ECLI:NL:GHAMS:2024:1848

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
23-004471-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne, alsook voor deelname aan een criminele organisatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. De zaak betreft het medeplegen van het opzettelijk vervoeren van 49 kilogram cocaïne in een woning en 51 kilogram cocaïne in een auto, evenals deelname aan een criminele organisatie. De verdachte had een actieve rol binnen deze organisatie. Het hof heeft overwogen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor een deel van de tenlastelegging, en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht en heeft betwist dat hij op de hoogte was van de cocaïne in de woning en de auto. Het hof heeft echter vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie en de handel in cocaïne. De strafmaat is verlaagd vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de maatschappelijke gevolgen van de georganiseerde drugshandel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004471-17
datum uitspraak: 2 juli 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-730028-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Colombia) op [geboortedatum] 1983,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep feit 2

Het Openbaar Ministerie heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarvan beroep. Blijkens de appelschriftuur van 9 januari 2018 was het hoger beroep mede gericht tegen de vrijspraak van de onder feit 2 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen. Op de terechtzitting in hoger beroep van 21 mei 2024 heeft de advocaat-generaal meegedeeld dat het hoger beroep zich niet meer richt tegen de vrijspraak van de onder feit 2 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen. De advocaat-generaal heeft verzocht de officier van justitie voor wat betreft dat feit op grond van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
Gelet op het voorgaande en gehoord de verdediging, is het hof van oordeel dat, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek ter zake van feit 2, zal de officier van justitie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, Sv, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.

2.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2019, 3 mei 2019, 9 september 2022, 20 september 2022, 4 april 2024, 21 mei 2024, 24 mei 2024, 29 mei 2024 en 2 juli 2024, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman van de verdachte naar voren heeft gebracht.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

4.Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijzigingen, en voor zover in hoger beroep nog aan de orde is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 april 2014 tot en met 5 april 2014 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, telkens, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd danwel opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
  • (ongeveer) 49 kilogram cocaïne (in de woning gelegen aan de [adres 1] te Rotterdam) en/of
  • (ongeveer) 51 kilogram cocaïne (in de Mercedes Vito met [kenteken] ),
in elk geval telkens een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
hij en/of zijn medeverdachte(n) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 5 april 2014 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, hebben deelgenomen aan een criminele Organisatie met het oogmerk om een feit/feiten als bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen
  • veelvuldig (onderling en/of met anderen) telefonisch/ping contact(en) gehad en/of onderhouden en/of
  • een of meerdere geldbedragen (89230 euro en/of 230000 euro) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
  • een of meerdere voertuigen (een (personen)auto (merk Citroen Berlingo, met [kenteken] ) en/of een (personen)auto (merk Volkswagen Jetta, met [kenteken] ) en/of een auto (merk Mercedes Vito, met [kenteken] ) voorhanden heeft/hebben gehad en/of ter beschikking heeft/hebben gesteld en/of
  • een of meerdere woningen/panden (de woning(en)/pand(en) gelegen aan de perce(e)l(en) [adres 2] te Amsterdam en/of [adres 3] te Amsterdam en/of [adres 4] te Amsterdam en/of [adres 5] te Amsterdam-Zuidoost en/of [adres 6] te Diemen en/of [adres 1] te Rotterdam) ter beschikking heeft/hebben gesteld waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
en/of
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 21 november 2013 tot en met 5 april 2014 te Amsterdam en/of te Rotterdam en/of Diemen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit de volgende mededader(s):
  • [medeverdachte 1] en/of
  • [medeverdachte 2] en/of
  • [medeverdachte 3]
  • [medeverdachte 4] en/of
  • [medeverdachte 5] en/of
  • [medeverdachte 6]
en/of een of meerdere ander perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
  • het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en of het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen danwel het opzettelijk aanwezig hebben van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevatten cocaïne, in elk geval van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I ( artikel 2 Opiumwet) en/of –
  • het (gewoonte)witwassen van een of meerdere geldbedrag(en) uit misdrijf afkomstig (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Interpretatie van de tenlastelegging

Het hof acht het aangewezen om, alvorens verder op de zaak in te gaan, zijn interpretatie van de tenlastelegging onder 3 te expliciteren, aangezien de tenlastelegging op dit punt op meerdere manieren kan worden gelezen.
Gelet op de tekst van de tenlastelegging en de samenhang met feit 3, tweede cumulatief/alternatief (deelneming aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr met als oogmerk – kort gezegd – de invoer en verkoop van cocaïne), begrijpt het hof dat de bedoeling van de steller van de tenlastelegging is geweest om onder feit 3, eerste cumulatief/alternatief de verdachte de deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 11a (oud) Opiumwet met als oogmerk het plegen van een misdrijf als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet te verwijten. Met herstel van kennelijke misslagen en wegstreping van overbodige gedeelten, leest het hof de tenlastelegging onder feit 3, eerste cumulatief/alternatief daarom aldus dat aan de verdachte wordt verweten dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 15 juni 2014 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk om een feit/feiten als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet te plegen, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en)cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor wat betreft het tenlastegelegde onder 3, tweede cumulatief/alternatief, leest het hof de naam ‘ [medeverdachte 1] ’ als ‘ [medeverdachte 1] ’, nu [medeverdachte 1] de valse naam is van [medeverdachte 1] .

