ECLI:NL:GHAMS:2024:186

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
23-002735-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in de zaak van valsheid in geschrift en gewoontewitwassen met betrekking tot valse arbeidsovereenkomsten en facturen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1979, was betrokken bij een mega onderzoek genaamd Tandem IV, dat zich richtte op valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De verdachte werd beschuldigd van het opstellen van valse arbeidsovereenkomsten, kwitanties en een schuldbekentenis, evenals het voorhanden hebben van valse facturen voor niet verrichte werkzaamheden. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen van een bedrag van € 267.000,- en legde een gevangenisstraf op van 16 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor die vrijspraken. De zaak kwam voort uit een uitgebreid strafrechtelijk onderzoek, waarbij ook andere verdachten betrokken waren. Het hof concludeerde dat de verdachte opzettelijk valse geschriften had opgemaakt en dat hij feitelijke leiding had gegeven aan de rechtspersoon die betrokken was bij de valsheid in geschrift. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de gelden uit legale bronnen afkomstig waren, maar het hof achtte deze verklaringen niet geloofwaardig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002735-21
datum uitspraak: 25 januari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-997029-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 1979,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12, 15 en 19 december 2023, 12 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte en de officier van justitie in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van onder meer valsheid in geschrift ten aanzien van de managementovereenkomst zoals onder feit 1, vijfde gedachtestreepje, (cumulatief) ten laste is gelegd en van het witwassen van een geldbedrag van € 37.730,- ‘ten behoeve van diverse voertuigen’ en een geldbedrag van € 40.000,- ‘aan lening ten behoeve van [lening] ’ zoals onder feit 3, zevende en tiende gedachtestreepje, (cumulatief) ten laste is gelegd.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is daarom mede gericht tegen de door de rechtbank genomen beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de voornoemde vrijspraken.
Het hoger beroep is ook door het openbaar ministerie onbeperkt ingesteld. In de appelschriftuur van
2 november 2021 zijn geen grieven opgenomen tegen de vrijspraken door de rechtbank zoals hiervoor vermeld. Bij e-mailbericht van 7 december 2023 en ter terechtzitting in hoger beroep van 12 december 2023 heeft de advocaat-generaal bevestigd dat het hoger beroep zich niet richt tegen voornoemde vrijspraken. Met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 416, derde lid, Sv en nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek naar voornoemde feiten, wordt de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de voornoemde vrijspraken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 te Nieuwegein en/of Vleuten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of met een of meer rechtspersonen, waaronder [bedrijf 1] BV waaraan hij, verdachte, feitelijk leiding gaf, althans alleen
opzettelijk een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, te weten:
- schuldbekentenis van lening d.d. 20-1-2014 voor bedrag van 41.450 contant van [verdachte] aan [bedrijf 1] BV;
- kwitantie voor bedrag van 15.000,- ontvangen van [bedrijf 2] BV voor de verkoop van een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] (verstrekt aan de curator);
- kwitantie voor bedrag van 22.000 ontvangen van [naam 1] in verband met de verkoop van een Mercedes met kenteken [kenteken 2] (verstrekt aan de curator);
- een arbeidsovereenkomst met [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 1] ;
bestaande de valsheid en/of vervalsing hierin dat op het geschrift valselijk en/of in strijd met de waarheid is vermeld dat sprake was van een betaling van een schuld en/of schuldbekentenis en/of koop en verkoop van een auto en/of een arbeidsovereenkomst en/of een managementovereenkomst terwijl deze vermeldingen niet juist waren, omdat er geen sprake was van een schuld en/of schuldbekentenis en/of koop en verkoop van een auto en/of een arbeidsovereenkomst en/of een managementovereenkomst als omschreven op de geschriften;
2.
[bedrijf 1] BV op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 oktober 2015 te Nieuwegein en/of Vleuten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en met een of meer andere rechtspersonen, althans alleen
(telkens) opzettelijk de hierna (onder a,b,c,d,e en/of f) opgesomde valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen voorhanden heeft gehad, terwijl [bedrijf 1] BV en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en onvervalst
tot het plegen van welk bovenomschreven stafbare feit(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander/anderen althans alleen, opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander/anderen, althans alleen feitelijke leiding heeft gegeven;
of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 oktober 2015 te Nieuwegein en/of Vleuten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en of meer rechtspersonen waaronder [bedrijf 1] BV, waaraan hij, verdachte, feitelijk leiding gaf, althans alleen
(telkens) opzettelijk de hierna (onder a,b,c,d,e en/of f) opgesomde valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen voorhanden heeft gehad, terwijl hij (en zijn mededader(s) (telkens) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en onvervalst,
te weten [zie ordner 3 van 7, p. C28 1351 e.v.]:
a. een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] BV met als vermelde werkzaamheden en/of diensten " [vermelding 1] " met factuurnummer [nummer 1] , d.d. 24 januari 2014, met een gesteld bedrag van 2.420, - euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [bedrijf 3] BV;
b. een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] BV met als vermelde werkzaamheden en/of diensten " [vermelding 1] " met factuurnummer [nummer 2] , d.d. 24 januari 2014, met een gesteld bedrag van 20.570,- euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [bedrijf 3] BV; [vindplaats dossier]
c. een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] BV met als vermelde werkzaamheden en/of diensten " [vermelding 2] " met factuurnummer [nummer 3] , d.d. 22 maart 2014, met een gesteld bedrag van 27.830,- euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [bedrijf 4] BV (Handelsnaam van [bedrijf 5] BV);
d. een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] BV met als vermelde werkzaamheden en/of diensten " [vermelding 3] " met factuurnummer [nummer 4] , d.d. 1 september 2014, met een gesteld bedrag van 6.050,- euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [bedrijf 4] BV (Handelsnaam van [bedrijf 5] BV);
e. een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] BV met als vermelde werkzaamheden en/of diensten " [vermelding 4] " met factuurnummer [nummer 5] , d.d. 28 september 2014, met een gesteld bedrag van 18.150,- euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [bedrijf 3] BV;
f. een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] BV met als vermelde werkzaamheden en/of diensten " [vermelding 5] " met factuurnummer [nummer 5] , d.d. 29 december 2014, met een gesteld bedrag van 21.780,- euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [bedrijf 3] BV;
bestaande de valsheid en/of vervalsing (telkens) hierin dat op die geschriften valselijk en/of in strijd met de waarheid is vermeld en/of opgenomen dat de op die facturen vermelde werkzaamheden verricht zijn en/of beschreven diensten geleverd zijn op de wijze als omschreven in de facturen, terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten niet althans niet op de wijze als omschreven in de facturen zijn verricht;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 oktober 2015 te Nieuwegein en/of Vleuten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en met een of meer rechtspersonen, waaronder [bedrijf 1] BV en [bedrijf 6] BV, aan welke rechtspersonen hij, verdachte, feitelijk leiding gaf, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s), toen en daar, op een of meer tijdstippen in voornoemde periode (telkens) van een aantal voorwerpen, te weten:
- een totaal geldbedrag van euro 64.130 ontvangen n.a.v. diverse valse facturen aan [bedrijf 3] B.V.;
- een totaal geldbedrag van euro 30.250 ontvangen n.a.v. valse facturen aan [bedrijf 5] B.V.;
- een totaalbedrag van euro 28.880 gestort op de bankrekening van [bedrijf 1] B.V.
- een totaal geldbedrag van euro 14.690 contant gestort op de rekening van [bedrijf 6] B.V.;
- een geldbedrag van totaal euro 16.737 contant gestort op de rekening van verdachte;
- een geldbedrag van euro 33.480 t.b.v. een VW Golf met het kenteken [kenteken 1] ;
- een geldbedrag van euro 10.000 aan uitgaven onkosten voertuigen;
- een geldbedrag van in totaal euro 78.774,57 aan (gefingeerde) salarisbetalingen
- ( telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) van die voorwerpen was/waren, en/of
- ( telkens) die voorwerpen verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededaders (telkens) wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat deze voorwerpen geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Inleiding

Naar aanleiding van de strafrechtelijke onderzoeken Tandem I en II zijn zes mannen, onder wie [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), door de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor (onder meer) hun betrokkenheid bij een liquidatiepoging in 2015. Uit het onderzoek Tandem II bleek dat [medeverdachte 1] via het beveiligde netwerk van de server [server] contact had met [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), hetgeen heeft geleid tot het onderzoek Tandem III.
Naar aanleiding van het onderzoek Tandem III is [medeverdachte 2] door de rechtbank Amsterdam bij vonnis van
7 december 2018 onherroepelijk veroordeeld voor onder meer het medeplegen van witwassen in november 2015 en deelname aan een criminele organisatie met [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en anderen, in de periode van februari tot en met november 2015, welke organisatie zich bezighield met de invoer van harddrugs. [1]
Naar aanleiding van het onderzoek Tandem III is de verdenking gerezen dat [medeverdachte 2] contact onderhield met de verdachte, [verdachte] (hierna [verdachte] ) en diens broer [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) om door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verworven crimineel vermogen door de broers en hun bedrijven te laten witwassen. De broers en hun bedrijven zouden daarbij ook aanzienlijke geldbedragen van bedrijven van [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) hebben ontvangen. Dit heeft geleid tot onderhavig onderzoek, Tandem IV, waarin de verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] als verdachten van – kort gezegd – witwassen en valsheid in geschrift naar voren zijn gekomen.

Standpunten

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Zij sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank die betrekking hebben op de in eerste aanleg bewezenverklaarde feiten. Ten aanzien van de vrijspraken voor het witwassen van de onder feit 3, eerste twee gedachtestreepjes, ten laste gelegde geldbedragen die verband houden met de onder feit 2 ten laste gelegde facturen, verzoekt zij het hof het bewijs in een breder perspectief te beschouwen dan de rechtbank heeft gedaan. Op basis van valse facturen is een geldstroom tussen verschillende bedrijven op gang gebracht via [medeverdachte 4] en onder meer de verdachte waarna het geld ten gunste komt van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [naam 2] en anderen. Het kan niet anders dan dat voor het betalen van de valse facturen gelden zijn gebruikt die van misdrijf afkomstig zijn. De [server] -berichten en de iMessage-gesprekken tonen overduidelijk witwassen aan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Het bedrag van € 41.450,- dat de verdachte aan [bedrijf 1] heeft geleend was afkomstig van de verkoop van kunstwerken. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de schuldbekentenis vals is. De arbeidsovereenkomsten zijn niet vals, alle werknemers hebben gedurende korte tijd werkzaamheden verricht voor [bedrijf 1] . Getekende exemplaren van deze overeenkomsten zijn ingediend bij de curator. Ten aanzien van de VW Golf en de Mercedes A180 is de stelling van het openbaar ministerie, dat deze verkoop enkel op papier is gezet om contante bedragen te kunnen verklaren, onhoudbaar. Er zijn geen contante bedragen bij de verdachte gevonden.
