van 23 september 2020 aan [geïntimeerde 1] voorwaardelijk toestemming is gegeven tot de verdieping van het balkon en het uitvoeren van de gevelwerkzaamheden. De voorwaarden waren dat de werkzaamheden en eventueel daaruit voortvloeiende schade afdoende dienden te worden gedekt door verzekeringen, dat [geïntimeerde 1] aanvullende representatieve referenties dienden over te leggen en dat [geïntimeerde 1] aansprakelijkheid dienden te aanvaarden voor schade die pas na voltooiing van de verbouwing aan het licht zou komen, waarbij de VvE werd gevrijwaard voor aanspraken van derden. [geïntimeerde 1] hebben niet voldaan aan de gestelde voorwaarden.
4.2
[geïntimeerde 1] hebben aangevoerd, eveneens samengevat, dat de VvE de toestemming voor de verbouwing op onterechte gronden onthoudt. [appellant 2] heeft haar toestemming aanvankelijk gegeven en [geïntimeerde 1] hebben aan de gestelde voorwaarden voldaan.
4.3
De kantonrechter heeft overwogen dat uit de stellingen van [appellant 1] niet volgt dat de bestreden besluiten tot stand zijn gekomen in strijd met wettelijke of statutaire bepalingen, in strijd met de redelijkheid en billijkheid of in strijd met een reglement. Uit het door [appellant 1] aangevoerde volgt juist dat de bestreden besluiten op juiste wijze tot stand zijn gekomen. Dat [geïntimeerde 1] niet zouden voldoen aan de aan het besluit verbonden voorwaarden dat [geïntimeerde 1] voor aanvang van de werkzaamheden dienden aan te tonen dat de door hen gekozen (onder)aannemers beschikken over de benodigde ervaring en kunde om de geveldoorbraak uit te voeren en over een deugdelijke verzekering met voldoende dekking, zoals door [appellant 1] gesteld, is geen grond voor vernietiging van de bestreden besluiten, maar leidt tussen partijen tot een geschil over de uitvoering daarvan, aldus de kantonrechter. Ook kon volgens de kantonrechter [appellant 2] na het nemen van de bestreden besluiten haar instemming daarmee niet rechtsgeldig intrekken. De kantonrechter heeft het verzoek tot vernietiging daarom afgewezen.
4.4
De kantonrechter heeft voorts het volgende geconstateerd aan de hand van de (concept) notulen van de algemene vergadering van eigenaars. Hoewel de letterlijke tekst van de bestreden besluiten summier is, volgt uit de stellingen van partijen onbetwist dat daarmee is bedoeld dat goedkeuring voor de werkzaamheden werd verleend onder de voorwaarden dat [geïntimeerde 1] beschikken over bewijzen dat de door hen ingeschakelde (onder)aannemers op hun beurt beschikken over voldoende ervaring en kunde en dat zij een deugdelijke verzekering met voldoende dekking voor de werkzaamheden hebben afgesloten. [geïntimeerde 1] hebben voorafgaand en tijdens de procedure op vele mogelijke manieren getracht aan deze voorwaarden te voldoen. Zij hebben (uiteindelijk) een verzekeringspolisblad overgelegd van VKG Bouwpolis die de beoogde werkzaamheden voldoende dekt. Verder hebben zij met betrekking tot de (onder)aannemers [persoon 2] en [persoon 1] zes referenties overgelegd. Ten aanzien van die referenties hebben [appellant 1] erkend dat in ieder geval een aantal van deze referenties zien op panden uit een vergelijkbare bouwperiode. De reden dat [appellant 1] deze referenties onvoldoende achten, hebben zij niet goed voor het voetlicht weten te brengen. Ook de vragen die [appellant 1] ter zitting bij de kantonrechter nog hebben opgeworpen (wie de verzekeraar achter de polis is en welke verhouding heeft te gelden tussen [persoon 2] en [persoon 1] ) hebben [geïntimeerde 1] bij hun akte na de zitting genoegzaam beantwoord. Bevestigd is dat de daadwerkelijke verzekeraar en risicodrager Baloise Belgium N.V. is, dat [persoon 2] hoofdaannemer is en dat [persoon 1] onderaannemer is. De subsidiair verzochte verklaring voor recht heeft de kantonrechter dan ook evenmin toegewezen.