6.Waardering van het bewijs

a.
Identificatie Ping-gebruikers en bijnamen
Het bewijs tegen de verdachten in het onderzoek 13Koelruit bestaat voor een belangrijk deel uit berichtenverkeer (chatgesprekken via Ping) dat verschillende gebruikers hebben gevoerd met hun BlackBerry-telefoons.
De politie heeft zich ten behoeve van de identificatie van Ping- en/of bijnamen gebaseerd op het onderlinge verband tussen de inhoud van chatberichten, de paallocaties (zendmastgegevens) van de (BlackBerry-)telefoons, de tijdstippen van chatberichten, observaties en de tijdstippen en locaties daarvan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten.
De volgende Ping- en/of bijnamen worden aan de verdachten toegeschreven op grond van de bewijsmiddelen:
  • [medeverdachte 4] heeft gebruik gemaakt van de Ping- en/of bijnamen [bijnaam 1] , [bijnaam 2] , [bijnaam 3] , [bijnaam 4] en [bijnaam 5] .
  • [medeverdachte 7] heeft gebruik gemaakt van de Ping-naam [bijnaam 6] .
  • [medeverdachte 6] heeft gebruik gemaakt van de Ping- en/of bijnamen [bijnaam 7] , [bijnaam 8] , [medeverdachte 6] , [bijnaam 9] , [bijnaam 10] , [bijnaam 11] , [bijnaam 12] en [bijnaam 13] .
  • [medeverdachte 5] heeft gebruik gemaakt van de Ping-naam [bijnaam 14] .
  • [medeverdachte 2] heeft gebruik gemaakt van de Ping- en/of bijnamen [bijnaam 15] , [bijnaam 16] en [bijnaam 17] .
  • [medeverdachte 1] heeft gebruik gemaakt van de Ping- en/of bijnamen [bijnaam 18] en [bijnaam 19] en [bijnaam 20] .
  • [verdachte] heeft gebruik gemaakt van de Ping- en/of bijnamen [bijnaam 21] en [bijnaam 24] .
Bijnaam ‘ [bijnaam 21] ’
[verdachte] heeft zich ten aanzien van alle vragen op zijn zwijgrecht beroepen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] geen gebruik heeft gemaakt van de bijnaam ‘ [bijnaam 21] ’. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte op 27 februari 2014 betrokken is geweest bij een transport van verdovende middelen dat door de rechtbank is gebruikt in de bewijsconstructie om de verdachte te linken aan de bijnaam ‘ [bijnaam 21] ”. De door de politie beschreven observaties van 27 februari 2014 zijn zeer speculatief en met de duiding van de politie moet uiterst terughoudend worden omgegaan. Bovendien is de verdachte op die datum niet aangehouden, waardoor niet vaststaat wat er in de pakketten zat waarmee hij is gezien.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat [verdachte] gebruik heeft gemaakt van de bijnaam ‘ [bijnaam 21] ”. Het hof acht daartoe de volgende omstandigheden in onderlinge samenhang bezien redengevend.
Tijdens de doorzoeking van de [adres 1] op 5 april 2014 zijn pakketten met cocaïne gevonden en andere voorwerpen die te linken zijn aan handel in verdovende middelen, zoals een sealapparaat en een vacumeermachine. Tevens is er een notitieblok aangetroffen. In dit notitieblok staat bij de datum van 27 februari 2014 genoteerd:
[bijnaam 18] 33 neemt mee
W:33, Pak:16 en flor:14.
Totaal 63
203
63
140
108 - W
18 - pak
10 - Flor
1-
rojo
2-
Estrella
140
[bijnaam 21] neemt mee 8 van de W
108
-8
100
[bijnaam 18] neemt mee
18 -pak 10 flor, 1 rojo
Totaal 29
63+29 = 92
Kedan
100 – W
3 estrella
103
Uit onderzoek van de politie blijkt dat bovenstaande aantekeningen duiden op een ‘administratie’ van de handel in verdovende middelen vanuit het pand aan de [adres 1] in Rotterdam. Uit de aantekeningen blijkt dat [medeverdachte 1] ( [bijnaam 18] ) op 27 februari 2014 een aantal pakketten verdovende middelen heeft meegenomen. Een persoon die ‘ [bijnaam 21] ’ wordt genoemd heeft op diezelfde datum 8 pakketten van de ‘W’ variant van de verdovende middelen meegenomen.
Bovenstaande aantekeningen sluiten aan bij observaties van [medeverdachte 1] en [verdachte] op 27 februari 2014 bij de [adres 1] . Op die dag is zowel in de ochtend als in de middag op camerabeelden waargenomen dat beide verdachten vergezeld door een vrouw bij het appartement in de [adres 1] aanwezig zijn en bezig zijn met het verplaatsen van pakketten die in vuilniszakken zijn verpakt. De politie concludeert dat de verplaatsingen van de pakketten te maken hebben met de handel in verdovende middelen. Dat de verdachten niet zijn aangehouden op 27 februari 2014 en dat daardoor niet is vastgesteld wat er in de pakketten zat, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de duiding van de politie. De observatie sluit immers aan bij de aantekeningen in het notitieblok en uit de bewijsmiddelen die achter dit arrest zijn opgenomen blijkt dat beide verdachten zich bezig hielden met de handel in verdovende middelen in het kader van hun deelname aan de criminele organisatie.
Bovendien wordt het voorgaande bevestigd door een Ping-gesprek tussen [medeverdachte 4] en de gebruiker van het Ping-account [persoon 12] van 21 april 2014, waarin het volgende wordt geschreven:
[bijnaam 5] – [persoon 12] : De [bijnaam 18] , [bijnaam 21] en die anderen die hier zitten hebben gevraagd of de zitting naar voren schoven kan worden.
[bijnaam 5] – [persoon 12] : En dat is afgewezen omdat het onderzoek nog niet gesloten is.
[bijnaam 5] – [persoon 12] : Ze hebben nog 3 maanden de tijd gevraagd.
Uit de detentiegegevens van [verdachte] blijkt dat hij op 21 april 2014 voorlopig gehecht was in afwachting van de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak. Op 18 april 2014, een paar dagen voor het Ping-gesprek, was een bevel gevangenhouding van 90 dagen (ongeveer 3 maanden) afgegeven. Het is het hof ambtshalve bekend dat hetzelfde geldt voor [medeverdachte 1] . De detentiegegevens van de beide verdachten sluiten dus naadloos aan op bovenstaand Ping-gesprek.
Eerder is vastgesteld dat met ‘ [bijnaam 18] ’ [medeverdachte 1] wordt bedoeld. Naar het oordeel van het hof wordt met ‘ [bijnaam 21] ’ gedoeld op [verdachte] .
Ping-naam [bijnaam 24]
De raadsman van [verdachte] heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de identificatie van [verdachte] als ‘ [bijnaam 24] ’.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [verdachte] gebruik heeft gemaakt van de Ping-naam [bijnaam 24] .
b.
Feit 1 (zaaksdossier ‘100 kilo’)
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof feit 1 bewezen zal verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde en heeft daartoe aangevoerd dat [verdachte] geen opzet had op het afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van en dat hij geen beschikkingsmacht had over de 51 kilogram cocaïne die in de Mercedes is aangetroffen. Ten aanzien van de 49 kilogram cocaïne die in de woning is aangetroffen heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne in de dozen.
Oordeel van het hof
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
In de ochtend van 5 april 2014 zijn twee dozen met cocaïne vanuit de Mercedes Vito met [kenteken] naar de woning aan de [adres 1] in Rotterdam gebracht. [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] waren hierbij feitelijk betrokken. [medeverdachte 1] heeft namelijk samen met [verdachte] de dozen met de Mercedes Vito naar een parkeerplaats bij de woning gebracht. De dozen zijn vervolgens door [medeverdachte 3] en [verdachte] met een steekkar naar en in de woning gebracht en even later is ook [medeverdachte 1] de woning in gegaan. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de dozen in een badkamer/wc van de woning zijn gezet.
In de namiddag van 5 april 2014 parkeert dezelfde Mercedes Vito, na enkele uren weg te zijn geweest, weer in de nabijheid van dezelfde woning. [verdachte] haalt vervolgens een tas met cocaïne uit dezelfde woning. De cocaïne uit de tas is in een verborgen ruimte in dezelfde Mercedes Vito gedaan. Vervolgens rijdt de Mercedes Vito weg met [medeverdachte 2] achter het stuur en [medeverdachte 1] als bijrijder. De politie grijpt vervolgens in en houdt [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan. De woning en de Mercedes Vito worden door de politie doorzocht. In de woning wordt ongeveer 49 kilo cocaïne en in een verborgen ruimte van de Mercedes Vito ongeveer 51 kilo cocaïne aangetroffen.
Ten aanzien van [medeverdachte 1]
Dat [medeverdachte 1] – als pleger – verantwoordelijk kan worden gehouden voor beide hoeveelheden cocaïne behoeft geen nadere toelichting. Zijn bekennende verklaring vindt voldoende ondersteuning in de overige bewijsmiddelen.
Medeplegers
Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat niet alleen [medeverdachte 1] verantwoordelijk kan worden gehouden voor het plegen van strafbare handelingen ten aanzien van beide hoeveelheden cocaïne. Er is voldoende gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen meerdere personen, onder wie [medeverdachte 1] , die maakt dat sprake is van medeplegen.
Het hof oordeelt op grond van de bewijsmiddelen dat wat betreft de ongeveer 49 kilo cocaïne die in de woning is aangetroffen [verdachte] en [medeverdachte 3] als medeplegers moeten worden aangemerkt.
Ten aanzien van de ongeveer 51 kilo cocaïne die in de Mercedes Vito is aangetroffen geldt dat [verdachte] en [medeverdachte 2] als medeplegers moeten worden aangemerkt en [medeverdachte 3] voor wat betreft een deel van de daarin aangetroffen hoeveelheid cocaïne.
Bewijsoverweging ten aanzien van medeplegen [verdachte] (49 en 51 kilo cocaïne)
Wat betreft [verdachte] is zijn feitelijke betrokkenheid bij beide hoeveelheden cocaïne hiervoor al nader toegelicht.
Dat hij wist dat het om cocaïne ging, leidt het hof af uit het volgende.