De verdachte heeft werkzaamheden voor [medeverdachte 4] verricht en hierover zijn mondelinge afspraken gemaakt. Dat werkzaamheden zijn verricht, is onderbouwd door de overgelegde e-mailberichten. Dat voor de werkzaamheden een lump sum is overeengekomen betekent niet dat de facturen daarom vals zouden zijn. De gesprekken tussen criminelen via [server] zijn onvoldoende, laat staan overtuigend bewijs voor het bestaan van een onzichtbare geldstroom. Die berichten zijn niet door of aan de verdachte gestuurd en de verdachte ontkent dat hij in die berichten wordt bedoeld met “ [bijnaam] ”.

Redengevende feiten en omstandigheden

Gelet op de samenhang tussen de ten laste gelegde feiten, zullen de redengevende feiten en omstandigheden niet per tenlastegelegd feit afzonderlijk worden opgenomen. Het hof gaat uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden. De verdachte zal hierna worden aangeduid met [verdachte] .
[verdachte] is bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 6] B.V. (hierna: [bedrijf 6] ) vanaf de oprichting op 9 oktober 2012. [2] Onder [bedrijf 6] hing [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ). [3] [verdachte] was directeur van [bedrijf 1] . [verdachte] heeft verklaard dat er geen andere mensen waren die betalingen konden doen voor [bedrijf 1] en dat hij alleen kon beschikken over de identifier waarmee bankbetalingen werden gedaan. [4]
[medeverdachte 3] is sinds de oprichting op 5 juni 2014 enig bestuurder van de vennootschap [bedrijf 7] B.V. (hierna: [bedrijf 7] ). Enig aandeelhouder is vanaf 12 maart 2015 [stichting] . [5] [medeverdachte 3] is de bestuurder van deze stichting sinds 1 januari 2017. [6]
[medeverdachte 4] is bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3] ) sinds 8 maart 1999. Een handelsnaam van [bedrijf 3] is [bedrijf 8] . [7]
[bedrijf 3] is enig aandeelhouder van [bedrijf 5] B.V. (hierna: [bedrijf 5] ) sinds 8 maart 1999. [medeverdachte 4] is hiervan bestuurder sinds 31 oktober 2014. [bedrijf 5] heeft meerdere handelsnamen, waaronder [bedrijf 5] en [bedrijf 4] . [8]
Uit onderzoek is gebleken dat [nummer 6] is gebruikt door [naam 2] en dat [nummer 7] is gebruikt door [medeverdachte 2] . [9] [verdachte] heeft [medeverdachte 2] leren kennen als vriend in [plaats 1] en via hem heeft hij [naam 2] leren kennen. [10] [naam 2] maakte ook gebruik van de nummers [nummer 8] en [nummer 9] . [11]
Uit het bankrekeningoverzicht van [bedrijf 1] blijkt dat in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 september 2015 betalingen hebben plaatsgevonden door [bedrijf 8] ( [bedrijf 3] ) (in totaal € 64.789,45) en [bedrijf 5] (in totaal € 30.250,-), op een totaalbedrag aan bijschrijvingen van € 253.194,- (inclusief contante stortingen). [12]
Op de harde schijf van [verdachte] en/of [bedrijf 1] en in de bij de curator van [bedrijf 1] gevorderde administratie zijn de onder feit 2 ten laste gelegde facturen (a) tot en met (f) van [bedrijf 1] gericht aan [bedrijf 3] dan wel [bedrijf 4] aangetroffen. [13]
In een overzicht van bijschrijvingen op de bankrekening van [bedrijf 1] zijn betalingen door de vennootschappen gelieerd aan [medeverdachte 4] terug te vinden die verband houden met de ten laste gelegde facturen (a), (c), (d) en (e). Er zijn geen betalingen aangetroffen die in relatie staan tot de ten laste gelegde facturen (b) en (f). Er zijn wel betalingen aangetroffen die niet herleid zijn tot de aangetroffen facturen. [14] Behalve een offerte voor een verbouwing en genoemde facturen zijn er geen bestanden aangetroffen die er op wijzen dat [bedrijf 1] werkzaamheden heeft verricht voor de vennootschappen gelieerd aan [medeverdachte 4] . [15] In de woning van [medeverdachte 4] zijn twee facturen aangetroffen die gelijkenis vertonen met de facturen (a) en (b), maar dan met 24 januari 2013 als factuurdatum, in plaats van 24 januari 2014. [16]
Uit het overzicht contante stortingen van de bankrekeningen blijkt dat in de periode van 6 januari 2014 tot en met 7 mei 2015 in totaal € 41.330,- contant werd gestort op de bankrekening van [bedrijf 1] . [17] Uit het overzicht contante opnamen blijkt dat er in totaal € 12.450,- aan contant geld werd opgenomen. [18] Het saldo van de contante stortingen op de bankrekening en de contante opnamen van de bankrekeningen van [bedrijf 1] bedraagt € 28.880,-.
Uit het overzicht contante stortingen van de bankrekeningen blijkt dat in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 in totaal € 14.690,- contant op de bankrekening van [bedrijf 6] is gestort. [19]
Uit het overzicht contante stortingen blijkt dat er in de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 € 5.342,- op de ING-rekening van [verdachte] in privé en € 11.395,- op de ABN-AMRO rekening van [verdachte] in privé is gestort, in totaal € 16.737,-. [20]
De curator, benoemd in het faillissement van [bedrijf 1] , heeft bij brief van 2 februari 2016 aan [verdachte] gevraagd wat de herkomst is van de in totaal € 41.450,- aan contante geldbedragen die in de kas van [bedrijf 1] zijn gestort. De curator heeft in die brief geschreven dat hij uit de administratie kon afleiden dat [verdachte] kunstobjecten heeft verkocht en de opbrengsten rond 20 januari 2014 heeft geleend aan [bedrijf 1] . Kwitanties van de verkopen ontbreken. [21] [verdachte] heeft hierop geantwoord dat de verkochte kunstobjecten privébezit waren en dat hij het contante geldbedrag privé had uitgeleend aan [bedrijf 1] . [verdachte] stuurde daarbij een schuldbekentenis van lening van 20 januari 2014 mee, waarin [bedrijf 1] verklaart een bedrag van € 41.450,- te hebben ontvangen als lening van [verdachte] . [22] Ook heeft [verdachte] een lijst met verkochte kunstwerken van [kunstenaar] aan de curator overgelegd. Deze lijst bevat, op één na, enkel kunstwerken die ná 20 januari 2014 zijn verkocht, namelijk tussen 23 januari 2014 en 18 november 2014. De lijst vermeldt een totaalbedrag van opbrengsten uit verkoop van € 57.250,-. [23] De lijst wijkt op onderdelen af van vermeldingen in de ‘kasstaat 2014’ die in beslag is genomen in het kantoor van [verdachte] , waarin posten met omschrijvingen die duiden op kunstwerken zijn terug te vinden. [24]
Een tweetal kunstwerken wordt via een veiling door [bedrijf 1] te koop worden aangeboden. [25] Uit de aanbieding van ‘ [kunstwerk 1] ’ blijkt dat [bedrijf 1] vanaf 2015 lid is van de site. Van het werk ‘ [kunstwerk 2] ’ staat vermeld dat het gemaakt is in 2014. Beide kunstwerken worden daarbij aangeboden voor een openingsbod van € 250,-. De verdachte heeft verklaard dat hij nooit kunstwerken heeft teruggekocht. [26]
Op de harde schijf van [verdachte] zijn in de map ‘personeel’ arbeidsovereenkomsten aangetroffen tussen [bedrijf 1] en respectievelijk [naam 3] (hierna: [naam 3] ), [naam 4] (hierna: [naam 4] ), [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en ‘ [naam 2] ’, geboren op [geboortedag 2] 1975 te [geboorteplaats 2] . [27] Uit de bankafschriften van [bedrijf 1] blijkt dat aan [naam 2] loonbetalingen zijn verricht. [28] Op de laatste arbeidsovereenkomst ontbreekt de achternaam van de werknemer. Op basis van de voornamen, geboortedatum en geboorteplaats van de werknemer en de loonbetalingen door [bedrijf 1] stelt het hof vast dat het hier de arbeidsovereenkomst van [naam 2] betreft. [29]
De arbeidsovereenkomst met [naam 3] is aangegaan voor onbepaalde tijd en is gedagtekend 10 december 2013. Deze overeenkomst houdt in dat [naam 3] met ingang van 1 januari 2014 voor 40 uur per week als consultant in dienst treedt bij [bedrijf 1] voor een nettosalaris van € 2.000,- per maand. De overeenkomst is niet getekend. [30]
De arbeidsovereenkomst met [naam 4] is aangegaan voor onbepaalde tijd en is gedagtekend 28 februari 2013. Deze overeenkomst houdt in dat [naam 4] met ingang van 1 maart 2013 voor 40 uur per week als consultant in dienst treedt bij [bedrijf 1] voor een brutosalaris van € 4.787,97 per maand. De overeenkomst is niet getekend. [31]
De arbeidsovereenkomst met [naam 1] is aangegaan voor onbepaalde tijd en is gedagtekend 28 februari 2013. Deze overeenkomst houdt in dat [naam 1] met ingang van 1 januari 2014 voor 40 uur per week als consultant in dienst treedt bij [bedrijf 1] voor een brutosalaris van € 3.683,50 per maand. De overeenkomst is niet getekend. [32]
De arbeidsovereenkomst met [naam 2] is aangegaan voor bepaalde tijd en is gedagtekend 28 februari 2013. Deze overeenkomst houdt in dat [naam 2] met ingang van 1 augustus 2014 tot 30 juli 2015 voor 40 uur per week als consultant in dienst treedt bij [bedrijf 1] (het salaris ontbreekt). De overeenkomst is niet getekend. [33]
Op de harde schijf zijn ook een telefoonlijst, een werkrooster en vijf verslagen aangetroffen van vergaderingen die bij [bedrijf 1] hebben plaatsgevonden in maart/april 2014. De namen van [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] en [naam 2] komen daarin niet voor. [34] Van deze personen zijn ook overigens geen bewijzen gevonden dat zij daadwerkelijk werkzaamheden ten behoeve van [bedrijf 1] hebben verricht. [naam 3] woonde in [land 1] , waar [bedrijf 1] geen werkzaamheden verrichtte. Zij zijn bekenden van de politie met meerdere druggerelateerde antecedenten. [35]
Op de bankafschriften van [bedrijf 1] die zijn gevorderd bij de curator is te zien dat [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] en [naam 2] in 2014 en 2015 in totaal € 58.812,84 (netto) aan salarisbetalingen hebben ontvangen van [bedrijf 1] . [36] Deze betalingen zijn vervolgens door de verbalisanten omgerekend naar brutobedragen, wat neerkomt op in totaal € 78.774,57. [37]
Op 6 februari 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[medeverdachte 2] :
[bijnaam] heeft gereageerd hij gaat er achter aan zegt hij heb hem gezegd als je blut bent zeg het dan gewoon maar hou die man niet voor de gek dat het overgemaakt is als het niet overgemaakt is lul
[naam 2] :
Blut???? Dat kan helemaal niet met het hele verhaal bij elkaar secondddd erafff!!
