ECLI:NL:GHAMS:2024:1869

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
23-003270-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en onthouden van zorg aan een hond, belediging van een buurman

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van het mishandelen van haar hond door deze tegen de ribben te schoppen en het onthouden van zorg aan het dier door tegen de hond te schreeuwen. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van belediging van een buurman door in zijn gezicht te spugen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich in september en november 2023 hebben voorgedaan in Diemen.

Tijdens de zitting op 13 juni 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk haar hond heeft mishandeld door deze met kracht te schoppen. De verdachte ontkende echter de hond te hebben geschopt en stelde dat dit per ongeluk was gebeurd. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de mishandeling van de hond, maar sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van mishandeling van een hamster.

Wat betreft de belediging van de buurman, heeft het hof vastgesteld dat de buurvrouw getuige was van de verdachte die tegen haar hond schreeuwde en schelde. Het hof oordeelde dat dit gedrag als het onthouden van zorg aan de hond moet worden aangemerkt. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van €250,00 en een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, met als bijzondere voorwaarden een houdverbod voor honden en medewerking aan controles. Tevens werd de hond verbeurd verklaard. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte schuldig bevond aan de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003270-23
datum uitspraak: 27 juni 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 december 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-225537-23, 13-308205-23 en 13-088184-23 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A met parketnummer 13-225537-23:
1.
zij op of omstreeks 5 september 2023 te Diemen, in elk geval in Nederland, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een/meerdere dier(en), te weten een hond en/of een hamster, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door:
- die hond (met kracht) tegen de ribben, althans het lichaam, te schoppen/trappen en/of
- tegen het hok van die hamster te schoppen/trappen, als gevolg waarvan dat hok op de grond is gevallen;
2.
zij op of omstreeks 5 september 2023 te Diemen, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer], in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer] te spugen;
Zaak B met parketnummer 13-308205-23 (gevoegd):
1.
zij op of omstreeks 11 november 2023, te Diemen als houder van een of meer dieren, te weten een hond, cavia's en/of hamsters de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, door tegen voornoemde hond te schreeuwen en/of deze hond onvoldoende uit te laten en/of onjuiste voeding te geven en/of de dieren in een vervuilde omgeving te houden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat de aantekening van het vonnis niet is neergelegd in een proces-verbaal.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het in zaak A onder 1 en in zaak B ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd, samengevat, dat de verdachte ontkent de hond te hebben geschopt. Het schoppen – in zaak A onder 1 – is hoogstens per ongeluk gebeurd door de hectiek van de situatie, waardoor het opzet niet kan worden bewezen. Verder kan – in zaak B – niet worden vastgesteld dat de verdachte haar hond de nodige verzorging heeft onthouden, nu de hond slechts enkele uren bij haar terug was en de verdachte juist goed voor haar hond heeft gezorgd.
Het hof overweegt als volgt.
Zaak A, feit 1
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 4 september 2023 blijkt dat de verdachte, toen zij reeds door de politie geboeid was, haar hond riep. Toen de hond daarop naar haar toekwam, heeft zij de hond met kracht tegen de ribben geschopt. Uit die gang van zaken maakt het hof op dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en zich dus schuldig heeft gemaakt aan het mishandelen van haar hond. Het hof ziet geen reden om aan de inhoud van dit op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal te twijfelen.
Het hof ziet met de verdediging en de advocaat-generaal in het dossier onvoldoende aanwijzingen dat de verdachte zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan het mishandelen van haar hamster door tegen het hok van die hamster te trappen. In zoverre zal het hof de verdachte vrijspreken.
Zaak B
Een buurvrouw van de verdachte heeft op 11 november 2023 melding gemaakt bij de politie omdat zij de verdachte tegen de hond tekeer hoorde gaan. De buurvrouw heeft verklaard dat zij hoorde dat de verdachte op het balkon tegen de hond aan het schelden en schreeuwen was en dat zij de hond na het schelden en schreeuwen van de buurvrouw hoorde piepen. De inhoud van de melding van de buurvrouw wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte tijdens een politieverhoor dat zij toen inderdaad met haar hond op het balkon stond. Op grond van deze twee verklaringen acht het hof bewezen dat de verdachte op het balkon tegen haar hond heeft staan schreeuwen.
Het schreeuwen tegen een hond dient onder deze omstandigheden te worden aangemerkt als het onthouden van de nodige verzorging zoals bedoeld in artikel 2.2, achtste lid, Wet dieren. Daarbij betrekt het hof dat uit artikel 1.3, derde lid, aanhef en onder d, Wet dieren volgt dat tot de zorg die dieren redelijkerwijs behoeven in elk geval wordt gerekend dat dieren zijn gevrijwaard van angst en chronische stress.
Nu het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de overige ten laste gelegde handelingen waardoor de nodige verzorging aan de hond (en andere dieren) zou zijn onthouden, te weten het onvoldoende uitlaten, het geven van onjuiste voeding en het houden van dieren in een vervuilde omgeving, zal het hof de verdachte van die onderdelen vrijspreken.