Allereerst is van belang dat hij zowel in de ochtend als in de namiddag betrokken was bij de verrichte handelingen met betrekking tot cocaïne.
Verder heeft hij cocaïne vervoerd in een plastic tas van de woning naar de Mercedes Vito. De cocaïne moet op dat moment in blokken verpakt zijn geweest. Daarbij is van belang dat uit de observaties van de politie volgt dat hij rond 17.20 uur deze tas - een zogeheten big shopper van Albert Heijn - in de Mercedes Vito plaatst.
Gelet op voornoemde observaties, bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen - waaronder het aantreffen in de laadruimte van een (op een stuk plastic na) lege big shopper tas van Albert Heijn en het aantreffen van 51 blokken cocaïne in een heimelijke ruimte van de Mercedes Vito -, kan het niet anders dan dat de in de tas zittende blokken cocaïne in de verborgen ruimte in de Mercedes Vito zijn gestopt terwijl, zo volgt uit de verklaring van [medeverdachte 1] , op dat moment, [verdachte] zich in de nabijheid van de Mercedes Vito bevond. Bij die handelingen moet de verborgen ruimte zijn geopend waarin uiteindelijk in totaal 51 kilo cocaïne is aangetroffen. Dat in de tas die [verdachte] heeft gedragen in totaal geen 51 kilo kan hebben gezeten zoals de verdediging heeft aangevoerd, doet hier niet aan af.
Gelet op het voorgaande en nu het hof, zoals hierna zal worden toegelicht, ook bewezen acht dat [verdachte] destijds deel uitmaakte van een criminele organisatie gericht op cocaïnehandel, acht het hof bewezen dat [verdachte] wist dat het cocaïne betrof.
Gelet op zijn rol én wetenschap, waarmee hij mede de beschikkingsmacht had over de cocaïne, wordt [verdachte] door het hof aangemerkt als medepleger.
c.
Feit 3 (criminele organisatie)
De tenlastelegging
De steller van de tenlastelegging heeft ervoor gekozen om cumulatief/alternatief ten laste te leggen het deelnemen aan criminele drugsorganisatie in de periode van 1 november 2013 tot en met 5 april 2014 en/of aan een organisatie ex art. 140 Sr met het oogmerk van internationale cocaïnehandel en gewoontewitwassen in de periode van 21 november 2013 tot en met 5 april 2014.
Beoordelingskader deelneming aan criminele organisatie
De in de strafbaarstelling van artikel 11a (oud, thans b) Opiumwet bedoelde organisatie die – kortgezegd – tot oogmerk heeft het plegen van een of meer drugsdelicten, hangt nauw samen met de organisatie die als oogmerk heeft het plegen van misdrijven (in het algemeen) als bedoeld in artikel 140 (Sr).
De rechtspraak van de Hoge Raad over de bestanddelen van artikel 140 lid 1 Sr laat zich op hoofdlijnen als volgt weergeven.
Van een 'organisatie' als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen.
Van 'deelneming' aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met, of in ieder geval bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene.
Voor 'deelneming' in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het 'oogmerk' tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Bij de vaststelling van het oogmerk kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Zaaksdossier 100 kilo
Ten aanzien van het zaaksdossier 100 kilo verwijst het hof naar hetgeen hierover eerder is overwogen onder b en naar de bewijsmiddelen in dat zaaksdossier.
De cocaïne in de pakketten in de woning aan de [adres 1] te Rotterdam en in de Mercedes Vito bevatte onder meer merktekens van een ster.
In de woning zijn een vacumeermachine en vacüumzakken aangetroffen, alsmede twee sealapparaten, sealfolie en doosjes met onderzoekshandschoenen.
[medeverdachte 3] was de bewoner van de woning aan de [adres 1] te Rotterdam. [verdachte] was een regelmatige bezoeker van het pand.
Aangetroffen administratie
Notitieblokje [adres 1]
In de woning aan de [adres 1] is een notitieblokje aangetroffen. Daarin staan aantekeningen die verband houden met onder meer hoeveelheden “estrella” en “flor” die binnenkomen en wat er door wie wordt meegenomen. Bij 22 februari 2014 staat genoteerd:
141-W
34-pak
24-flor (hof: bloem)
1-rojo
3-estrella (hof: ster)
Total 203
Bij 27 februari 2014 staat genoteerd:
Meegenomen door [bijnaam 18] (hof: [medeverdachte 1] ): W:33 pak:16 flor:14
Total 63
Vervolgens staat er:
203
63
--
140
Verder staat genoteerd dat ‘ [bijnaam 21] ’ (hof: [verdachte] ) 8 met een W meeneemt. Vervolgens staat er:
108
-8
---
100
Op 7 maart 2014 neemt [bijnaam 21] 5 stuks met een W mee waarna er
3 overblijven met het symbool van een (david) ster
Ook staat genoteerd: adres [adres 1]
Hieronder staan diverse symbolen waaronder een (david)ster
en een W.
Bruna collegeblok
Op 15 juni 2014 is bij een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 4] aan de [adres 6] te Diemen in een verborgen ruimte een Bruna collegeblok aangetroffen. In dit collegeblok wordt over de periode 1 februari 2014 tot en met 10 april 2014 een kasboek bijgehouden. In dit kasboek worden in die periode in- en uitgaven bijgehouden. Tevens wordt er bij elke in- en uitgave een bijschrift in de Spaanse taal geschreven.
In het kasboek komen de namen [bijnaam 18] ( [medeverdachte 1] ), [bijnaam 2] ( [medeverdachte 4] ), [medeverdachte 6] ( [medeverdachte 6] ), [bijnaam 21] ( [verdachte] ) en [bijnaam 16] ( [medeverdachte 2] ) voor.
Op 10 februari 2014 zit er € 1.396.672 in kas en ‘brengt [persoon 3] van [medeverdachte 6] ’ een bedrag van € 28.000. Ook ‘brengt [persoon 3] van [bijnaam 18] ’ een bedrag van € 18.000 alsmede van ene [persoon 4] een bedrag van € 28.000, waarna er een bedrag van € 1.470.672 ‘in kas’ is. Uit het kasboek blijkt dat door of door namens [bijnaam 16] veelvuldig geld wordt gestort. Zo ‘brengt [persoon 3] van [bijnaam 16] ’ op 5 maart 2014 een bedrag van € 224.000, ‘brengt [bijnaam 18] van [bijnaam 16] ’ op 6 maart 2014 een bedrag van € 1.465.000 en ‘brengt [persoon 3] van [bijnaam 16] ’ op 7 maart 2014 bedragen van € 346.000 en € 111.400. Op diezelfde dag brengt ‘brengt [persoon 3] van [bijnaam 18] ’ ook een bedrag van € 60.000, ‘brengt [bijnaam 18] 120.000 rectificatie 130.000 [bijnaam 16] W’ en ‘brengt [persoon 3] 66.000 rectificatie 67.000 [bijnaam 16] Estrella’. Op 5 april 2014 komt een bedrag binnen van € 2.329.330 met de omschrijving ‘ [bijnaam 16] van Estrelle’. Ook [bijnaam 21] komt voor in dit kasboek. Op 2 maart 2014 komt er een bedrag binnen van € 224.000 met de omschrijving ‘Inkomend [bijnaam 18] [bijnaam 21] ’ en op 3 maart 2014 gaat er een bedrag van € 5.000 uit in verband met ‘Transport [bijnaam 21] ’ Op 20 maart 2014 staat er bij de inkomsten een bedrag van € 50.000 vermeld met de omschrijving ‘Inkomend [bijnaam 2] ’. Er gaan regelmatig bedragen uit naar ‘papa’ of ‘papi’, zoals op 8 maart 2014 een bedrag van € 2.000.000 en op 9 maart 2014 een bedrag van € 1.000.000. Ook gaat er geld uit naar ‘ [persoon] ’. Bij de omschrijving bij de transacties komen verder termen voor als ‘Pescado’ en ‘Pez’ (hof: vis), alsmede zijn er uitgaven voor koffers, tickets, een scanner, telefoons en Blackberry’s/BB’s. Op 25 februari 2014 staat een uitgaand bedrag van € 1600 vermeld met de omschrijving: ‘uitgaand huur appartement overhandiging [medeverdachte 6] ’.
Handy collegeblok
Bij de doorzoeking van de genoemde woning aan de [adres 6] is in dezelfde verborgen ruimte een Handy collegeblok aangetroffen. In dit collegeblok zijn in totaal tien zijden van bladzijden beschreven. Er staan verschillende berekeningen en Spaanse teksten in. De maand januari wordt genoemd en 3 data in februari. In het collegeblok staan uitgaven vermeld en ‘verzendingen [luchtvaartmaatschappij 2] ’. Er is ‘100’ aan [bijnaam 18] gegeven ‘alvorens af te reizen’. Ook staat vermeld: ‘5.398 moneytransfers naar het dorp’. Verder komen de termen ‘AK container verdieping 50-72’ en ‘postzakken geregistreerd of niet geregistreerd’ voor. De naam ‘ [persoon 5] ’ staat een aantal keer vermeld en verder staat vermeld: ‘deze informatie voor [persoon 5] vertrek Braz. (het hof begrijpt: Brazilië’) aankomst hier’. Er komt bij de berekeningen een aantal symbolen/merktekens/afkortingen voor, waarbij het symbool van een stervorm meerdere malen terugkomt. Ook komen de termen ‘Fdx’/’FEDEX’, ‘W’ en ‘Pez’ (vis) voor. Er staan ook telefoonnummers opgenomen. In het collegeblok komen verder voor de namen [persoon 7] en [persoon] , aan wie iets is gegeven.
Pinggesprekken
Op 21 november 2013 pingt ene [persoon 11] aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘hoeveel meisjes heeft hij op reis?’ [medeverdachte 4] vraagt: ‘Hoeveel Peruaanse meisjes heb je bij je?’ en ‘degene die op reis zijn, zijn Colombiaans’. [persoon 11] vraagt aan [medeverdachte 4] : ‘heb je met [persoon 6] (het hof begrijpt: [persoon 6] ) gesproken over hoeveel ik moet betalen voor de meisjes die onderweg zijn?’ [bijnaam 3] antwoordt: ‘hij had het over ongeveer 6000 eu, zoiets, ik weet niet of ik je dat moest geven ofzo, wacht tot de meisjes aankomen en dan laat ik het je weten’.
Op 22 november 2013 pingt [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ) naar [bijnaam 7] ( [medeverdachte 6] ) ‘ik was het meisje met de roze jurk aan het laten zien aan een vriend die over is uit Barsa (Barca, het hof begrijpt: Barcelona).