[medeverdachte 2] :
HAHAHAHA wil je hem erop? Is zo gedaan hoor! 1 bericht en hij staat er op! Seconddd gekkk!
[naam 2] :
Ben er mooi klaar mee ik moet acceptgiros in adam betalen door [bijnaam] witwassen grote klootzak en nu?
[medeverdachte 2] :
[bijnaam] die man als die man problemen krijgt door jou gedrag dan hou ik jou verantwoordelijk dat is de afspraak wat jij vroeg heeft hij gedaan en dan kom jij 1 keer op tijd en nu 8 dagen te laat! Dit is niet correct naar die man toe! Dit heb ik hem gestuurd
[naam 2] :
En dan wil ie dat ik palinkjes voor die familie ga roken. Ik hang hem in die rook ton gerookte [bijnaam] (…) November maakte ie ook pas negen december over. [38]
Uit de bankrekeningafschriften van [bedrijf 1] blijkt dat [naam 2] op 9 december 2014 een salarisbetaling heeft ontvangen van € 1.326,92. [39]
Op 7 februari 2015 stuurt [medeverdachte 2] aan [naam 2] :
Ik ga hem later op de avond weer aanpakken zn moer kk [bijnaam] [40]
Op 19 februari 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[medeverdachte 2] :
[bijnaam] huilt gab (…) Ik heb hem klem ik heb jou gezegd heb een andere kant die je niet wilt mee maken die Porsche gaat nu mee met mij (...) Auto’s gaan mee nu per direct
[naam 2] :
Om te dwingen?
[medeverdachte 2] :
Jij weet niet wat er nu met hem gaat gebeuren broer strakke is mee die gaat hem neuken
[naam 2] :
Waar is al die poen? 20 van jou 11 van mij ongeveer?
[medeverdachte 2] :
50 van mij die van jou is safe met die van mij zijn rekeningen betaald schulden enzo
[naam 2] :
En wrm nu zware actie?
[medeverdachte 2] :
omdat ik al die shit zat ben heb jou gezegd toch van de week mijn hoofd is moe van al die dingen ik hou niet van streken daarom vroeg ik jou ook eerlijk broer heb je iets te maken met die 500K van jan enzo jij bent eerlijk (…) [bijnaam] speelt spelletjes met mijn goedheid en die houdt op een geven moment op
[naam 2] :
Niet teveel druk zetten porsch mee nemen beetje druk zetten laat m ze vader ff storten
[medeverdachte 2] :
Lexus gaat ook mee broer ik hou niet van deze spelletjes
[naam 2] :
Ja die ook. Ga ik morgen heel onnozel reageren beste [verdachte] ,
[medeverdachte 2] :
[bijnaam] huilt echt broer. Porsche is mee broer heb je interesse in die porsche? Die auto rijdt wel lekker broer [41]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat met [bijnaam] meestal [afkomst] wordt bedoeld. [42]
[verdachte] heeft verklaard dat hij in een Lexus reed en dat hij een Porsche Cayenne in privé heeft geleased en in gebruik had tot 2015. [43]
Op 20 februari 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[naam 2] :
Hahahaaha. Als ie in een schuur moet staan heb schuur. Belde [bijnaam] net op. Ik zeg wrm reargeer jij niet ja dit en dat gekkenhuis hier. Ik oh wanneer maak je over? Voor einde maand. Hahaahahahahah zielig stemmetje. Ik zei niks
[medeverdachte 2] :
[bijnaam] zijn porsche staat bij mij voor de deur broer vrouw huilen en shit
[naam 2] :
Het was een gekkenhuis zei [bijnaam] ik ging er niet op in. Zielig stemmetje. (…)
[medeverdachte 2] :
Hij wou jou contract ontbinden auto uitschrijven van de zaak enzo hij zei ik kan deze wereld niet aan is te heftig ik kies voor veiligheid van mijn vrouw en kinderen ik los alles op (…) Hij gaat vanaf 28 deze maand direct met jou zaken doen hij gaat mij er niet meer bij betrekken hij heeft gezien dat ik tot alles in staat kan zijn. [bijnaam] wilt zijn auto terug wat zal ik doen? Terug geven of in de fik steken?
[naam 2] :
Eerst mij betalen 2x en jou afspraak nakomen. Zo werkt het ga maar lenen bij je vader. Of bij een andere gek
[medeverdachte 2] :
Hij gaat jou sowieso betalen hij wilt er van af wat wil jij? Verder gaan met hem. Hij doet het wel alleen hij is zielig (…) Maar hij wilt jou ook ontbinden moet ik dat tegen gaan of laten gaan? (…) Hij gaat betalen 2x nu maar hij wilt alles en iedereen nu ontbinden hij wilt een schone zaak verder
[naam 2] :
Ik ga van de week naar hem toe en dan hoor ik het wel. Hij deed normaal aan de tel maar omdat jij zo doet tegen hem gaat hij weer tegen jou zo doen heel kinderachtig van hem
[medeverdachte 2] :
Hij is bang hahahaha [44]
Op 26 februari 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[naam 2] :
Bro nog niks erop van [bijnaam] het is nu al 26e twee maanden achter stand. Wat zeg jij ervan
[medeverdachte 2] :
Ik heb rond 2 uur met hem afgesproken hij schijnt nu geld te hebben denk dat hij het wel gaat regelen de druk is te hoog nu [45]
Op 27 februari 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[naam 2] :
Bro kan jij [bijnaam] nog even pushen nog steeds niks
[medeverdachte 2] :
Doe ik bro ga nu vriend zien
[naam 2] :
2 maanden achter stand reargeerd nergens meer op
[medeverdachte 2] :
[bijnaam] toch
[medeverdachte 2] :
Ok geen probleem jou salaris is overgemaakt hoor ik net kijk dat even na [46]
Uit de bankrekeningafschriften van [bedrijf 1] blijkt dat [naam 2] op 27 februari 2015 een salarisbetaling heeft ontvangen van € 1.326,-. [47]
[bedrijf 1] had van 28 april 2014 tot 9 maart 2015 een Mercedes A180 met kenteken [kenteken 2] op naam staan. [48] [verdachte] heeft aan de curator in het faillissement van [bedrijf 1] geschreven dat het voertuig door [bedrijf 1] was gekocht voor € 26.440,- inclusief BTW. [49] Uit onderzoek naar de herkomst van het door [bedrijf 1] betaalde geldbedrag, kwam naar voren dat op 24 maart 2014 een bedrag van € 27.830,- op de bankrekening van [bedrijf 1] is bijgeschreven door [bedrijf 5] , dat gelieerd is aan [medeverdachte 4] . Vervolgens werd een dag later, op 25 maart 2014, € 25.000,- afgeschreven van de bankrekening van [bedrijf 1] voor de aankoop van het voertuig. [50] Uit rekeningafschriften van [bedrijf 1] is gebleken dat [naam 1] onder meer op 5 juni 2014 geld heeft overgeboekt naar [bedrijf 1] voor de autoverzekering en wegenbelasting van de Mercedes. [51] [verdachte] heeft aan de curator geschreven dat de Mercedes werd gebruikt door [naam 1] , zowel zakelijk als privé. [52] Op 9 maart 2015 is het kenteken van de Mercedes op naam van [naam 1] gezet. [53] In de inbeslaggenomen administratie van [bedrijf 1] werd in de map ‘auto’s’ een door [verdachte] ondertekende kwitantie, gedateerd 9 april 2015, van een van [naam 1] ontvangen geldbedrag van € 22.000,- in verband met de verkoop van de Mercedes aan hem aangetroffen. [54] Op de bankrekening van [verdachte] zijn geen contante stortingen aangetroffen die daarmee verband kunnen houden. [55]
Op 9 maart 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[naam 2] :
je kan 800 betalen aan die lexus die krijg je. We pakken m nu een maand.
[medeverdachte 2] :
Wilt [naam 5] die Porsche niet?
[naam 2] :
Dat heb ik al geprobeerd. Na tijd komt raad. We moeten die b v draaiende houden
[medeverdachte 2] :
Hahaha maar hij wilt die niet (…) Die Lexus is te klein voor hem (…) ik ga zo korte metten maken met [bijnaam] maar dan weet ik dat [naam 5] die porsche niet wilt
[naam 2] :
[bijnaam] moet alleen maar luisteren wat een tering zooi vangemaakt
[medeverdachte 2] :
Ok geen probleem die [naam 1] bedreigd [bijnaam] moet nog 5K van hem krijgen (…) ik heb van alles de volmachtiging bankpasjes edentifier enzo
[naam 2] :
Juist. Maar toch heeft meneer [bijnaam] iets gedaan met die pap daar komen we nog wel achter.
[medeverdachte 2] :
Ik heb administratie meegenomen ga vanmiddag alles doorspitten die pap van ons is gebruikt om die [naam 1] en die ouwe te paaien en te helpen zodat zij zogenaamd die container zouden financieren [56]
Uit de administratie van [bedrijf 1] en antwoorden van [verdachte] op vragen van de curator in het faillissement van [bedrijf 1] , blijkt dat [bedrijf 1] in september 2014 € 33.480,-, waarvan € 8.500,- in contanten, heeft betaald voor een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Golf). [57] De Golf stond van 30 september 2014 tot 7 april 2015 op naam van [bedrijf 1] . [58] Uit het eigendomsonderzoek naar de Golf blijkt dat [naam 2] op 13 september 2014, 22 november 2014 en 10 maart 2015 werd gesignaleerd als bestuurder van het voertuig. [59] Verder is gebleken dat [naam 2] de boetes, de verzekering en de houderschapsbelasting voor het voertuig giraal betaalde aan [bedrijf 1] . [60]
Op 26 en 27 maart 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[medeverdachte 2] :
Broer [bijnaam] wordt gezien als facilitator dan weet je dat zijn boekhouding over afgelopen 2 jaar nagetrokken hij staat gelinkt aan [naam 5] door die auto en bij jou ook auto
[naam 2] :
Hoezo 2 jaar. Fin ondz is altijd 6. En fiod is 7. Is er wat mee genomen bij [bijnaam] ? Is er wat aangekondigt bij [bijnaam] zelf? Ze kunnen geen moer anders hadden ze die golf al gepakt
[medeverdachte 2] :
Niks meegenomen niks aangekondigd jij vergeet [bijnaam] heeft 1 bmw in een coke zaak in [plaats 2] vaststaan en dan nog die A klasse en dan nog jij en die lexus en nu is [bijnaam] bekend geworden
Op 30 maart 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[medeverdachte 2] :
Ik heb [bijnaam] vannacht gezegd dat hij vandaag achter alle betalingen aan moet gaan en heb hem 3200 euro vannacht gegeven voor 2 nieuwe bv die zijn vader gaat opzetten en boekhoudtechnisch gaat runnen broer dus vandaag gaan we horen hoe het staat met [bedrijf 1] en al zijn ellende (…) Ik heb hem gezegd geef mij alle brieven ligt allemaal nu bij zijn vader op kantoor komt wel sowieso moeten wij zelf die 2 nieuwe bv hebben voor andere dingen die dikke betaalt alle kosten daarvan (…) Die auto moet dan worden overgezet he?