Bewijsmiddelen

Zaak A, feit 1
Een proces-verbaal van bevindingen van 5 september 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling(en) van deze verbalisanten:
Op 4 september 2024 betraden wij de woning [adres]. Nadat wij [verdachte] handboeien om hadden gedaan, hoorde ik haar haar hond roepen. Ik zag dat de hond naar haar toekwam. Ik zag dat zij de hond met kracht schopte. Zij raakte de hond hard in de ribben.
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1978
Zaak A, feit 2
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 7 december 2023.
Een proces-verbaal van aangifte van 5 september 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de verklaring van de aangever [slachtoffer].
Zaak B
Een proces-verbaal van bevindingen van 21 november 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling(en) van deze verbalisant:
Ik nam contact op met de meldster voor een aanvullende verklaring omtrent de melding die zij had gemaakt op 11 november 2023 over haar buurvrouw [verdachte].
De meldster verklaarde mij het volgende:
“De buurvrouw was aan het schreeuwen. Ik hoorde dat ze op het balkon stond. Ik hoorde haar schreeuwen en schelden. Ik hoorde haar zeggen “blaf dan”. Dit was tegen haar hond. Ik wist dat haar hond erbij was, omdat ik de hond hoorde piepen, na het schelden en schreeuwen van de buurvrouw.”
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 november 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van de verdachte:
Ik woon aan de [adres]. Op 11 november 2023 is de hond teruggebracht. Ik ben samen met mijn hond naar het balkon gegaan, zodat zij even kon blaffen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A met parketnummer 13225537-23 onder 1 en 2 en in de zaak B met parketnummer 13-308205-23 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A met parketnummer 13-225537-23:
1.
zij omstreeks 5 september 2023 te Diemen, zonder redelijk doel, bij een hond pijn heeft veroorzaakt en de gezondheid en het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond met kracht tegen de ribben te schoppen;
2.
zij omstreeks 5 september 2023 te Diemen opzettelijk [slachtoffer] in zijn tegenwoordigheid heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer] te spugen;
Zaak B met parketnummer 13-308205-23 (gevoegd):
zij op 11 november 2023 te Diemen, als houder van een hond, de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, door tegen voornoemde hond te schreeuwen.
Hetgeen in de zaken A en B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze hierboven zijn opgenomen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A onder 1 bewezen verklaarde levert op:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren.
Het in de zaak A onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Het in de zaak B bewezen verklaarde levert op:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht. Aan de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden, te weten een verbod tot het houden van honden en het meewerken aan de controles op het houdverbod, gekoppeld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis voorwaardelijk, en dat aan haar een verbod op het houden van honden zoals bedoeld in artikel 8.11a van de Wet dieren zal worden opgelegd.
De raadsman heeft primair verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) (rechterlijk pardon) en subsidiair een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Daarnaast heeft hij verzocht geen houdverbod op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van en het onthouden van zorg aan haar hond. Zij heeft haar hond tegen de ribben geschopt, waardoor deze pijn heeft gevoeld, en tegen haar hond staan schreeuwen en schelden. Het hof rekent dit de verdachte aan, nu een dier machteloos en afhankelijk van zijn verzorger is. Daarnaast heeft zij haar buurman beledigd door in zijn gezicht te spugen. Spugen is onsmakelijk en onhygiënisch en getuigt van respectloos gedrag jegens het slachtoffer.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een rechterlijk pardon zoals bedoeld in artikel 9a Sr of een geheel voorwaardelijke straf en acht, alles afwegende, een geldboete en een voorwaardelijke taakstraf van na te melden hoogte dan wel duur passend en geboden. Het hof zal eveneens een verbod op het houden van honden, in de vorm van een bijzondere voorwaarde, aan de verdachte opleggen. Het opleggen van een houdverbod in de zin van artikel 8.11a van de Wet dieren, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, is gelet op de datum van inwerkingtreding van die wetsbepaling (1 januari 2024) ten opzichte van de pleegdata (4 september 2023 en 11 november 2023) naar het oordeel van het hof niet mogelijk.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 33, 33a, 57 en 266 Sr en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet dieren.

Beslag

Het in de zaak B ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de in beslag genomen en nog niet teruggegeven hond. De hond behoort de verdachte toe. Mede gelet op het feit dat in de onderhavige strafzaken is bewezen dat de verdachte zich kort na elkaar tweemaal schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit met betrekking tot haar hond, in het tweede geval slechts enkele uren na de teruggave daarvan, zal de hond worden verbeurd verklaard.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2023 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis, met proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-225537-23 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-308205-23 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-225537-23 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-308205-23 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de gehele proeftijd geen honden houdt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan de controles op voornoemde voorwaarde door de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de Landelijke Inspectie Dierenbescherming en/of de politie.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK Hond (Omschrijving: PL1300-2023256916-G6421452, bruin).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Huisdier (Omschrijving: PL1300-2023200355-6390576, wit);
2 STK Cavia (Omschrijving: PL1300-2023256916-G6421454).
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2023, parketnummer 13-088184-23, te weten van:
een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. K.J. Veenstra en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 juni 2024.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.