Op 25 november 2013 pingt [bijnaam 24] ( [verdachte] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘jongen, houd voor mij een filet apart, ik kom die zo ophalen’. [medeverdachte 4] antwoordt: ‘Ok jongen, ik laat dat voor jou in dat doosje, okay’, waarop [verdachte] pingt: ‘Jongen, is er voor meerderen genoeg, Papi als dat in de smaak valt, dan bestellen zijn nog zo’n 20 maaltijden bij ons’ en ‘de documenten zijn al in orde, ze bestelden er nog een bij mij, kun je dat voor mij apart leggen alsjeblieft’.
Op 28 november 2013 pingt [bijnaam 20] ( [medeverdachte 1] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘Jongen, doe mij een lol, kun je een STER aan [bijnaam 21] ( [bijnaam 21] (hof: [verdachte] ) geven, want die staat buiten’, waarop [medeverdachte 4] antwoordt: ‘Ok’.
Op 2 december 2013 pingt [bijnaam 7] ( [medeverdachte 6] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘is er nog wat voor de landgenoten?’ waarop deze antwoordt: ‘El pez (de vis)’.
Op 24 november 2013 pingt [bijnaam 7] ( [medeverdachte 6] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘Leito, wat vind je ervan, Negrito is me al aan het pingen vanwege de Gata (Kat), of jullie om 11 uur bij jou op kantoor kunnen afspreken’. [medeverdachte 4] antwoordt ‘Doe maar’ en ‘zeg tegen je vrienden dat ik dat meisje heb, die ster, die ene waar zij van houden’.
Op 30 november 2013 om 14:07 uur pingt [bijnaam 6] ( [medeverdachte 7] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ) dat zij hem nodig heeft en pingt deze dat hij zo langs komt. Diezelfde dag vanaf 16:46 uur pingt [medeverdachte 4] aan [bijnaam 7] ( [medeverdachte 6] ): ‘Ja [medeverdachte 6] , ben je thuis, [bijnaam 6] is me een voorstel aan het doen, met wat over is van de katten’. Om 18:27 uur pingt [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 4] : ‘En wat voor voorstel heeft [bijnaam 6] jou gedaan over de katten’. [medeverdachte 4] reageert: ‘Ze zegt tegen me dat zij de katten geeft aan haar, als onderpand, en ze geeft ons eu’. [medeverdachte 6] vraagt: ‘voor hoeveel?’, waarop [medeverdachte 4] reageert met: ‘25’.
Op 1 december 2013 pingt [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ) aan [bijnaam 6] ( [medeverdachte 7] ) of zij geld aan [persoon 7] heeft gegeven. [medeverdachte 7] reageert: ‘Meneer, [persoon 7] heeft wat hij daar heeft genomen gekregen… Dat van die pgp telefoons heeft hij ook genomen en dat wat jij aan hem hebt gegeven en bij mij hebt afgetrokken… Voor zover ik weet…’. Eveneens op 1 december pingt [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 7] : ‘Heb jij toevallig nog wat saldo. Om 6000 in Barsa (het hof begrijpt: Barcelona) af te geven en dan krijg jij het hier’.
Op 13 december 2013 pingt ene [persoon 8] aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘de fedex lossen zichzelf op’. [medeverdachte 4] schrijft: ‘probeer het ajb’ waarop [persoon 8] antwoordt: je meneer, ik ben er mee bezig, maar de W wordt voor 9 aangeboden vriend.’
Op 13 december 2013 pingt [bijnaam 20] ( [medeverdachte 1] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘we moeten naar de R (het hof begrijpt: Rotterdam) om hetzelfde toen doen als laatst’ en ‘ouwe, weet jij of er nog bollen daar in de R zijn’. [medeverdachte 4] antwoordt: ‘ik denk ongeveer 100’ waarop [medeverdachte 1] pingt: ‘als er 100 over zijn, dan is het genoeg.’
Op 14 december 2013 pingt [bijnaam 20] ( [medeverdachte 1] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘Ouwe bij [persoon] , want zij wilden weer een andere zending voor hem doen’.
Op 8 en 9 februari 2014 vindt er een uitgebreide pingconversatie plaats tussen [bijnaam 6] ( [medeverdachte 7] ) en ene [persoon 9] . Er wordt gesproken over ’48 units (…) voor 1.3 miljoen’. [medeverdachte 7] pingt: ‘ik kan mij niet heugen dat zij er voor eentje (unit) een prijs van 28 X-X hebben gegeven’. [persoon 9] pingt: ‘Je betaalde toen voor 27 dat van die oogst, want het was gedaald tot 26’ en [medeverdachte 7] pingt: ’Kijk, de prijs was toen tot de bodem gezakt’. Zij pingt verder: ‘het betalen van het verstoppen, het transport en dat alles daarom zeg ik dat het niet eerlijk is dat ik zulke kleine percentages/marges krijg, want ik neem wel de verantwoording en dubbel risico, door het eruit te halen en te verkopen’ en ‘Zeg me de waarheid; horen jullie daar niet wat de straatprijs is?’ Ook pingt zij: ‘Bovendien van wat ik verdien laat ik hen een verstopplek in de auto’s aanbrengen en maak die klaar voor het transport’ en ‘Maar ik moet de chauffeurs daarvan betalen, de kinderoppas, de huur van de verschillende huizen, dat alles moet ik van de verkoop doen’. Voorts pingt [medeverdachte 7] : ‘Daarom houd ik er zo weinig aan over, jij deelt het, fifty fifty met mij, maar daar deel jij met niemand; ik deel het hier in 2-en en daarnaast vraagt de [persoon 7] ( [persoon 7] ) nog commissie aan mij mijn zusje moet ik wat geven.’ [persoon 9] pingt dat hij deze week 5 miljoen naar ‘de [persoon 7] ( [persoon 7] )’ heeft gestuurd en ‘dat van die verstopplaats, ik heb je/hem nooit die investering berekend van wat ik erin gestopt had, dat neem ik voor mijn rekening’. [medeverdachte 7] pingt: ‘kijk, mijn zus is zo beledigd dat zij zelfs daarheen is gegaan en mij niet eens ingeseind had’. Er wordt verder gesproken over investeringen, percentages, kopen, verzenden/vervoeren en verkopen. Ook wordt er gesproken over ‘een inspecteur’, ‘de/die stier’ (het hof begrijpt: Spanje/een Spanjaard), ‘daaruit halen’, ‘hoeveel passen er in eentje’ en pingt [medeverdachte 7] : ‘Of laden zij daar zo maar gratis de handel in daar bij Tante Marta?? (het hof begrijpt: Santa Marta, havenplaats in Colombia’ en ‘zij kwam met dat jurkje aan, met W op de ene kant en Simpson op de andere kant.’ Als het op een gegeven moment over ‘geld geven’ gaat laat [medeverdachte 7] zich over de ping ontvallen: ‘Dat ontbreekt er nog maar aan, dat zij mij laten betalen wat ik niet heb opgegeten!’
Op 11 maart 2014 pingt ‘ [persoon 2] ’ (blijkens de verklaring van [medeverdachte 6] is dit [persoon 2] / [persoon 2] , woonachtig in Colombia) aan [bijnaam 24] ( [verdachte] ): ‘het is een goede plek niemand heeft het ooit gedaan het komt binnen via een scheepsluik in de boeg (voorschip)’ waarop [verdachte] antwoordt: ‘ok, dat is mogelijk, met hoeveel wil je beginnen’. ‘ [persoon 2] ’ reageert: ‘met 50’. [verdachte] pingt: ‘hier zeggen ze tegen mij dat je ze zelf daar zet Je komt ertussen omdat eruit te halen, hier willen ze 5 zetten bij vertrek’ en ‘voor wanneer wil je werken?’ en ‘zij zeggen dat het aan kan komen waar je wil’. ‘ [persoon 2] ’ pingt: ‘het kan donderdag bij hope bay’. [bijnaam 24] reageert: ‘er is geen probleem, zet het, is het mogelijk, ze zijn klaar’. ‘ [persoon 2] pingt: ‘Tur – moin s Martha – Flushing (Vlissingen) – dover – rotter’ waarop [verdachte] reageert: ‘het moet naar Antwerpen, niet naar Rotterdam’. ‘ [persoon 2] ’ pingt: ‘ja meneer is het mogelijk dat je naar de inspecteur kan gaan voordat hij komt zodat (j)e hem instructie kan geven, wel het kan elke week’.
Op 23 mei 2014 pingt [bijnaam 14] ( [medeverdachte 5] ) aan [bijnaam 5] ( [medeverdachte 4] ): ‘deze hier wil mij alleen maar stressen en hij heeft mij dat mooie meisje niet gegeven’.
Op 27 mei 2014 pingt ‘ [persoon 2] ’ aan [bijnaam 8] ( [medeverdachte 6] ): ‘want die vriend heeft goede dingen om met de “fly” te doen, hij heeft familie daar en die mensen hebben dat geregeld om hier te kunnen werken’ en ‘die familieleden van hem zijn van de douane en zij kunnen het regelen vanuit hier’. ‘ [persoon 2] ’ pingt: ‘ondertussen moeten wij de buikriem aanhalen, wel dat is er bijna hij is de 17de vertrokken en duurt 25 dagen’. [medeverdachte 6] antwoordt: ‘ik hoop dat dat goed gaat’ en ‘dikke doe me een plezier wat voor naam die bus heeft’. ‘ [persoon 2] ’ reageert: ‘boston’ en ‘Medi tokyo’ (hof: dit zijn schepen, dossier criminele organisatie p. 628) en ‘Amsterdam’.
Op 4 juni 2014 pingt [bijnaam 8] ( [medeverdachte 6] ) aan [persoon 9] : ‘nu blijkt dat ze niet mooi zijn, niet compleet’. [persoon 9] reageert: ‘hoe kan het zijn dat ze incompleet zijn terwijl ze hier een voor een gewogen zijn’. [medeverdachte 6] pingt: ‘ik ben gisteren wezen kijken’. [persoon 9] reageert: ‘ze hebben het hier nagelopen en gecontroleerd en hebben de jurk uit laten doen’, waarop [medeverdachte 6] pingt: ‘we hebben er balletjes van gemaakt maar miste wel de jurk’ en ‘schat luister laten we niet vechten toen we er bolletjes van maakten toen miste er een beetje’. [persoon 9] reageert: ‘het zal wel een paar zijn die ze nagelopen hebben, of de weegschaal is slecht geeikt’.
Op 7 juni 2014 pingt [bijnaam 14] ( [medeverdachte 5] aan [bijnaam 1] ( [medeverdachte 4] ): ‘zoon ik heb je nodig om een gunst voor me te doen, de gegevens geven van een bloem’.
De wet van de stilte
Op 5 april 2014 worden [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] aangehouden. [verdachte] schrijft op de muren van de luchtplaats (vertaald): ‘Wet van de stilte jongens, voor iedereen’.
De door [medeverdachte 2] verrichte werkzaamheden en het overnemen daarvan door [medeverdachte 4]
De pinggesprekken hierna geven een beeld van de rol van [medeverdachte 2] vóór zijn aanhouding op 5 april 2014 en ook van hoe het ná deze aanhouding verder gaat.
