Op 2 juli 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 december 2019. De zaak betreft een bewezenverklaring van ontucht, waarbij de verdachte een minderjarig meisje heeft benaderd via Telegram en haar heeft bewogen tot seksuele handelingen in ruil voor geld en/of een tongpiercing. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Het hof overweegt dat de verdachte, wetende dat het slachtoffer minderjarig was, inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen en een taakstraf van 50 uren gevorderd. Het hof houdt rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep en past de straf aan. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding wordt gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof een bedrag van € 1.250,00 toekent voor immateriële schade. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen op de vordering van de benadeelde partij, en legt een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen en een taakstraf van 40 uren op. De benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.