4.5
Het voorwaardelijke verzoek van [geïntimeerde 1] om verlening van een vervangende machtiging voor de beoogde verbouwing in geval van vernietiging van de bestreden besluiten behoefde vanwege het voorgaande geen behandeling. De onvoorwaardelijke verzochte vervangende machtiging voor werkzaamheden aan de keldervloer van het pand aan de [straat 5] te [woonplaats 3] heeft de kantonrechter afgewezen.
4.6
De kantonrechter heeft de proceskosten over en weer gecompenseerd.
4.7
Met
grief Ihebben [appellant 1] betoogd dat de bestreden besluiten dienen te worden vernietigd, omdat deze als strijdig met de redelijkheid en billijkheid moeten worden aangemerkt vanwege onduidelijkheid over essentiële rechten en verplichtingen van de betrokkenen. Uit de notulen van de ALV blijkt de inhoud van de voorwaarden die aan de toestemming van de leden van de VvE zijn verbonden niet afdoende eenduidig, getuige de opmerkingen die door [appellant 1] en [geïntimeerde 1] op de conceptnotulen van de ALV zijn gemaakt. Volgens [appellant 1] betreft de onduidelijkheid de voorwaarden ‘Insurance Conditions’ en ‘Contractor Condition’.
4.8
Volgens [geïntimeerde 1] is de bedoeling van de gemaakte afspraken voor alle betrokkenen wel duidelijk en heeft de kantonrechter die afspraken op juiste wijze beschreven.
4.9
Het hof stelt vast dat uit de notulen volgt, óók volgens de stellingen van [appellant 1] , dat op de ALV van 23 september 2020 toestemming is verleend tot doorbraak van de achtergevel en tot uitbreiding van het balkon. Er bestaat ook geen geschil van mening tussen partijen dat daaraan de voorwaarden zijn verbonden dat [geïntimeerde 1] voor aanvang van de werkzaamheden dienden aan te tonen dat de door hen gekozen (onder)aannemers beschikken over de benodigde ervaring en kunde om de geveldoorbraak uit te voeren en over een deugdelijke verzekering met voldoende dekking, hetgeen het hof als duidelijke voorwaarden voorkomt. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de door [appellant 1] opgeworpen nadere invulling van de uitvoering van deze voorwaarden kennelijk nadere discussiepunten tussen partijen zijn, maar niet van dien aard zijn dat daarmee de bestreden besluiten kunnen worden vernietigd, zoals door [appellant 1] verzocht. De grief heeft geen succes.