Op 11 april 2014 pingt [bijnaam 5] ( [medeverdachte 4] ) aan [bijnaam 22] ( [medeverdachte 6] ): ‘ze gaan me zo spreken’, waarop [medeverdachte 6] antwoordt: ‘ja je weet het ze tegen hem dat hij ons daarmee moet helpen’ en ‘zeg tegen dat je dezelfde mensen hebt als [bijnaam 17] (hof: [medeverdachte 2] ), maar [bijnaam 4] neem zijn ping ok, vraag het aan hem zodat we direct kunnen handelen’. Hierop stuurt [medeverdachte 4] een uitnodiging naar een PIN-nummer dat in gebruik is bij de hiervoor genoemde [persoon 10] . Later die avond vraagt [medeverdachte 6] over de ping aan [medeverdachte 4] : ‘heb je hem gesproken’ waarop [medeverdachte 4] antwoordt: ‘ik heb hem al uitgenodigd ik wacht tot hij mij heeft toegevoegd’. Op 12 april 2014 neemt [persoon 10] contact op met [medeverdachte 4] . Deze laatste pingt: ‘meneer, de vriend heeft tegen je gezegd dat wat [bijnaam 17] heeft, dat hebben wij hier, natuurlijk met dezelfde mensen’. [persoon 10] pingt: ‘met de mensen hier vormen we een hele goede groep. We hebben 4 klussen voor P gedaan en we hebben er 1 in de pijplijn, ja, hij heeft me alles verteld en we kunnen werken, we hebben “Marines” en “ [luchtvaartmaatschappij] ” op 100% alles geregeld per “Emp” of “C” door of met de wekelijkse bloem’. (hof: [luchtvaartmaatschappij] is een luchtvaartmaatschappij in Zuid-Amerika, de ‘C’ heeft betrekking op [luchtvaartmaatschappij] Cargo (=vracht) en ‘Emp’ nop [luchtvaartmaatschappij] Empresas (=bedrijven), dossier criminele organisatie p. R 31-32). [medeverdachte 4] antwoordt ‘oké meneer, oké meneer, wacht even en dan spreek ik met die mensen af waarvan ik je al zei dat het dezelfden zijn en als ik bij hen ben dan spreek ik je en coördineren we het mee eens’. Later die dag pingt [persoon 10] aan [medeverdachte 4] : ‘ik heb een vriend in Sao die de deur voor [luchtvaartmaatschappij 2] heeft, alles kost 9000 u, probeer een koffer van 20 als je daar de deur hebt, deze daarheen is 50 en 50 en jij schiet er één voor me voor de eerste keer’. [medeverdachte 4] reageert: ‘goed meneer, ik spreek met die mannen af en laat ik het je weten, dat zal maandag worden’. [persoon 10] reageert: ‘ [bijnaam 17] zou het doen’. Op 20 april 2014 pingt [persoon 10] aan [medeverdachte 4] : ‘als u wilt kunnen we een poging doen met een doos bloemen (flor) we zetten 8xc/u’. [medeverdachte 4] antwoordt: ‘super doet u het meneer, morgen praat ik met mijn vriendin hier zodat coördineren’. [persoon 10] pingt: ik vertel u wat we voor [bijnaam 17] waren aan het doen’ en ‘voor [bijnaam 17] zijn 4 retours gedaan het was altijd transit/op doorreis naar rusland’.
Verklaringen van getuige [getuige]
Het hof verwijst in de tekst van deze overwegingen met voetnoten naar de betreffende bewijsmiddelen betrekking hebbend op de getuige [getuige]
is een Italiaanse getuige die in Italië in ruil voor bescherming en een korting op zijn straf terzake van een aantal ‘klussen’ (het hof begrijpt: drugsdelicten) verklaringen heeft afgelegd over misdaden waarvan hij op de hoogte was en over die personen die daarbij betrokken waren. [1] Hij heeft - samengevat - het volgende verklaard.
De gebroeders [personen] zaten in de drugshandel en verbleven in Rome. Zij hebben geprobeerd rechtstreeks vanuit Argentinië en Uruguay klussen te doen en zij deden ook Nederland aan. Ze hebben een ontmoeting gehad met ‘ [bijnaam 2] ’ (het hof begrijpt dat het hier om ‘ [bijnaam 2] ’ gaat), een Colombiaan die in Nederland zat. In Nederland was een groepering die bestond uit [bijnaam 2] , [persoon 7] , [persoon 6] , [medeverdachte 6] en de zus van [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] en haar zus zijn Colombianen maar wonen in Nederland, [medeverdachte 6] in Amstelveen. [bijnaam 2] , [persoon 6] , [medeverdachte 6] en haar zus zijn in 2014 gearresteerd in verband met drugs. [2]
[medeverdachte 6] handelde samen met haar zus en zwager in drugs en stond een beetje onder haar zus. Zij heeft meegedaan met [getuige] in een partij drugs die rechtstreeks vanuit Colombia naar de haven in Vado (Italië) ging. [medeverdachte 6] heeft hem in Milaan een code gebracht van de container. [medeverdachte 6] is vanuit Spanje naar Milaan gekomen, want zij had de code in Spanje opgehaald. Deze partij drugs is in april 2014 beslag genomen. Zijn groep had voor de helft in de partij drugs geïnvesteerd en de andere helft was geïnvesteerd door [medeverdachte 6] , [bijnaam 2] en de mensen in Colombia die [getuige] niet heeft leren kennen.
De zus van [medeverdachte 6] was de baas.
Hij heeft een ontmoeting gehad met ‘ [bijnaam 23] ’ in 2013, begin 2014, voordat [medeverdachte 6] werd aangehouden (hof: op 15 juni 2014). ‘Ze’ kwamen met [bijnaam 23] naar [getuige] toe en zeiden: “hij is de man die de mogelijkheden op de luchthaven heeft.” [bijnaam 23] was ‘loaded qua geld’, hij liet elke week ‘200’ cocaïne komen. Er ging 20 kilo (het hof begrijpt: cocaïne) in een postzak.
[medeverdachte 6] , haar zus en de partner van de zus, [persoon 6] , namen het ‘spul’ (het hof begrijpt: de cocaïne) in Nederland in ontvangst en verkochten het. Ze stuurden het naar Engeland, naar Italië, op krediet naar mensen in wie ze het vertrouwen hadden dat ze zouden betalen.
[persoon] , een van de bazen uit Colombia, kwam geld ophalen bij de zus van [medeverdachte 6] . [bijnaam 2] heeft [persoon] aan de zus van [medeverdachte 6] voorgesteld.
De bijnaam van [bijnaam 2] was [bijnaam 3] . [medeverdachte 6] maakte gebruik van Blackberry’s en versleutelde telefoons. [3]
In zijn verklaring ten overstaan van het Nederlandse onderzoeksteam 13Koelruit op 21 april 2018 verklaart [getuige] als volgt. [4] [getuige] handelde in cocaïne met zijn neef vanuit Zuid-Amerika naar Europa. Soms kregen ze cocaïne van de Colombianen uit Amsterdam. Soms direct van de Colombianen in Colombia en soms werd het getransporteerd naar Italië, met containerschepen of vliegtuig.
Hij heeft sinds 2013 met de Colombianen in Nederland contact gekregen.
[getuige] herkent [medeverdachte 6] van een foto als ‘ [medeverdachte 6] ’. [5] Zij was een zakenpartner van [bijnaam 2] en deed met hem zaken waar [persoon 6] en [medeverdachte 7] niks van wisten. Zij en haar zus lagen elkaar niet en zij heeft daarom samen met [bijnaam 2] een lijn opgezet van Colombia naar Spanje en door naar Italië.
[getuige] herkent [medeverdachte 4] van een foto als ‘ [bijnaam 2] ’. [6]
Over [verdachte] verklaart hij: ‘de chemicus’. [7] Hij werd zo genoemd omdat hij wist hoe je cocaïne moest versnijden, aldus [getuige] . [persoon 7] heeft hem aan [getuige] voorgesteld en deze heeft [persoon 7] betaald zodat de chemicus het heeft versneden.
Over [medeverdachte 1] verklaart [getuige] : ‘dit is een Colombiaan uit hun groep die ik daar heb gezien’. [8] [medeverdachte 1] was met [persoon] toen [getuige] hem zag in 2013 in een appartement waar [bijnaam 2] en [persoon 7] verbleven.
Over [medeverdachte 2] verklaart [getuige] dat dit ‘ [bijnaam 23] ’ is. [9] [getuige] heeft hem ontmoet in 2014. Ze hadden iemand nodig om ladingen cocaïne op het vliegveld uit te halen.
[medeverdachte 7] was verantwoordelijk voor het steunpunt in Nederland. Zij hadden de contacten, de appartementen, de garages, etc. De appartementen waren om het geld en cocaïne op te bergen en om er te kunnen verblijven. Er stond een stempel op de cocaïne in de vorm van een vis of een ster. De groep van [bijnaam 2] en [medeverdachte 7] was een van de groepen die cocaïne ontvingen van [persoon] . De prijs per kilo was 28.000 (het hof begrijpt: euro). [getuige] onderhandelde met [bijnaam 2] over de prijs omdat hij goed contact met hem had.
De cocaïne werd opgeslagen in de appartementen van de Colombiaanse groep in Amsterdam. In de huizen waar [getuige] kwam hield 1 persoon steeds de wacht en lagen de kilo's opgestapeld. Hier haalden mensen ladingen van 20 kilogram en kwamen terug met tassen vol geld.
Bij de raadsheer-commissaris heeft [getuige] verklaard dat ‘de zussen’ (hof: [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] ) weliswaar niet zo goed met elkaar omgingen, maar dat ze elkaar hielpen. Als één van de twee cocaïne nodig had kon ze bij de andere zus terecht. [10]
Verklaring [getuige] over Bruna Collegeblok
[getuige] heeft verklaard dat in het Bruna Collegeblok de gebruikelijke aantekeningen staan die worden gemaakt. Hieruit blijkt hoeveel iemand heeft gekocht, hoeveel geld hij heeft gegeven en wat er nog ontbreekt. In de aantekeningen staat uitgaven van telefoons die zijn gekocht, dit zijn onkosten. Er moest geld aan ‘papa’ worden gegeven. [getuige] vermoedt dat ‘Papi’ [persoon] was. Hij kwam naar Amsterdam om geld op te halen. Elke keer als er geld binnenkwam dan kwam [persoon] om de paar dagen geld ophalen om de rekening in Zuid-Amerika te betalen van de partij die was gearriveerd. ‘28’ (het hof begrijpt: € 28.000) is het geldbedrag voor één pakket (het hof begrijpt: cocaïne). Over het bedrag van € 1.600 dat op 25 februari 2014 staat vermeld als ‘uitgaand huur appartement overhandiging [medeverdachte 6] ’ verklaart [getuige] dat dit een bedrag voor tickets is, die € 1.600 hebben gekost. [medeverdachte 6] was naar Colombia en Argentinië gegaan om klussen in te plannen. ‘Estrelle’ is een kwaliteit van cocaïne die ze hadden. Op de cocaïne zat een ster, het was een merkteken in de vorm van een ster. De PGP Blackberry’s werden alleen gebruikt voor het uitwisselen van berichten via Messenger. Elke Blackberry had zijn eigen mailadres. De telefoons liepen elke zes maanden af en dan kon er verlengd worden of nam je een hele nieuwe. Als er telefoons werden gekocht dan werden ze allemaal tegelijk gekocht in bulk (bijvoorbeeld per 20).
Verklaring [getuige] over Handy Collegeblok