[naam 2] :
Ja. Denk morgen al. Alleen papier werk zit ik even mee want er moeten rekeningen over leg worden enz kut zooi. Maar heb iemand
[medeverdachte 2] :
Ok broer anders mag ook op mijn naam alleen in de stad kan je soms worden staande gehouden worden ivm meldingen die ik heb staan
[naam 2] :
Je bent moe!!!! Jij snap niks van autos en al dat gezeik wat er bij komt. Auto van 40 kan niet zomaar op je naam gek aff [61]
Op 31 maart 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[medeverdachte 2] :
Broer [bedrijf 1] heb ik net besloten om definitief te laten klappen dan weet je dat
[naam 2] :
Wat een verrassing met [bijnaam] aan het bestuur dat had ik nou nooit verwacht! Die auto gaat vanmiddag over [62]
Op 1 april 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[naam 2] :
Broer ik krijg die auto niet weg? En nu?
[medeverdachte 2] :
Ik ga denken voor een oplossing (…)
[naam 2] :
Hij kan niet zomaar over geschreven worden zonder factuur zonder reden uit die bv. Dat is een reden voor beslag. Kan ik nog we’ll over de snel weg? (…) Teveel gedoe nu met die auto dood ziek ben ik er van. [bijnaam] jongen bedankt
[medeverdachte 2] :
Geen probleem broer heb jij een persoon of BV die het wel kan nemen op zijn of haar naam?
[naam 2] :
Er moet een lage factuur vanuit [bedrijf 1] gestuurd worden anders pakken ze m af curator of justitie
[medeverdachte 2] :
Naar wie moet die factuur gestuurd worden? En moet via rekening betaald worden of kan [bijnaam] zeggen hij heeft contant ontvangen en opgemaakt? [63]
De Golf werd op 7 april 2015 overgeschreven op naam van [bedrijf 2] B.V. [64] Toen de curator om bewijs vroeg dat [bedrijf 1] geld voor de verkoop van de Golf heeft ontvangen, heeft [verdachte] aan de curator een kwitantie overgelegd waarop staat dat [verdachte] op 7 april 2015 € 15.000,- contant heeft ontvangen van [bedrijf 2] B.V. voor de verkoop van de Golf ‘met motorschade’. [verdachte] heeft deze kwitantie ondertekend voor ontvangst. [65] Op de bankrekeningen van [verdachte] en van [bedrijf 1] zijn in april 2015 geen contante stortingen waargenomen die een waarde van € 15.000,- vertegenwoordigen. [66]
Op 17 april 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[medeverdachte 2] :
Container is betaald voor [bijnaam] door die dikke dan weet je dat
[naam 2] :
Haha hij geeft er niet om die dikke. En die belasting problemen? Of andere bv?
[medeverdachte 2] :
Nieuwe BV broer (…) Hebben op die spullen van die mexicanen 350K verdient 150K weg aan [bijnaam] (…)
[naam 2] :
Haha. Bewaak [bijnaam] voor ongecontroleerde uitgaven want meneer houd nog al van luxe leventje. Kan die lease niet over gezet worden naar andere bv? Bmw. Dan hebben we alleen kosten.
[medeverdachte 2] :
BV blijft schoon broer en [bijnaam] zijn admin hou ik elke dag in de gaten hij kan geen kant op laatste kans en anders wordt ie afgeknald
[naam 2] :
En wat is nou de bedoeling van die investering van die dikke?
[medeverdachte 2]
: Dat [bijnaam] is geholpen en dat hij dikke kan helpen met autos en andere dingen [67]
Op 13 mei 2015 is de Golf door de politie in conservatoir beslag genomen onder [naam 2] . Kentekenhouder [bedrijf 2] B.V. heeft vervolgens geklaagd tegen het beslag. In het klaagschrift staat dat [bedrijf 2] B.V. niet voor de auto had betaald, omdat de koop niet was doorgegaan. [68]
Op 2 augustus 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[naam 2] :
Tsja lastig voor jullie. Broer ik ga die golf zekerstellen. Volgens mij maakt het dan niet uit wie er in rijd ze mogen er dan niet meer aan komen. Zeker gesteld is zeker gesteld. Broer is het mogelijk dat [bijnaam] dat bedrag stort op die cenrale rek van [rekening] . Want moet we’ll herleid baar zijn. Snap je. Ik geef het jullie dan. En miss heeft [bijnaam] al wat voor mij.
[medeverdachte 2] :
Voor hoeveel wordt ie zekergesteld?
[naam 2] :
Denk dat het rond de dertig zal hangen. Als we geluk hebben 25
[medeverdachte 2] :
Broer vraag maar eerst hoeveel pas dan ga ik er werk van maken
[naam 2] :
Klopt maar als buthead werk er van maakt en hun zeggen zoveel dan moeten wij binnen twee weken betalen anders gooien ze hem als nog op de veiling. Dat is de werkwijze
Op 3 augustus 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[medeverdachte 2] :
Broer ik heb [bijnaam] gesproken op zijn rekening storten zelf gaat niet omdat hij nog niet zoveel winst heeft gemaakt en ook op de balans komt dat bedrag niet voor het kan wel via andere mensen van hem die ik ook net heb gezien die vragen 10 procent tot aan 100K en 8 procent vanaf 100K dan maken ze het legaal en betalen ze belasting erover
[naam 2] :
Hmm dus het kan
[medeverdachte 2] :
Ja broer het kan wel dan maken zij het wit en storten het door met facturen en al naar [bijnaam] en dan regelt hij het weer met OM tot aan 100K 10 procent en vanaf 100K 8 procent
[naam 2] :
Hoelang duurt hun procedure?
[medeverdachte 2] :
Max 2 keer 5 werkdagen vanaf het moment van storten hoe hoger het bedrag hoe langer het duurt zei die man maar dat bedrag tot 30K is al misschien in 3 werkdagen gedaan [69]
Op 11 augustus 2015 sturen [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar de volgende [server] -berichten:
[naam 2] :
Staat een bijna nieuwe rs3 q3 300 pk. 69k bremen. En een 2015 340 pk 65k fucking vleigtuigen zijn dit mega snel 270 kmp
[medeverdachte 2] :
Broer 65K kan ik niet in rond rijden! Wat denk je zelf? (…)
[naam 2] :
Hou het maar op 47k dan heb je m hier op kenteken! Een mooie
[medeverdachte 2] :
Oke broer ik wou het via [bijnaam] doen tot aan 40k ongeveer maar die van 65k moet via die vastgoed fonds gaan moet even vragen of het kan dan beginnen we met wassen! [70]
Uit onderzoek is gebleken dat iMessage nummer + [telefoonnummer 1] in gebruik was bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft bevestigd dat + [telefoonnummer 2] bij hem in gebruik was. [71]
Op 22 september 2015 sturen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] elkaar de volgende iMessage-berichten:
[medeverdachte 3] :
Broer klopt het wel, ik mis een stuk?
[medeverdachte 2] :
30 broertje 25 naar die ene rekening 5 naar mij. De commissie komt als het is gedaan (...) Die man werkt sinds slechte ervaring met [verdachte] nu zo! (…)
[medeverdachte 3] :
Auto word overgeschreven of nier? Wie gaat factuurtje geven?
[medeverdachte 2] :
Als die wordt vrijgegeven dan komt ie waarschijnlijk op die persoon zijn eigen naam
[medeverdachte 3] :
Oke ik hoor wel
[medeverdachte 2] :
Morgen is het geregeld?
[medeverdachte 3] :
Jazeker [72]
Op 6 oktober 2015 wordt [bedrijf 1] failliet verklaard. [73]
Op de bankafschriften van [bedrijf 1] (gevorderd door de curator) is te zien dat gedurende 2014-2015 in totaal de volgende betalingen aan loon hebben plaatsgevonden:
[naam 2] € 9.286,59
[naam 1] € 33.376,25
[naam 4] € 3.000
[naam 3] € 13.150
Op de website van RAET zijn de netto salarisbetalingen omgerekend naar bruto (jaar 2015). Hieruit is het volgende gebleken:
Totaal (bruto x mnd)
[naam 2] € 10.570
[naam 1] € 48.421,75
[naam 4] € 3.595,84
[naam 3]
€ 16.186,98
Totaal € 78.774,57 [74]
Op 26 juni 2018 verklaart de vader van [verdachte] , [getuige] , dat zijn zoon [verdachte] nooit voor [medeverdachte 4] heeft gewerkt. [75] Hij vraagt zich af wat zijn zoon voor [medeverdachte 4] zou moeten doen. [getuige] verklaart in hetzelfde verhoor met beide personen, ook in privé om te gaan.

Bewijsoverwegingen

Algemeen
Met ‘ [bijnaam] ’ wordt in de berichten van 6 februari tot en met april 2015 [verdachte] bedoeld.
In de hiervoor vermelde [server] -berichten tussen [medeverdachte 2] en [naam 2] wordt een persoon aangeduid als “ [bijnaam] ”. Over de afkorting “ [bijnaam] ” heeft [medeverdachte 3] verklaard dat dit woord een afkorting is voor [afkomst] .
Uit een [server] bericht van 6 februari 2015 volgt dat [naam 2] tegenover [medeverdachte 2] klaagt dat “ [bijnaam] ” te laat geld overmaakt omdat november 2014 pas op 9 december is betaald. Uit een bericht van 27 februari 2015 volgt dat [medeverdachte 2] actie onderneemt als “ [bijnaam] ” opnieuw niet tijdig betaalt en informeert [medeverdachte 2] [naam 2] dat zijn salaris is overgemaakt. Uit de bankrekeningafschriften van [bedrijf 1] blijkt dat [naam 2] op 9 december 2014 en 27 februari 2015 betalingen heeft ontvangen. De verdachte heeft in zijn verhoor op 31 mei 2018 verklaard dat hij de enige is die betalingen vanuit [bedrijf 1] kan verrichten.