4.1
Grief IIkeert zich opnieuw tegen de afwijzing van het verzoek tot vernietiging van de bestreden besluiten, ditmaal op de grond dat in de besluiten niet uitdrukkelijk is vastgelegd dat [geïntimeerde 1] door middel van een wijziging van de splitsingsakte de andere leden van de VvE uitdrukkelijk moet vrijwaren voor alle gevolgen van de wijzigingen aan de constructie van de achtergevel. De vervanging van de achtergevel, die eerder bestond uit twee losse ramen en een losstaande deur, door een glazen harmonicaschuifpui heeft ingrijpende consequenties voor de constructie van het pand en brengt het risico van verzakking van het pand met zich. Ook zullen de harmonicadeuren, die op grond van het splitsingsreglement tot de gemeenschappelijke delen behoren, aanmerkelijk onderhoudsgevoeliger en minder duurzaam zijn dan de voorheen bestaande constructie met losse ramen en een losstaande deur. De VvE loopt derhalve aanvullende financiële risico’s. Het is in strijd met de redelijkheid en billijkheid om deze risico’s mede af te wentelen op de andere eigenaren. [geïntimeerde 1] hebben in het goedkeuringsverzoek dat de basis vormde voor de bestreden besluiten, toegezegd dat zij ervoor zouden zorgen dat de splitsingsakte zou worden gewijzigd. Zij zijn echter hiervan echter teruggekomen en deze garantie komt ook niet terug als uitdrukkelijke voorwaarde bij de bestreden besluiten, aldus [appellant 1]
4.11
[geïntimeerde 1] hebben onder meer tegengeworpen dat aan hen is gebleken dat een wijziging van de splitsingsakte niet aan de orde is, omdat de goederenrechtelijke situatie niet wordt gewijzigd. Over de onderhoudskosten van de harmonicadeuren is overigens volgens [geïntimeerde 1] op de ALV niet gesproken, omdat de leden zich ervan bewust waren dat de plaatsing van deze deuren ook een kostenbesparing oplevert, aangezien daardoor in het onderhoudsplan van de VvE voorziene werkzaamheden niet hoeven te worden uitgevoerd.
4.12
Het hof begrijpt de grief aldus dat potentiële gevolgen voor de (onderhouds)kosten van het pand die de VvE aangaan volgens [appellant 1] expliciet hadden moeten worden betrokken bij de totstandkoming van de bestreden besluiten. Vaststaat dat ter zake geen voorwaarden zijn afgesproken op de ALV; nadere rechten en verplichtingen op dit vlak zijn niet verbonden aan de met de bestreden besluiten gegeven toestemming. Dat de onderhoudskosten destijds niet (expliciet) bij de besluitvorming zijn betrokken, komt in beginsel voor risico van [appellant 1] Onduidelijk is ook hoe de ontbrekende voorwaarde(n) volgens [appellant 1] concreet zou(den) hebben moeten luiden. Naar het het hof voorkomt, valt de door [appellant 1] gewenste toezegging van de zijde van [geïntimeerde 1] betreffende het onderhoud ook buiten de tekst uit het goedkeuringsverzoek waarop [appellant 1] deze toezegging baseert. Blijkens het goedkeuringsverzoek hebben [geïntimeerde 1] zich immers garant gesteld voor het herstel van ‘materiële schade (…) ontstaan aan een omliggende woning door toedoen van en te herleiden naar onze werkzaamheden’. Gelet op het verweer van [geïntimeerde 1] en ook overigens is het in elk geval niet vanzelfsprekend dat [geïntimeerde 1] de toekomstige onderhoudskosten van de achterzijde van het pand ter hoogte van het appartement van [geïntimeerde 1] voor hun rekening moeten nemen. Dat de bestreden besluiten op deze grond in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn genomen is daarom niet gebleken. [geïntimeerde 1] hebben in het goedkeuringsverzoek inderdaad toegezegd ervoor te zullen zorgen dat de splitsingsakte zou worden gewijzigd, maar wel ‘indien dit nodig is’. Met [geïntimeerde 1] overweegt het hof dat een wijziging van de splitsingsakte niet aan de orde is, omdat gesteld noch gebleken is dat de goederenrechtelijke situatie wordt gewijzigd door de werkzaamheden. De grief faalt reeds hierom ook op dit punt. Het voorgaande laat onverlet dat partijen [geïntimeerde 1] kunnen houden aan door hen gegeven garanties en gedane toezeggingen.