Over het Handy Collegeblok heeft [getuige] verklaard dat zijn bijnaam ‘ [persoon 5] ’ daarin is opgenomen. Hij heeft deze aantekeningen al gezien via de zus van [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , die het dossier had. Het gaat in deze aantekeningen over partijen cocaïne. Deze werden rechtstreeks naar hem naar Italië gestuurd. De aantekeningen slaan op eind 2013, begin 2014. Er staan ook cijfers in de aantekeningen, dit waren telefoonnummers die werden gegeven aan de koerier die het geld kwam ophalen. In de aantekeningen staat ook de container van [luchtvaartmaatschappij 2] opgenomen. Via gewone postzakken in containers werden in het vliegtuig drugs opgestuurd. Er staat ‘ [luchtvaartmaatschappij 2] ’ in de aantekeningen maar dat moet ‘ [luchtvaartmaatschappij 2] ’ zijn. De drugs werden in Brazilië in het geheim in containers gedaan, die meevlogen met [luchtvaartmaatschappij 2] . [11]
Conclusie
De aangetroffen notities/het kasboek en de gevoerde pinggesprekken zien naar het oordeel van het hof evident (in versluierde bewoordingen) op de georganiseerde (internationale) handel in cocaïne en op de inkomsten en de uitgaven terzake, terwijl er in het perceel [adres 1] te Rotterdam alsmede in de door [medeverdachte 2] bestuurde Mercedes Vito ook daadwerkelijk cocaïne is aangetroffen. Het hof betrekt hierbij nog dat uit het kasboek blijkt dat per eenheid steeds € 28.000 wordt betaald, dat [medeverdachte 7] en [persoon 9] het over een vrijwel gelijke prijs hebben (‘27’, het hof begrijpt: € 27.000) en dat € 28.000 ongeveer de prijs van 1 kilo cocaïne is (zaakdossier criminele organisatie, p. R 65). Voorts heeft de getuige [getuige] verklaringen afgelegd over het bestaan en het oogmerk van de organisatie in de tenlastegelegde periode, alsmede over de betrokkenheid van een aantal verdachten.
Uit al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat er in de tenlastegelegde periode sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen meerdere personen, die (deels) ook afzonderlijk met elkaar (en anderen) samenwerkten. De organisatie had tot oogmerk onder meer de invoer, verkoop en het vervoer van cocaïne alsmede gewoontewitwassen.
Leden van de organisatie beschikten over vaste (internationale) lijnen en contacten terzake van de invoer/verkoop/vervoer van cocaïne, stashplekken voor cocaïne, waarvan de [adres 1] er een was, een auto met een verborgen ruimte (de Mercedes Vito) en men had via Blackberry’s pingcontact met elkaar in verband met de invoer van/handel in cocaïne en in verband met de financiële afwikkeling van deze handel. Er was een administratie van de inkomende en uitgaande partijen cocaïne, waarbij werd genoteerd hoeveel cocaïne en van welke soort er binnenkwam, alsmede welk lid van de organisatie hoeveel van de betreffende soort cocaïne meenam. Er werd verder een kasboek bijgehouden met de inkomsten en uitgaven van de organisatie, waarbij werd genoteerd hoeveel geld de leden in de kas brachten en hoeveel er weer werd uitgehaald en door wie. In het kasboek werden ook onkosten, zoals voor de aanschaf van Blackberry’s en tickets, genoteerd. Na de aanhouding op 5 april 2014 van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] wijst [verdachte] de anderen die zijn aangehouden op ‘de wet van de stilte’. De organisatie gaat door met de internationale handel in cocaïne. [medeverdachte 4] neemt op verzoek van [medeverdachte 6] het contact [persoon 10] van [medeverdachte 2] over en zegt tegen deze [persoon 10] dat hij hetzelfde heeft als [medeverdachte 2] . Met betrekking tot het oogmerk van gewoontewitwassen overweegt het hof dat het een feit van algemene bekendheid is dat met de georganiseerde (internationale) handel in cocaïne grote geldbedragen zijn gemoeid. Verder wijst het hof op de grote hoeveelheden geld die blijkens het kasboek in worden gebracht en ook weer uit de kas worden gehaald. De getuige [getuige] heeft voorts verklaard over de grote hoeveelheden geld die hij in appartementen van de organisatie heeft zien liggen.
De deelneming van [verdachte]
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de hiervoor beschreven door [verdachte] verrichte gedragingen dat hij in de tenlastegelegde periode een aandeel in gedragingen heeft gehad dan wel gedragingen heeft ondersteund die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Het hof verwijst naar zijn betrokkenheid in het zaaksdossier ‘100 kilo’. [verdachte] was een regelmatige bezoeker van het betreffende pand [adres 1] te Rotterdam, een stashplek voor cocaïne van de organisatie. Blijkens het in deze woning aangetroffen notitieblokje nam hij pakketten van de aldaar opgeslagen cocaïne mee en blijkens het kasboek van de organisatie dat is aangetroffen op de [adres 6] te Diemen bracht hij geld in. [verdachte] komt over de ping met [medeverdachte 4] in verband met cocaïne. [getuige] heeft [verdachte] herkend als degene die wist hoe je cocaïne moet versnijden en die door [persoon 7] aan hem was voorgesteld. [verdachte] wijst [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] nu hun aanhouding op ‘de wet van de stilte’. Met zijn handelen heeft [verdachte] ook bijgedragen aan het oogmerk van gewoontewitwassen van de organisatie. Naar algemene ervaringsregels en blijkens de feiten en omstandigheden in deze zaak gaan gewoontewitwassen en de grootschalige internationale handel in cocaïne hand in hand.
Conclusie
Gelet op het voorgaande heeft [verdachte] deelgenomen aan de tenlastegelegde drugsorganisatie alsmede aan de tenlastegelegde organisatie ex artikel 140 Sr. Het onder 3 eerste en tweede cumulatief tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard.
d.
Eerlijk proces
De rechter beoordeelt ambtshalve of het proces als geheel eerlijk is verlopen en dient te responderen op een verweer ter zake. Een dergelijk verweer is in de onderhavige zaak niet gevoerd. Het hof ziet evenwel aanleiding om in het kader van deze beoordeling overwegingen te wijden aan de omstandigheid dat de getuige [medeverdachte 7] niet in hoger beroep is gehoord.
Feitelijke gang van zaken
De getuige [medeverdachte 7] is op 29 april 2015 in de zaak van [verdachte] bij de rechter-commissaris gehoord. Mr. Koopman was daar bij aanwezig. De getuige heeft toen de aan haar gestelde vragen beantwoord.
Het hof heeft ter terechtzitting van 3 mei 2019 ambtshalve beslist dat deze getuige, die in de zaken van medeverdachten was verzocht en werd toegewezen, ook in de zaak van [verdachte] zou worden gehoord en bepaald dat dat verhoor ter terechtzitting zal plaatsvinden.
Ter terechtzitting van het hof van 20 september 2022 heeft het hof het verzoek van de verdediging tot het verstrekken van een aantal stukken terzake van de getuige [getuige] toegewezen.
Voorafgaand aan de zitting van 4 april 2024 is gebleken dat de getuige [medeverdachte 7] is aangehouden in Colombia. Ter terechtzitting van het hof van 4 april 2024 is [medeverdachte 7] niet als getuige verschenen en is de situatie met betrekking tot de mogelijkheid om de getuige te horen besproken. Mr. Koopman was daar toen niet aanwezig.
Nadat de advocaat-generaal had medegedeeld dat het mogelijk zou kunnen zijn om de getuige binnen een paar weken middels een videoverbinding te horen, heeft het hof de zaak verwezen naar de raadsheer-commissaris voor het horen van [medeverdachte 7] met het verzoek om - met het oog op de geplande inhoudelijke behandeling - uiterlijk 17 mei 2024 het hof te berichten over de stand van zaken.
Ter terechtzitting van het hof van 21 mei 2024 is door de verdediging het volgende naar voren gebracht:
Ik heb al vragen ingediend bij de raadsheer-commissaris voor het horen van de medeverdachte [medeverdachte 7] als getuige. Het lijkt erop alsof de hele zaak zich gaat keren tegen [persoon](hof: [getuige] heeft over [persoon] verklaard)
. Het is van groot belang voor alle verdachten dat de medeverdachte [medeverdachte 7] als getuige zal worden gehoord.
Het hof heeft ter terechtzitting van 21 mei 2024 geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de getuige [medeverdachte 7] binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord en dat de raadsheer-commissaris niet langer gevolg hoefde te geven aan de uitvoering van het rechtshulpverzoek.
Overwegingen van het hof
Het hof overweegt dat de verdediging [medeverdachte 7] bij de rechter-commissaris heeft kunnen ondervragen. In hoger beroep heeft de verdediging niet zelf verzocht om deze getuige, maar wel vragen ingediend. Voor zover de verdediging de getuige heeft willen bevragen over de na de behandeling in eerste aanleg beschikbaar gekomen verklaringen van [getuige] , geldt dat dat de verdediging de getuige [getuige] zelf bij de raadsheer-commissaris heeft kunnen bevragen op 6 september 2023, dat deze antwoord heeft gegeven op de hem gestelde vragen alsmede dat aan de verdediging de door haar verzochte stukken terzake van deze getuige zijn verstrekt.
Het hof stelt verder vast dat de bewezenverklaring, naast op de verklaringen van [getuige] - die de verdediging dus heeft kunnen ondervragen - steunt op vele andere onderzoeksbevinding, zoals die hiervoor zijn uiteengezet. Het hof bezigt geen door [medeverdachte 7] afgelegde verklaringen voor het bewijs. Tegen deze achtergrond leidt de beslissing van het hof van 21 mei 2024 niet tot een situatie waarin niet langer sprake is geweest van een eerlijk proces.