Op 30 maart 2015 informeert [medeverdachte 2] [naam 2] dat hij tegen “ [bijnaam] ” heeft gezegd dat hij achter alle betalingen aan moet gaan en dat ze die dag horen hoe het met [bedrijf 1] en al zijn ellende gaat. In gesprekken van 30 en 31 maart 2015 hebben [medeverdachte 2] en [naam 2] het over (het laten “klappen” van) [bedrijf 1] , waar “ [bijnaam] ” aan het bestuur staat. De verdachte was de directeur van [bedrijf 1] .
Op 19 februari 2015 berichten [medeverdachte 2] en [naam 2] elkaar over een Porsche en een Lexus die weggehaald worden bij “ [bijnaam] ” omdat hij niet op tijd geld zou overmaken. [naam 2] meldt dat hij de volgende dag onnozel gaat reageren met “beste [verdachte] ”. De verdachte reed in die periode in een Porsche en een Lexus zo verklaart hij op 5 juni 2018 en zijn voornaam is [verdachte] .
In een [server] bericht van 1 april 2015 klaagt [naam 2] dat er veel gedoe is met een auto en geeft hij de schuld daarvan aan “ [bijnaam] ”. De Golf waarin [naam 2] reed stond op naam van [bedrijf 1] en de
verdachte is betrokken geweest bij de overschrijving op 7 april 2015 daarvan op [bedrijf 2] B.V. en hij heeft een kwitantie aan de curator gegeven dat hij € 15.000,- contant voor de auto zou hebben ontvangen.
Na de klachten over de verdachte gaat in ieder geval [medeverdachte 2] in de zomer van 2015 – en blijkens berichten van 15 oktober 2015 ook [medeverdachte 1] ter zake van een betaling aan zijn advocaat – over op witwassen via de broer van de verdachte, [medeverdachte 3] , en zijn bedrijven. Dit volgt uit de hiervoor opgenomen iMessage-berichten die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] elkaar hebben gestuurd. Op 22 september 2015 legt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] uit dat de
commissievoortaan pas komt “als het is gedaan”, “sinds slechte ervaring met [verdachte] ”.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat in de [server] -berichten, die zijn verzonden van 6 februari 2015 tot en met april 2015 tussen [medeverdachte 2] en [naam 2] , met “ [bijnaam] ” alleen de verdachte kan zijn bedoeld.
Feit 1
Schuldbekentenis van lening
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de door de verdachte opgemaakte schuldbekentenis van lening van 20 januari 2014 vals is, omdat in werkelijkheid geen sprake is geweest van een schuld van [bedrijf 1] aan de verdachte. De verdachte kan op die datum geen opbrengsten van de verkoop van kunstwerken aan [bedrijf 1] hebben uitgeleend, omdat die kunstwerken blijkens het door hem aan de curator verstrekte overzicht destijds nog niet waren verkocht. Daarmee geconfronteerd, heeft de verdachte op 5 juni 2018 verklaard dat het jaartal 2014 op het overzicht niet klopt; dit had 2013 moeten zijn. Alle kunstwerken van de lijst zouden al in 2013 zijn verkocht. Verkoop van de kunstwerken in 2013 is echter ook niet in overeenstemming te brengen met de ‘kasstaat 2014’ die in de administratie van [bedrijf 1] is aangetroffen.
De verdachte heeft enerzijds verklaard dat hij opbrengsten van verkoop van schilderijen die hij in privé heeft gekocht en verkocht in de kas van [bedrijf 1] heeft gestort als lening. Dat de opbrengst van deze schilderijen ook in de kasstaat van [bedrijf 1] is opgenomen, strookt hier niet mee.
Daarnaast blijkt van een tweetal kunstwerken van de lijst met kasontvangsten, het kunstwerk ‘ [kunstwerk 1] ’ dat volgens de lijst op 20 maart 2014 (het hof begrijpt op basis van de aanvullende verklaring van verdachte 20 maart 2013) zou zijn verkocht voor € 1250,- en van ‘ [kunstwerk 2] ’ dat op 9 september 2014 (het hof begrijpt op basis van de aanvullende verklaring van verdachte 9 september 2013) zou zijn verkocht voor € 2.250,-, pas veel later via een veiling door [bedrijf 1] te koop worden aangeboden. Uit de aanbieding van ‘ [kunstwerk 1] ’ blijkt dat [bedrijf 1] pas vanaf 2015 lid is van de site en de aanbieding dan ook niet eerder dan in 2015 via de site kan hebben plaatsgevonden. Ook staat vermeld dat het werk ‘ [kunstwerk 2] ’ pas gemaakt is in 2014. Beide kunstwerken worden daarbij overigens aangeboden voor een openingsbod van € 250,-. De verdachte heeft overigens ook verklaard dat hij nooit kunstwerken heeft teruggekocht.
Het hof concludeert op basis van bovenstaande dat er geen sprake is geweest van privé inkomsten van de verdachte uit verkoop van schilderijen voorafgaand aan het verstrekken van een lening van € 41.450,- aan [bedrijf 1] . De schuldbekentenis is valselijk opgemaakt om te verhullen dat de verdachte voor anderen geld via [bedrijf 1] heeft witgewassen. Het hof verwijst hiervoor ook naar de hierna opgenomen bewezenverklaring van feit 3.
Arbeidsovereenkomsten
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de ten laste gelegde arbeidsovereenkomsten vals zijn. Tijdens het strafrechtelijk onderzoek zijn geen aanknopingspunten naar voren gekomen die erop wijzen dat de betreffende vier personen bij [bedrijf 1] in dienstverband werkzaamheden hebben verricht, ondanks de zogenaamde loonbetalingen die aan hen zijn gedaan. De verdachte heeft er geen goede verklaring voor kunnen geven dat juist deze vier personen, met een achtergrond in de criminaliteit zonder enige ervaring in de consultancy, voor een dienstverband bij [bedrijf 1] in aanmerking kwamen. Uit de [server] -berichten van [medeverdachte 2] en [naam 2] van 15 augustus 2015 blijkt dat zij bekend zijn met gefingeerde dienstverbanden. Dat zij daar ook gebruik van maken blijkt uit de door hen in februari en maart 2015 gestuurde berichten. Hierin wordt impliciet en expliciet gesproken over salaris van [naam 2] en over het ontbinden van het contract van [naam 2] , waarmee naar alle waarschijnlijkheid de “arbeidsovereenkomst” tussen [naam 2] en [bedrijf 1] wordt bedoeld. De manier waarop [medeverdachte 2] en [naam 2] over de verdachte communiceren, past niet bij een ondergeschikte positie die een werknemer ten opzichte van zijn werkgever inneemt. In deze hiervoor uitgewerkte [server] -gesprekken komt naar voren dat [medeverdachte 2] en [naam 2] het bij [bedrijf 1] voor het zeggen hebben en dat zij de verdachte onder grote druk zetten om met het ‘salaris’ over de brug te komen. Voor de vier genoemde personen is naar het oordeel van het hof ‘werk op papier’ geregeld bij [bedrijf 1] zodat zij konden doen alsof ze over legaal inkomen konden beschikken, een auto konden rijden zonder dat dit vragen opriep en, waar nodig, een hypotheek konden aanvragen.
Kwitantie € 15.000,- ontvangen van [bedrijf 2] B.V. in verband met de verkoop van een Volkswagen Golf
De verdachte heeft verklaard dat [bedrijf 1] de Golf ten behoeve van haar werknemer [naam 2] had gekocht en dat [naam 2] de gebruiker was van het voertuig. [naam 2] had de motor van de Golf opgeblazen. [bedrijf 2] B.V. wilde de Golf kopen en de verdachte wilde graag contant geld. Vervolgens is de Golf aan [bedrijf 2] B.V. verkocht. [naam 2] was degene die dat heeft geregeld. [naam 2] heeft de kwitantie en het contante geldbedrag van € 15.000,- aan de verdachte gegeven. De verdachte heeft vervolgens die kwitantie getekend. Hij kan geen antwoord geven op de vraag wat er met het contante geldbedrag is gebeurd.
Het hof is van oordeel dat de door de verdachte ondertekende kwitantie waarop staat dat de verdachte op 7 april 2015 € 15.000,- contant heeft ontvangen van [bedrijf 2] B.V. voor de verkoop van de Golf ‘met motorschade’, valselijk is opgemaakt. [naam 2] maakte gebruik van de Golf, zelfs al voordat het kenteken daarvan op naam van [bedrijf 1] werd gesteld, zoals blijkt uit de politiemutaties. [naam 2] betaalde de boetes, verzekeringen en de houderschapsbelasting aan [bedrijf 1] . Zoals hiervoor is vastgesteld, was [naam 2] geen werknemer van [bedrijf 1] . [naam 2] kon dus ook niet in die hoedanigheid van het voertuig gebruik maken. Na de inbeslagname van de Golf is die eerst op naam van de vriendin van [naam 2] gesteld en daarna op naam van [naam 2] . Dit wijst er, in samenhang met de [server] -berichten van 1 april, 2 en 3 augustus en 22 september 2015, op dat [naam 2] al die tijd de rechthebbende van het voertuig is geweest, waarbij is voorgewend dat [bedrijf 1] eigenaar was. De Golf is in werkelijkheid niet door [bedrijf 1] aangeschaft en voor € 15.000,- aan [bedrijf 2] B.V. verkocht. Dit wordt versterkt door de omstandigheden dat de verdachte geen antwoord kan geven op de vraag wat er met dat contante geldbedrag is gebeurd en dat [bedrijf 2] B.V. in een klaagschriftprocedure heeft gesteld geen geld voor de Golf te hebben betaald omdat de koop niet was doorgegaan.
Kwitantie € 22.000,- ontvangen van [naam 1] in verband met de verkoop van een Mercedes
Het hof is van oordeel dat de ten laste gelegde kwitantie voor het bedrag van € 22.000,- ontvangen van [naam 1] valselijk is opgemaakt. Op 24 maart 2014 is € 27.830,- vanaf het aan [medeverdachte 4] gelieerde [bedrijf 5] overgeschreven naar de bankrekening van [bedrijf 1] en de volgende dag werd voor € 25.000,- de Mercedes gekocht die [naam 1] in gebruik had en waarvoor hij onkosten betaalde. Voor de betaling van € 27.830,- door [bedrijf 5] bestaat, zoals uit hetgeen bij feit 2 wordt overwogen, geen zakelijke reden waardoor het vermoeden is gerechtvaardigd dat de betaling van [bedrijf 5] is gedaan om [bedrijf 1] in staat te stellen de betaling voor de Mercedes te doen. Van dit bedrag is namelijk € 25.000,- een dag later gebruikt voor de aankoop van de Mercedes. Het kenteken van de auto is op naam gezet van [bedrijf 1] om de werkelijke rechthebbende, [naam 1] , af te schermen. Zoals hiervoor is vastgesteld, was [naam 1] geen werknemer van [bedrijf 1] en kon hij niet in die hoedanigheid gebruik maken van de Mercedes. Bovendien is onduidelijk gebleven wat er met het geld dat door [naam 1] voor de aankoop van de auto zou zijn betaald, is gebeurd. De verdachte heeft daar geen plausibele verklaring over afgelegd. De verklaring van de verdachte dat [naam 1] de auto van [bedrijf 1] heeft gekocht en daarvoor (meer dan) € 22.000,- heeft betaald, is niet geloofwaardig.