4.13
Grief IIIhoudt in dat de kantonrechter ten onrechte de verzochte verklaring voor recht heeft afgewezen dat niet blijkt dat [persoon 1] of [persoon 2] beschikken over de benodigde ervaring en kunde om de geveldoorbraak uit te voeren en dat de CAR-Polis, die door [persoon 2] zou zijn afgesloten mede ten behoeve van de werkzaamheden van [persoon 1] , voor de daartoe benodigde werkzaamheden geen dekking biedt, althans niet de dekking die [appellant 1] mogen verlangen. [geïntimeerde 1] hebben geen bewijzen van betaling van de CAR-polis overgelegd, terwijl zij dat wel hebben toegezegd op de ALV. Ook blijkt uit de overgelegde referenties niet dat [persoon 1] of [persoon 2] in algemene zin over voldoende expertise en ervaring beschikken voor projecten als in deze zaak aan de orde en in het bijzonder voor het plaatsen van een glazen harmonicapui waarbij in een oud pand een achtergevel wordt gesloopt en de constructie met staal dient te worden versterkt.
4.14
Het hof stelt voorop dat, anders dat [geïntimeerde 1] hebben aangevoerd, [appellant 1] nog steeds belang hebben bij de door hen verzochte verklaring voor recht. Het feit dat de verbouwingswerkzaamheden zijn voltooid doet immers niet af aan het gegeven dat die nog een nasleep kunnen hebben. In genoemde grief hebben [appellant 1] hun bezwaren tegen de door [geïntimeerde 1] overgelegde referenties niet geconcretiseerd. Zij hebben slechts verwezen naar een in eerste aanleg genomen akte. Ter zitting in hoger beroep heeft de opvolgend advocaat van [appellant 1] een aantal algemene opmerkingen gemaakt, die inhouden dat een paar referenties niet kloppen en dat referenties na controle onzin bleken te zijn of te zijn verdraaid. Slechts de referentie van [bedrijf] is concreet aangevochten. Hiermee is in het licht van het door de kantonrechter overwogene onvoldoende concreet uiteengezet waarom [geïntimeerde 1] niet aan hun verplichting tot verstrekking van referenties hebben voldaan.
4.15
[geïntimeerde 1] hebben naar voren gebracht dat de premies per automatische incasso worden voldaan op een door de verzekeraar uitgekozen tijdstip en een e-mailbericht van 5 oktober 2021 overgelegd van de betrokken verzekeringstussenpersoon In-Staet B.V. waarin staat vermeld:
Polis [persoon 2] is actief en premie wordt automatisch geïncasseerd. Dus geen probleem hoor.
Ter zitting in hoger beroep is van de zijde van [appellant 1] nog herhaald dat nooit een betalingsbewijs van de verzekeringspremie is overgelegd, maar daarmee kon na deze productie met toelichting van [geïntimeerde 1] niet langer worden volstaan. De grief heeft ook in zoverre geen succes.
4.16
Grief IVziet op de proceskostenbeslissing in eerste aanleg. De grief is geformuleerd vanuit de veronderstelling dat de voorgaande grieven slagen en deelt daarom hun lot.
4.17
Aangezien de voorwaarde waaronder het verzoek van [geïntimeerde 1] in hoger beroep is ingediend met het falen van de grieven niet in vervulling is gegaan, behoeft dit verzoek geen nadere bespreking. Bij deze stand van zaken behoeft het hierboven onder 2. vermelde bezwaar van [geïntimeerde 1] tegen de laatste producties van [appellant 1] dat evenmin.
4.18
Nu het hoger beroep geen succes heeft, zal de beschikking waarvan beroep worden bekrachtigd voor zover deze aan het hof is voorgelegd. [appellant 1] zullen als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof ziet geen aanleiding [appellant 1] ook in de kosten van de procedure in eerste aanleg te veroordelen zoals door [geïntimeerde 1] verzocht, aangezien de in eerste aanleg uitgesproken kostencompensatie aansluit bij het gegeven dat het tegenverzoek van [geïntimeerde 1] is afgewezen en deze laatste beslissing (ook) ongewijzigd blijft.

5.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het hof voorgelegd;
veroordeelt [appellant 1] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot heden aan de zijde van [geïntimeerde 1] gevallen, op € 343,00 aan verschotten en € 2.428,00 aan salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.K. Veldhuijzen van Zanten, J.C.W. Rang en A.L. Op ‘t Hoog en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.