7.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 april 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd, en opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • ongeveer 49 kilogram cocaïne (in de woning gelegen aan de [adres 1] te Rotterdam en
  • ongeveer 51 kilogram cocaïne (in de Mercedes Vito met [kenteken] ).
3.
hij in de periode van 1 november 2013 tot en met 5 april 2014 te Amsterdam en Rotterdam, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk om een feit/feiten als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet te plegen, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden cocaïne
en
hij in de periode van 21 november 2013 tot en met 5 april in Nederland, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit de volgende mededaders:
  • [medeverdachte 1] en
  • [medeverdachte 2] en
  • [medeverdachte 3] en
  • [medeverdachte 4] en
  • [medeverdachte 5] en
  • [medeverdachte 6]
en een of meer ander(e) persoon(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
  • het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en of het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden cocaïne en
  • het (gewoonte)witwassen van meerdere geldbedragen uit misdrijf afkomstig.
Hetgeen onder 1 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die in een bijlage achter dit arrest zijn opgenomen.

8.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet
en
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

9.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

10.Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 76 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft - subsidiair - aangevoerd zich te kunnen vinden in de vordering van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige (internationale) handel in cocaïne en gewoontewitwassen. Er is administratie aangetroffen van de organisatie die wijst op handel in cocaïne die in de miljoenen euro’s beloopt en waarbij de transacties elkaar in een kort tijdsbestek opvolgen.
Het gaat hier om een internationaal opererende professionele drugsorganisatie. De verdachte was binnen die organisatie betrokken bij strafbare handelingen met betrekking tot cocaïne en beschikte over een voertuig met een verborgen ruimte waarin die cocaïne kon worden vervoerd. De verdachte bracht blijkens het kasboek ook geld binnen voor de organisatie.
Het is een feit van algemene bekendheid dat achter de internationale handel in harddrugs doorgaans een wereld van (grootschalige) georganiseerde en ondermijnende criminaliteit schuilgaat. Het gebruik van harddrugs is bovendien verslavend en zeer schadelijk voor de volksgezondheid. Het op deze schaal handelen in cocaïne ontwricht en schaadt de samenleving. Het gebruik van en de georganiseerde (internationale) handel in cocaïne leidt bovendien direct en indirect tot vele andere vormen van criminaliteit. De verdachte heeft met zijn handelen kennelijk enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en zich niets aangetrokken van de maatschappelijke gevolgen.
Het deelnemen aan een criminele organisatie is een delict dat de openbare orde raakt. De strafwaardigheid van deelneming aan een criminele organisatie wordt niet alleen bepaald door de organisatiegraad en het ontwrichtende karakter daarvan voor de openbare orde, maar ook door de aard van de misdrijven die worden beoogd. De (internationale) handel in cocaïne en het witwassen worden als ernstige misdrijven gezien.
Daarnaast heeft de verdachte tezamen met anderen aanzienlijke hoeveelheden cocaïne (in totaal ongeveer 100 kilo) aanwezig gehad en vervoerd in een bedrijfsauto die was uitgerust met een verborgen ruimte, onmiskenbaar bedoeld om de verdovende middelen aan het zicht te onttrekken. Het hof acht ook dit een ernstig feit.
De verdachte is voortvluchtig en het hof zijn geen bijzondere persoonlijke omstandigheden bekend. In het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting heeft het hof een omstandigheid aangetroffen die aanleiding geeft tot matiging van de straf.
Alles overziend, is het hof van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf van 48 maanden op zich passend en geboden is.
Redelijke termijn
De rechtbank heeft ten aanzien van de berechting in eerste aanleg een termijnoverschrijding vastgesteld voor de duur van 12 maanden. Op 21 december 2017 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld terwijl het hof arrest wijst op 2 juli 2024. De redelijke termijn in hoger beroep is daarmee met 4 jaar en ruim 6 maanden overschreden. Dit is het gevolg van verschillende omstandigheden die niet aan de verdediging zijn te wijten. Naar het oordeel van het hof kan in het onderzoek dat op verzoek van de verdediging in hoger beroep heeft plaatsgevonden geen rechtvaardiging voor deze overschrijding worden gevonden.
Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn in beide instanties verdisconteren in de strafoplegging en de beoogde gevangenisstraf verminderen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Het hof overweegt dat, voor zover van toepassing in het geval van de verdachte, tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