Medeplegen
Het hof is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. De valselijk opgemaakte arbeidsovereenkomsten die zich in het dossier bevinden, zijn niet voorzien van handtekeningen. Alhoewel [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 1] ‘loon’ betaald hebben gekregen en dus hebben geweten van het fictieve dienstverband met [bedrijf 1] , volgt daaruit niet dat zij in een nauwe en bewuste samenwerking met de verdachte betrokken zijn geweest bij het valselijk opmaken van de arbeidsovereenkomsten. Ook ten aanzien van het valselijk opmaken van de schuldbekentenis en de kwitanties is niet gebleken dat sprake is van medeplegen. De verdachte kan het feit niet medeplegen met de rechtspersoon waarvan hij als enige feitelijke leidinggever is en aan welke rechtspersoon het feit ook kan worden toegerekend, zoals hier het geval is.
Feit 2
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de ten laste gelegde facturen vals zijn en dat [bedrijf 1] die voorhanden heeft gehad. In de administratie van [bedrijf 1] zijn deze facturen aangetroffen, maar geen bestanden die er op duiden dat [bedrijf 1] (of de verdachte) werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de aan [medeverdachte 4] gelieerde bedrijven, terwijl de werkzaamheden van dien aard zouden moeten zijn dat die betalingen van in totaal € 96.800,- zouden moeten rechtvaardigen. Ook de vader van verdachte, [getuige] , verklaarde op 26 juni 2018 dat zijn zoon [verdachte] nooit voor [medeverdachte 4] heeft gewerkt. Hij vraagt zich zelfs af wat zijn zoon voor [medeverdachte 4] zou moeten doen, terwijl het toch om substantiële werkzaamheden zou moeten gaan en [getuige] in hetzelfde verhoor heeft verklaard met beide personen, ook in privé om te gaan.
De verdediging heeft verschillende e-mails overgelegd, die te linken zouden moeten zijn aan werkzaamheden die [bedrijf 1] voor [medeverdachte 4] heeft verricht, zoals verbouwingen waarvan het eigenlijke werk werd uitbesteed, aanschaf van auto’s, een plan van aanpak voor de appartementen van het [appartementen] in [land 2] , softwareontwikkeling en marktonderzoek. Ook uit deze e-mails blijkt evenwel niet concreet welke werkzaamheden [bedrijf 1] voor [medeverdachte 4] heeft verricht en hoe die met de facturen zouden corresponderen. Bovendien verhoudt de beweerdelijke betalingsafspraak (lump sum) zich niet met de wijze waarop er is gefactureerd. Er is niet met een vaste frequentie een bepaald bedrag in rekening gebracht. Integendeel, er is onregelmatig gefactureerd en de in rekening gebrachte bedragen lopen uiteen. De omschrijvingen op de facturen zijn zodanig vaag dat daaruit geen concrete werkzaamheden te herleiden zijn. Er is geen verklaring gegeven voor het feit dat de factuurnummers beginnen met 2013, terwijl de data van de facturen in 2014 liggen, en dat de facturen onder (e) en (f) hetzelfde factuurnummer hebben.
De onder (e) ten laste gelegde factuur heeft een enigszins concrete omschrijving ( [vermelding 4] ), maar daarnaar gevraagd door de politie heeft de verdachte geen idee of hij bij dat project betrokken is geweest, weet hij niet wat het project inhoudt en weet hij ook niet of hij voor het project heeft gewerkt, terwijl er een betaling van € 18.150,- inclusief BTW tegenover de beweerdelijke werkzaamheden stond. Daar komt bij dat de facturen slechts ten dele aansluiten bij de door [bedrijf 1] van de aan [medeverdachte 4] gelieerde bedrijven ontvangen betalingen en dat de onder (a) en (b) ten laste gelegde facturen – die beide op 24 januari 2014 zijn gedateerd en een gelijke omschrijving hebben ( [vermelding 1] ) – met een afwijkende datering in de woning van [medeverdachte 4] zijn aangetroffen.
Facturen hebben naar hun aard een bewijsbestemming in het maatschappelijk verkeer. De ten laste gelegde facturen zijn in de administratie van [bedrijf 1] aangetroffen en na het faillissement van [bedrijf 1] overgedragen aan de curator, waarmee vast staat dat de facturen bestemd waren voor gebruik jegens derden.
Het voorhanden hebben van de valse facturen heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon en kan dan ook aan [bedrijf 1] worden toegerekend. De verdachte heeft aan die gedragingen feitelijk leiding gegeven. Hij was bestuurder en enig aandeelhouder en de enige natuurlijke persoon achter [bedrijf 1] . Het hof komt tot bewezenverklaring van het eerste alternatief tenlastegelegde. Het hof ziet onvoldoende aanknopingspunten voor het ten laste gelegde medeplegen, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Feit 3
Juridisch kader
Het hof stelt voorop dat naar bestendige jurisprudentie voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde stelt het hof in de eerste plaats vast dat uit de als bewijsmiddelen uitgewerkte [server] -berichten tussen [medeverdachte 2] en [naam 2] – in samenhang met het veroordelend vonnis van 7 december 2018 in de zaak tegen [medeverdachte 2] – volgt dat de verdachte zich door gebruik te maken van zijn vennootschap [bedrijf 1] gedurende langere tijd heeft beziggehouden met witwassen ten behoeve van in ieder geval [medeverdachte 2] en [naam 2] . De door hen in de periode van februari tot en met april 2015 verstuurde berichten geven een helder beeld van hun witwasmethoden. Zij bevatten termen als
witwassen,
legaal makenen
wit makenen bespreken daarbij de vergoedingen voor het witwassen.
Facturen
[bedrijf 3] en [bedrijf 5] hebben in 2014 en 2015 betalingen aan [bedrijf 1] gedaan van in totaal € 95.039,45. Het hof heeft hiervoor al vastgesteld dat de onder feit 2 ten laste gelegde facturen (a) tot en met (f) vals zijn en dat in de administratie van [bedrijf 1] geen aanwijzingen zijn gevonden voor werkzaamheden van [bedrijf 1] ten behoeve van de aan [medeverdachte 4] gelieerde bedrijven. Nu is vastgesteld dat de verdachte zich met [bedrijf 1] langdurig heeft beziggehouden met witwassen, heeft het openbaar ministerie voldoende feiten en omstandigheden aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het betaalde geld uit enig misdrijf afkomstig is. Daarbij neemt het hof nog in aanmerking de ter zake van de Mercedes van [naam 1] (feit 1) – die in werkelijkheid niet bij [bedrijf 1] in dienst was – genoemde omstandigheid dat op 24 maart 2014 € 27.830,- vanaf [bedrijf 5] werd overgeschreven naar de bankrekening van [bedrijf 1] , terwijl een dag later die Mercedes voor € 25.000,- door [bedrijf 1] werd gekocht.
Van de verdachte mag dan verlangd worden dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geld niet van misdrijf afkomstig is. Hetgeen de verdachte over de facturen en de achtergrond van de betalingen heeft verklaard, is al besproken en weerlegd in de bewijsoverweging van feit 2. Nu die verklaring zich niet verhoudt tot de onderzoeksbevindingen en geen enkele houvast biedt om aan te nemen dat er geen sprake van witwassen is, moet die verklaring als op voorhand hoogst onwaarschijnlijk worden aangemerkt. Het hof komt tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de door [bedrijf 3] en [bedrijf 5] aan [bedrijf 1] betaalde geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn.
Contante stortingen
Naar het oordeel van het hof zijn er ook voldoende feiten en omstandigheden die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de contant gestorte geldbedragen van € 28.880,-, € 14.690,- en € 16.737,- uit enig misdrijf afkomstig zijn. Daarvoor is in het bijzonder de omvang van de contante stortingen van belang en de bij de politie door de verdachte afgelegde verklaring dat hij nooit van opdrachtgevers contant geld heeft ontvangen. Bovendien zijn deze aanzienlijke contante stortingen op de bankrekening niet in de administraties van [bedrijf 1] en [bedrijf 6] verantwoord. Het vermoeden dat de bankrekeningen waar de verdachte het beheer over had, zijn gebruikt voor het storten en verhullen van illegaal geld van anderen wordt ondersteund door de hiervoor opgenomen [server] -berichten, waaronder het bericht van [medeverdachte 2] van 1 april 2015 waarin hij [naam 2] vraagt of er via rekening betaald moet worden of dat ‘ [bijnaam] ’, waarvan het hof eerder heeft vastgesteld dat daar de verdachte [verdachte] mee wordt bedoeld, kan zeggen dat hij het contant heeft ontvangen.
De verdachte heeft over de contante stortingen verklaard dat de geldbedragen afkomstig zijn uit de opbrengsten van zijn kunsthandel. Deze verklaring wordt, ook tegen de achtergrond van de [server] -berichten, door het hof als op voorhand hoogst onwaarschijnlijk aangemerkt, gezien de vaststellingen die zijn gedaan ter zake van de schuldbekentenis van lening onder feit 1. Hetzelfde geldt voor de verklaring van de verdachte dat hij cash geld heeft ontvangen uit de verkoop van de Golf en de Mercedes aan respectievelijk [bedrijf 2] B.V. en [naam 1] , maar dan in het licht van de bewijsoverwegingen die zien op de valse kwitanties. Daarmee is geen sprake van een verklaring die het vermoeden van witwassen voldoende tegenwicht biedt. Het hof komt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de contante geldbedragen van € 28.880,-, € 14.690,- en € 16.737,- die zijn gestort op de rekeningen van respectievelijk [bedrijf 1] , [bedrijf 6] en de verdachte, uit misdrijf afkomstig zijn.
Een geldbedrag van € 33.480,- ten behoeve van de Volkswagen Golf
Het hof stelt vast dat de tenlastelegging een kennelijke verschrijving bevat doordat bij feit 3 is opgenomen ‘kenteken [kenteken 1] ’, terwijl daar had moeten staan ‘kenteken [kenteken 1] ’, nu het om de Golf gaat die met laatst vermeld kenteken in het dossier voorkomt. Het hof zal deze zinsnede verbeterd lezen. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn belangen geschaad, omdat duidelijk is dat het een verschrijving betreft en er geen twijfel over kan hebben bestaan waartegen hij zich moest verdedigen.
In de bewijsmiddelen is opgenomen dat [bedrijf 1] in september 2014 voor de aanschaf van de Golf € 33.480,- heeft betaald, van welk bedrag € 8.500,- door de verdachte contant is afgerekend. In de bewijsoverweging ter zake van de valselijk opgemaakte kwitantie ten bedrage van € 15.000,- is al vastgesteld dat niet [bedrijf 1] maar [naam 2] de feitelijke rechthebbende van deze auto was. Dit duidt er op dat [naam 2] op deze wijze zijn crimineel verworven vermogen buiten het zicht van de autoriteiten wilde houden. Dit wordt bevestigd door de [server] -berichten die tussen [medeverdachte 2] en [naam 2] zijn gewisseld, onder meer de berichten van 30 maart 2015 waarin [medeverdachte 2] aanbiedt een auto op zijn naam te laten zetten en [naam 2] daarop antwoordt:
“Je bent moe!!!! Jij snap niks van autos en al dat gezeik wat er bij komt. Auto van 40 kan niet zomaar op je naam gek aff.” Hiermee heeft het openbaar ministerie voldoende feiten en omstandigheden aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het betaalde geld uit enig misdrijf afkomstig is. De verdachte stelt dat [bedrijf 1] de auto ten behoeve van haar werknemer [naam 2] heeft gekocht. Het hof heeft hiervoor al vastgesteld dat [naam 2] geen werknemer van [bedrijf 1] was en dat die verklaring onverenigbaar is met de bewijsmiddelen, zodat zijn verklaring als op voorhand hoogst onwaarschijnlijk moet worden aangemerkt.
Een geldbedrag van € 10.000,- aan uitgaven onkosten voertuigen
Op de bankrekeningafschriften van [bedrijf 1] zijn bedragen te zien die betrekking hebben op uitgaven die verband houden met voertuigen, zoals benzinekosten en parkeerkosten. Door de verbalisanten wordt verondersteld (dossierpagina C28 865) dat de betalingen vanaf de bankrekeningen van [bedrijf 1] aan autoverzekeringen, te weten € 4.872,-, en brandstof en parkeren, te weten € 6.385,-, betrekking hadden op de voertuigen die bij anderen dan de verdachte of [bedrijf 1] in gebruik waren. Dit wordt door de verbalisanten, zonder toelichting, afgerond op € 10.000,-. De verbalisanten vermoeden dat de bestuurders van deze auto’s de onkosten contant zullen hebben betaald aan de verdachte, die dat niet structureel heeft verantwoord in de administratie. Het hof volgt de verbalisanten hierin niet. Niet alleen ontbreken onderzoeksbevindingen waarop het gerechtvaardigde vermoeden kan worden gebaseerd, ook de betrekkelijke omvang van de afzonderlijke betalingen draagt daar niet aan bij. De verdachte zal dus van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
€ 78.774,57 betaald aan gefingeerde salarisbetalingen
Het hof heeft eerder geoordeeld dat geen sprake was van een arbeidsverhouding tussen [bedrijf 1] enerzijds en [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] en [naam 2] anderzijds en dat de arbeidsovereenkomsten waarop de salarisbetalingen zijn gebaseerd, valse geschriften zijn. De betalingen aan hen waren dus in werkelijkheid geen uitkeringen van loon, waarmee reeds het gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat het niet anders kan zijn dan dat de overgemaakte bedragen van enig misdrijf afkomstig zijn, zeker in het licht van de communicatie tussen [medeverdachte 2] en [naam 2] , het witwassen van de Golf en de valse kwitanties. De verdachte heeft betwist dat de arbeidsovereenkomsten vals zijn en heeft daarmee een verklaring afgelegd die in strijd is met de eerdere vaststelling door het hof, zodat het hof daaraan voorbijgaat en ter zake van dit onderdeel van de tenlastelegging tot een bewezenverklaring komt.
Medeplegen
Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen oordeelt het hof als volgt.
Het witwassen van de ten laste gelegde geldbedragen heeft de verdachte gedaan in nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De verdachte maakte gebruik van [bedrijf 1] en [bedrijf 6] , om samen met de vennootschappen van [medeverdachte 4] , ( [bedrijf 3] en [bedrijf 5] ) geld voor [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] en [naam 2] buiten het zicht van de autoriteiten houden te houden waardoor de werkelijke rechthebbenden werden verhuld. Hij en die anderen, zijn mededaders, wisten dat de geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof spreekt de verdachte vrij van het medeplegen met [bedrijf 1] en [bedrijf 6] , omdat de verdachte als enige feitelijke leidinggever van [bedrijf 1] en [bedrijf 6] moet worden aangemerkt en er in dit geval geen sprake kan zijn van medeplegen, zoals hiervoor is overwogen.
Gewoontewitwassen
Gelet op het grote aantal witwashandelingen en de lange periode (1 januari 2014 tot en met 6 oktober 2015), komt het hof tot het oordeel dat sprake is van gewoontewitwassen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 in Nederland
opzettelijk een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, te weten:
- een schuldbekentenis van lening d.d. 20-1-2014 voor bedrag van 41.450 euro contant van [verdachte] aan [bedrijf 1] BV;
- een kwitantie voor bedrag van 15.000 euro ontvangen van [bedrijf 2] BV voor de verkoop van een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] (verstrekt aan de curator);
- een kwitantie voor bedrag van 22.000 euro ontvangen van [naam 1] in verband met de verkoop van een Mercedes met kenteken [kenteken 2] (verstrekt aan de curator);
- een arbeidsovereenkomst met [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 1] ;
bestaande de valsheid hierin dat op de geschriften valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat sprake was van een schuldbekentenis of verkoop van een auto of arbeidsovereenkomsten terwijl deze vermeldingen niet juist waren, omdat er geen sprake was van een schuldbekentenis en verkoop van een auto en arbeidsovereenkomsten als omschreven op de geschriften;
2.
[bedrijf 1] B.V. in de periode van 24 januari 2014 tot en met 6 oktober 2015 in Nederland opzettelijk de hierna (onder a, b, c, d, e en f) opgesomde valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen voorhanden heeft gehad, terwijl [bedrijf 1] B.V. telkens wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en onvervalst
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven,
te weten:
a. een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] B.V. met als vermelde werkzaamheden en/of diensten " [vermelding 1] " met factuurnummer [nummer 1] , d.d. 24 januari 2014, met een gesteld bedrag van 2.420 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [bedrijf 3] B.V.;
b. een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] B.V. met als vermelde werkzaamheden en/of diensten " [vermelding 1] " met factuurnummer [nummer 2] , d.d. 24 januari 2014, met een gesteld bedrag van 20.570 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [bedrijf 3] B.V.;
c. een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] B.V. met als vermelde werkzaamheden en/of diensten " [vermelding 2] " met factuurnummer [nummer 3] , d.d. 22 maart 2014, met een gesteld bedrag van 27.830 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [bedrijf 4] B.V. (Handelsnaam van [bedrijf 5] B.V.);
d. een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] B.V. met als vermelde werkzaamheden en/of diensten " [vermelding 3] " met factuurnummer [nummer 4] , d.d. 1 september 2014, met een gesteld bedrag van 6.050 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [bedrijf 4] B.V. (Handelsnaam van [bedrijf 5] B.V.);
e. een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] B.V. met als vermelde werkzaamheden en/of diensten " [vermelding 4] " met factuurnummer [nummer 5] , d.d. 28 september 2014, met een gesteld bedrag van 18.150 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [bedrijf 3] B.V.;
f. een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] B.V. met als vermelde werkzaamheden en/of diensten " [vermelding 5] " met factuurnummer [nummer 5] , d.d. 29 december 2014, met een gesteld bedrag van 21.780 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [bedrijf 3] B.V.;
bestaande de valsheid hierin dat op die geschriften valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de op die facturen vermelde werkzaamheden verricht zijn en/of beschreven diensten geleverd zijn op de wijze als omschreven in de facturen, terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht;
3.
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 oktober 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben hij en zijn mededader(s), toen en daar, op een of meer tijdstippen in voornoemde periode van een aantal voorwerpen, te weten:
- een totaal geldbedrag van 64.130 euro ontvangen n.a.v. diverse valse facturen aan [bedrijf 3] B.V.;
- een totaal geldbedrag van 30.250 euro ontvangen n.a.v. valse facturen aan [bedrijf 5] B.V.;
- een totaalbedrag van 28.880 euro gestort op de bankrekening van [bedrijf 1] B.V.;
- een totaal geldbedrag van 14.690 euro contant gestort op de rekening van [bedrijf 6] B.V.;
- een geldbedrag van totaal 16.737 euro contant gestort op de rekening van verdachte;
- een geldbedrag van 33.480 euro t.b.v. een VW Golf met het kenteken [kenteken 1] ;
- een geldbedrag van in totaal 78.774,57 euro aan gefingeerde salarisbetalingen;
de werkelijke aard en/of de herkomst verhuld en/of verhuld wie de rechthebbende(n) van die voorwerpen was/waren, en
die voorwerpen verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruikt, terwijl hij en zijn mededader(s) telkens wisten dat deze voorwerpen geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
feitelijk leidinggeven aan opzettelijk een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De verdediging heeft gevraagd te volstaan met een maximale taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij is gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn, het verlenen van medewerking aan het strafrechtelijk onderzoek door de verdachte, zijn justitiële documentatie waaruit blijkt dat hij als ‘first offender’ moet worden aangemerkt, de gevolgen die de vervolging voor hem en zijn kinderen heeft gehad en tot slot het financiële belang van voortzetting van zijn bedrijf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende ruim anderhalf jaar schuldig gemaakt aan het gewoontewitwassen van bijna € 267.000,-. Hij heeft daarbij valse arbeidsovereenkomsten, kwitanties en een schuldbekentenis opgesteld en valse facturen voorhanden gehad om de criminele herkomst van dat geld te verhullen. Het hof houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat de verdachte hiermee een onmisbare en belangrijke bijdrage heeft geleverd aan zware criminaliteit. Deze kan immers niet functioneren zonder het met misdrijven verworven vermogen in het legale betalingsverkeer te brengen. De verdachte heeft er, door opzettelijk handelen te ontkennen en naïviteit voor te wenden, geen blijk van gegeven in te zien dat zijn handelen het vertrouwen, dat in het financiële verkeer en geschriften met een bewijsbestemming moet kunnen worden gesteld, ernstig heeft geschaad.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (de LOVS oriëntatiepunten) voor fraude.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 november 2023 is hij niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Het hof is al met al van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf, met dien verstande dat een gedeelte van deze gevangenisstraf voorwaardelijk zal worden opgelegd, om de verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Het hof acht in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
Het hof houdt bij het opleggen van de straf rekening met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Deze redelijke termijn is tijdens de procedure bij de rechtbank overschreden met circa één jaar en vier maanden en tijdens de procedure bij dit hof met vier maanden. De overschrijding wordt gecompenseerd doordat het hof twee maanden in mindering zal brengen op de op te leggen gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 51, 57, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken ter zake van het onder feit 1, vijfde gedachtestreepje, tenlastegelegde (‘een managementovereenkomst met datum 10-10-2012’) en ter zake van het onder feit 3, zevende en tiende gedachtestreepje, tenlastegelegde (‘een geldbedrag van in totaal euro 37.730 t.b.v. diverse voertuigen’ respectievelijk ‘een geldbedrag van euro 40.000 aan lening t.b.v. [lening] ’).