11.Beslag

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
  • 1. 2.00 STK [kentekenbewijs] in dashboardkastje (4741125);
  • 2. Geld Euro 90.000,00 (4735317);
  • 3. 1.00 STK Krant Amstelveens nieuwsdagblad (4740172);
  • 4. 1.00 STK Tas; plastic tas Jumbo (4740269);
  • 5. 1.00 STK Harddisk WESTERM DIGITA (4735186);
  • 6. 5.00 STK USB-stick (memorykaart) (4735229);
  • 7. 2.00 STK Agenda + diverse notitiepapieren (4735274);
  • 8. 1.00 STK Map met diverse bescheiden (4735286);
  • 9. 1.00 STK Zaktelefoon SAMSUNG Verizon (4735147);
  • 10. 1.00 STK Navigator Kl:zwart TOMTOM (4735152);
  • 11. Geld Euro 500,00 (4735239);
  • 12. Geld Euro 10,00 (4735241);
  • 13. Geld Euro 5,00 (4735168);
  • 16. 1.00 STK computer kl: grijs APPLE MACBOOK Pro notebook (4735176).
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen verzocht te beslissen
overeenkomstig de beslissing van de rechtbank.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen.
Verbeurdverklaring
Het hof zal de volgende de verdachte toebehorende voorwerpen verbeurd verklaren:
  • 2. Geld Euro 90.000,00 (4735317);
  • 4. 1.00 STK Tas; plastic tas Jumbo (4740269);
  • 6. 5.00 STK USB-stick (memorykaart) (4735229);
  • 7. 2.00 STK Agenda + diverse notitiepapieren (4735274);
  • 11. Geld Euro 500.00 (4735239);
  • 12. Geld Euro 10,00 (4735241);
  • 16. 1.00 STK computer kl: grijs APPLE MACBOOK Pro notebook (4735176).
De onder de beslagnummers 2, 11 en 12 genoemde geldbedragen zijn gevonden op adressen waar de verdachte woonachtig was. Uit het dossier is gebleken dat het contante geldbedrag van € 90.000,00 was gebundeld in 9 stapeltjes van 2 centimeter dik in biljetten van € 50,00. Het geldbedrag zat verpakt in de onder beslagnummer 4 genoemde plastic tas (pagina 111 van het zaaksdossier 100 kilo). De contante geldbedragen van € 500,00 en € 10,00 zijn gezamenlijk gevonden op een salontafel, waarbij de € 500,00 tevens gebundeld was in biljetten van € 50,00 (pagina 99 van het zaaksdossier 100 kilo). Uit het dossier is gebleken dat de onder 3 bewezenverklaarde criminele organisatie die zich richtte op handel in verdovende middelen en witwassen een ‘administratie’ van de handel in verdovende middelen bijhield. In de administratie stonden grote geldbedragen opgesomd. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij de handel in verdovende middelen en bij het witwassen van geld voornamelijk met contante geldbedragen wordt gewerkt. Gelet hierop - en mede in aanmerking genomen dat een verklaring van de verdachte die tot een ander oordeel zou moeten leiden is uitgebleven - staat naar het oordeel van het hof voldoende vast dat het onder 1 en/of 3 bewezenverklaarde is begaan of voorbereid met behulp van de onder de beslagnummers 2, 11 en 12 genoemde contante geldbedragen dan wel dat deze geldbedragen door middel van de strafbare feiten zijn verkregen. De geldbedragen en de verpakking (beslagnummer 4) zullen dan ook verbeurd worden verklaard.
In en op de onder beslagnummers 6, 7 en 16 genoemde voorwerpen zijn foto’s en notities aangetroffen die duiden op handel in en het produceren van verdovende middelen. De voorwerpen zijn naar het oordeel van het hof dienstig geweest aan de onder 3 bewezenverklaarde criminele organisatie in die zin dat het feit met behulp van deze voorwerpen is begaan of voorbereid dan wel dat deze voorwerpen tot het begaan van het misdrijf waren bestemd. De voorwerpen zullen dan ook verbeurd worden verklaard.
Teruggave aan de verdachte
Het hof zal ten aanzien van de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen teruggave aan de verdachte gelasten, nu deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en niet is gebleken dat deze voorwerpen in relatie staat tot enig bewezenverklaard strafbaar feit:
  • 1. 2.00 STK [kentekenbewijs] in dashboardkastje (4741125);
  • 3. 1.00 STK Krant Amstelveens nieuwsdagblad (4740172);
  • 5. 1.00 STK Harddisk WESTERM DIGITA (4735186);
  • 8. 1.00 STK Map met diverse bescheiden (4735286);
  • 9. 1.00 STK Zaktelefoon SAMSUNG Verizon (4735147).
  • 10. 1.00 STK Navigator Kl:zwart TOMTOM (4735152);
  • 13. Geld Euro 5,00 (4735168).

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 10 en 11a (oud) van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 55, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht.

13.BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 2. Geld Euro 90.000,00 (4735317);
  • 4. 1.00 STK Tas; plastic tas Jumbo (4740269);
  • 6. 5.00 STK USB-stick (memorykaart) (4735229);
  • 7. 2.00 STK Agenda + diverse notitiepapieren (4735274);
  • 11. Geld Euro 500.00 (4735239);
  • 12. Geld Euro 10,00 (4735241);
  • 16. 1.00 STK computer kl: grijs APPLE MACBOOK Pro notebook (4735176). .
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1. 2.00 STK [kentekenbewijs] in dashboardkastje (4741125);
  • 3. 1.00 STK Krant Amstelveens nieuwsdagblad (4740172);
  • 5. 1.00 STK Harddisk WESTERM DIGITA (4735186);
  • 8. 1.00 STK Map met diverse bescheiden (4735286);
  • 9. 1.00 STK Zaktelefoon SAMSUNG Verizon (4735147).
  • 10. 1.00 STK Navigator Kl:zwart TOMTOM (4735152);
  • 13. Geld Euro 5,00 (4735168). .
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Fetter, mr. M. Iedema en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 juli 2024.
Bijlage – bewijsmiddelen
[…]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van videoverhoor getuige [getuige] van de raadsheer-commissaris van 6 september 2023.
2.Een los schriftelijk bescheid ‘ [getuige] [geboortegegevens] LANDELIJKE DIRECTIE MAFFIA EN TERRORISMEBESTRIJDING TE ROME 12/12/2016’.
3.Een los schriftelijke bescheid ‘VERHOOR VAN [getuige] D.D. 09/0(naar het hof begrijpt: 5)/2017 10.10 uur’.
4.Een los proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , proces-verbaalnummer 2013287624, documentcode 9593222, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Aan de getuige is foto 2 van bijlage 2 getoond. Op de losse fotobijlage II staan bij ‘2’ een foto van het vooraangezicht en een foto van het zijaangezicht van een vrouw. Dit zijn dezelfde foto’s als de politiefoto’s die op het eerste blad van het persoonsdossier van [medeverdachte 6] staan. Het hof begrijpt dan ook dat aan de getuige de politiefoto’s van [medeverdachte 6] zijn getoond.
6.Aan de getuige is foto 3 van bijlage 2 getoond. Op de losse fotobijlage II staan bij ‘3’ een foto van het vooraangezicht en een foto van het zijaangezicht van een man. Dit zijn dezelfde foto’s als de politiefoto’s die op het eerste blad van het persoonsdossier van [medeverdachte 4] staan. Het hof begrijpt dan ook dat aan de getuige de politiefoto’s van [medeverdachte 4] zijn getoond.
7.Aan de getuige is foto 5 van bijlage 2 getoond. Op de losse fotobijlage II staan bij ‘5’ een foto van het vooraangezicht en een foto van het zijaangezicht van een man. Dit zijn dezelfde foto’s als de politiefoto’s die op het eerste blad van het persoonsdossier van [verdachte] staan. Het hof begrijpt dan ook dat aan de getuige de politiefoto’s van [verdachte] zijn getoond.
8.Aan de getuige is foto 6 van bijlage 2 getoond. Op de losse fotobijlage II staan bij ‘6’ een foto van het vooraangezicht en een foto van het zijaangezicht van een man. Dit zijn dezelfde foto’s als de politiefoto’s die op het eerste blad van het persoonsdossier van [medeverdachte 1] (valse naam van [medeverdachte 1] ) staan. Het hof begrijpt dan ook dat aan de getuige de politiefoto’s van [medeverdachte 1] zijn getoond.
9.Aan de getuige is foto 4 van bijlage 2 getoond. Op de losse fotobijlage II staan bij ‘4’ een foto van het vooraangezicht en een foto van het zijaangezicht van een man. Op het eerste blad van het persoonsdossier van [medeverdachte 2] staat een net iets andere politiefoto van het vooraangezicht van dezelfde man. Het hof begrijpt dan ook dat aan de getuige de politiefoto’s van [medeverdachte 2] zijn getoond.
10.Proces-verbaal van videoverhoor getuige [getuige] van de raadsheer-commissaris van 6 september 2023.
11.Een los schriftelijke bescheid ‘VERHOOR VAN [getuige] D.D. 10/05/2017.