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. A.P.M. van Rijn en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van
mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 januari 2024.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2018 in de strafzaak tegen [medeverdachte 2] , C28 p. 168. Dit vonnis wordt gebruikt als bewijsmiddel, maar is ten behoeve van de leesbaarheid opgenomen onder het kopje “Inleiding”.
2.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, C28 p. 186-187.
3.Verhoor van de verdachte [verdachte] van 31 mei 2018, B16 p. 34.
4.Verhoor van de verdachte [verdachte] van 31 mei 2018, B16 p. 35.
5.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, C28 p. 188-189.
6.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, C28 p. 190.
7.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, C28 p. 191-192.
8.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, C28 p. 193-194.
9.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek [server] m.b.t. salaris uitbetalingen van [naam 2] door “ [bijnaam] ”( [verdachte] ) en bedreigen / afpersen [verdachte] , B16 p. 13.
10.Verhoor van de verdachte [verdachte] van 31 mei 2018, B16 p. 40.
11.Proces-verbaal van bevindingen 27 juni 2017, C28 p. 701.
12.Proces-verbaal van bevindingen bankrekening [bedrijf 1] BV, C28 p. 1005.
13.Proces-verbaal van bevindingen valsheid in geschrifte ex art. 225 lid 1 en lid 2 WvSr [verdachte] , C28 p. 1352-1353 en geschriften, te weten facturen van respectievelijk 24 januari 2014 (2), 22 maart 2014, 1 september 2014, 28 september 2014 en 29 december 2014, C28 p. 1364 (a), 1365 (b), 1366 (c), 1370 (d), 1372 (e) en 1374 (f).
14.Een geschrift, te weten een overzicht van bijschrijvingen op de bankrekening van [bedrijf 1] , C28 p. 1015, een proces-verbaal van bevindingen valsheid in geschrifte ex art 225 lid 1 en lid 2 WvSr [verdachte] , C28 p. 1355, en een proces-verbaal van bevindingen facturen [bedrijf 3] BV / [bedrijf 5] BV, gericht aan [bedrijf 1] BV, C28 p. 465-467.
15.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek harde schijf [bedrijf 1] BV, C28 p. 946-947.
16.Proces-verbaal van bevindingen facturen [bedrijf 3] BV / [bedrijf 5] BV, gericht aan [bedrijf 1] BV, C28 p. 465-467.
17.Een geschrift, te weten een overzicht contante stortingen ten gunste van ABN-AMRO bankrekening van [bedrijf 1] , C28 p. 1013.
18.Een geschrift, te weten een overzicht contante opnamen ten laste van ABN-AMRO bankrekening van [bedrijf 1] , C28 p. 1014.
19.Proces-verbaal van bevindingen bankrekeningen [verdachte] (bijlage 1), C28 p. 1017 en p. 1021 (bovenaan).
20.Proces-verbaal van bevindingen bankrekeningen [verdachte] (bijlage 1), C28 p. 1018, 1019 en 1021 (onderaan)-1022.
21.Proces-verbaal van bevindingen contant geld, C28 p. 1024 (derde alinea).
22.Proces-verbaal van bevindingen contant geld, C28 p. 1024 (vijfde alinea) en een geschrift, te weten een schuldbekentenis van lening, bijlage 3 bij proces-verbaal van bevindingen contant geld, C28 p. 1047.
23.Een geschrift, te weten een overzicht van verkochte kunstwerken, bijlage 2 bij proces-verbaal van bevindingen contant geld, C28 p. 1046.
24.Proces-verbaal van bevindingen contant geld, C28 p. 1025 (onder)-1026, en een geschrift, te weten een kasstaat 2014, bijlage 6 bij dat proces-verbaal, C28 p. 1060-1068.
25.Bijlage 4 bij proces-verbaal van verhoor van de verdachte B16, p. 059-061.
26.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte B16, p. 037.
27.Proces-verbaal van bevindingen harde schijf [verdachte] , C28 p. 901-902 en 904-923
28.Proces-verbaal van bevindingen gefingeerde arbeidsovereenkomsten, C28 p. 1083 en 1084
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] van 6 juli 2018, C28 p. 1179.
30.Een geschrift, bijlage 1 bij proces-verbaal van bevindingen harde schijf [verdachte] , C28 p. 904-906.
31.Een geschrift, bijlage 2 bij proces-verbaal van bevindingen harde schijf [verdachte] , C28 p. 908-910.
32.Een geschrift, bijlage 3 bij proces-verbaal van bevindingen harde schijf [verdachte] , C28 p. 912-914.
33.Een geschrift, bijlage 5 bij proces-verbaal van bevindingen harde schijf [verdachte] , C28 p. 920-922.
34.Proces-verbaal van bevindingen harde schijf [verdachte] , C28 p. 902-903 en geschriften, bijlagen 8, 9 en 11, C28 p. 930-931 en 940-945.
35.Proces-verbaal van bevindingen valsheid in geschrifte ex art. 225 lid 1 en lid 2 WvSr [verdachte] , C28 p. 1359, en proces-verbaal van bevindingen gefingeerde arbeidsovereenkomsten, C28 p. 1081-1082.
36.Proces-verbaal van bevindingen gefingeerde arbeidsovereenkomsten, C28 p. 1083 en 1089-1090 (bijlage 1).
37.Proces-verbaal van bevindingen gefingeerde arbeidsovereenkomsten, C28 p. 1084 (bovenaan).
38.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek [server] m.b.t. salaris uitbetaling van [naam 2] door “ [bijnaam] ” ( [verdachte] ) en bedreigen / afpersen [verdachte] , C28 p. 368.
39.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek [server] m.b.t. salaris uitbetaling van [naam 2] door “ [bijnaam] ” ( [verdachte] ) en bedreigen / afpersen [verdachte] , C28 p. 369.
40.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek [server] m.b.t. salaris uitbetaling van [naam 2] door “ [bijnaam] ” ( [verdachte] ) en bedreigen / afpersen [verdachte] , C28 p. 369.
41.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek [server] m.b.t. salaris uitbetaling van [naam 2] door “ [bijnaam] ” ( [verdachte] ) en bedreigen / afpersen [verdachte] , C28 p. 369-370.
42.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van 13 september 2018, B18 p. 16.
43.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 5 juni 2018, B16 p. 71 en 74.
44.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek [server] m.b.t. salaris uitbetaling van [naam 2] door “ [bijnaam] ” ( [verdachte] ) en bedreigen / afpersen [verdachte] , C28 p. 370-372.
45.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek [server] m.b.t. salaris uitbetaling van [naam 2] door “ [bijnaam] ” ( [verdachte] ) en bedreigen / afpersen [verdachte] , C28 p. 372.
46.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek [server] m.b.t. salaris uitbetaling van [naam 2] door “ [bijnaam] ” ( [verdachte] ) en bedreigen / afpersen [verdachte] , C28 p. 373.
47.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek [server] m.b.t. salaris uitbetaling van [naam 2] door “ [bijnaam] ” ( [verdachte] ) en bedreigen / afpersen [verdachte] , C28 p. 373.
48.Proces-verbaal van bevindingen kentekens op naam van [bedrijf 1] BV, C28 p. 861 (onderaan).
49.Proces-verbaal van bevindingen kentekens op naam van [bedrijf 1] BV, C28 p. 863 (onderaan).
50.Proces-verbaal van bevindingen bankrekening [bedrijf 1] BV, C28 p. 1007 (midden).
51.Proces-verbaal eigendomsonderzoek, C28 p. 707 (onderaan).
52.Proces-verbaal van bevindingen kentekens op naam van [bedrijf 1] BV, C28 p. 863 (onderaan).
53.Proces-verbaal van bevindingen kentekens op naam van [bedrijf 1] BV, C28 p. 865 (bovenaan).
54.Proces-verbaal van bevindingen kentekens op naam van [bedrijf 1] BV, C28 p. 863 (onderaan)-864.
55.Proces-verbaal van bevindingen kentekens op naam van [bedrijf 1] BV, C28 p. 864 (midden).
56.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek [server] m.b.t. salaris uitbetaling van [naam 2] door “ [bijnaam] ” ( [verdachte] ) en bedreigen / afpersen [verdachte] , C28 p. 374-375.
57.Proces-verbaal van bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , C28 p. 667 (derde alinea), en bijlage 2.5, C28 p. 681 (onder B).
58.Proces-verbaal van bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , C28 p. 666 (onderaan).
59.Eigendomsonderzoek, C28 p. 704 (onderaan).
60.Eigendomsonderzoek, C28 p. 705 (onderaan)-706 (bovenaan).
61.Proces-verbaal van bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , bijlage 1, C28 p. 675, en proces-verbaal van bevindingen onderzoek [server] m.b.t. salaris uitbetaling van [naam 2] door “ [bijnaam] ” ( [verdachte] ) en bedreigen / afpersen [verdachte] , bijlage 8, C28 p. 561.
62.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , bijlage 6, C28 p. 557.
63.Proces-verbaal van bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , C28 p. 668-669.
64.Proces-verbaal van bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , C28 p. 666 (onderaan).
65.Proces-verbaal van bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , C28 p. 669 (midden).
66.Proces-verbaal van bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , C28 p. 669 (onderaan).
67.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , bijlage 10, C28 p. 563-564.
68.Proces-verbaal van bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , C28 p. 669 (onderaan) en bijlage 3, p. 687, § 2.2.
69.Proces-verbaal van bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , C28 p. 671.
70.Proces-verbaal van bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , bijlage 1, C28 p. 676.
71.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van 20 september 2018, B18 p. 37
72.Bijlage 2 bij proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] van 13 september 2018, B18 p. 26.
73.Proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2019, C28 p. 6.
74.Proces-verbaal van bevindingen gefingeerde arbeidsovereenkomsten, C28 p. 1084.
75.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , C28, p. 536.