ECLI:NL:GHAMS:2024:1845

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
23-004443-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de veroordeling van de verdachte voor het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van 49 kilogram cocaïne in een woning en een hoeveelheid cocaïne in een auto, alsook voor deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in Colombia in 1985, werd in eerste aanleg door de rechtbank Amsterdam op 8 december 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 49 maanden. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de wacht heeft gehouden in een woning die als stashplek voor cocaïne diende. In de woning werd een administratie aangetroffen met betrekking tot de handel in cocaïne. Het hof heeft overwogen dat de verdachte, door haar rol in de organisatie en haar wetenschap van de aanwezige cocaïne, als medepleger kan worden aangemerkt. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van de georganiseerde drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004443-17
datum uitspraak: 2 juli 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-730029-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Colombia) op [geboortedatum] 1985,
[adres 1] .

1.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep feit 2

Het Openbaar Ministerie heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarvan beroep. Blijkens de appelschriftuur van 9 januari 2018 was het hoger beroep mede gericht tegen de vrijspraak van de onder feit 2 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen. Op de terechtzitting in hoger beroep van 21 mei 2024 heeft de advocaat-generaal meegedeeld dat het hoger beroep zich niet meer richt tegen de vrijspraak van de onder feit 2 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen. De advocaat-generaal heeft verzocht de officier van justitie voor wat betreft dat feit op grond van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
Gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek ter zake van feit 2, zal de officier van justitie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, Sv, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.

2.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2019, 3 mei 2019, 9 september 2022, 20 september 2022, 4 april 2024, 21 mei 2024, 24 mei 2024, 29 mei 2024 en 2 juli 2024, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het Openbaar Ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en - voor zover deze nog als gemachtigd raadsman optrad - van hetgeen de raadsman van de verdachte naar voren heeft gebracht.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

4.Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijzigingen en voor zover in hoger beroep nog aan de orde is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 april 2014 tot en met 5 april 2014 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, telkens, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd danwel opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
  • (ongeveer) 49 kilogram cocaïne (in de woning gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam) en/of
  • (ongeveer) 51 kilogram cocaïne (in de Mercedes Vito met [kenteken] ),
in elk geval telkens een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
3.
zij en/of haar medeverdachte(n) op een of meer tjdstip(pen)in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 5 april 2014 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen hebben deelgenomen aan een criminele Organisatie met het oogmerk om een feit/feiten als bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen
  • veelvuldig (onderling en//of met anderen) telefonisch/ping contact(en) gehad en/of onderhouden en/of - een of meerdere geldbedragen (89230 euro en/of 230000 euro) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
  • een of meerdere voertuigen (een (personen)auto (merk Citroen Berlingo, met [kenteken] ) en/of een (personen)auto (merk Volkswagen Jetta, met [kenteken] ) en/of een auto (merk Mercedes Vito, met [kenteken] ) voorhanden heeft/hebben gehad en/of ter beschikking heeft/hebben gesteld en/of
  • een of meerdere woningen/panden (de woning(en)/pand(en) gelegen aan de perce(e)l(en) [adres 3] te Amsterdam en/of [adres 4] te Amsterdam en/of [adres 5] te Amsterdam en/of [adres 6] te Amsterdam-Zuidoost en/of [adres 7] te Diemen en/of [adres 2] te Rotterdam) ter beschikking heeft/hebben gesteld waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
en/of
zij (op een of meer tij dstip(pen)) in of omstreeks de periode van 21 november 2013 tot en met 5 april 2014 te Amsterdam en/of te Rotterdam en/of Diemen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een criminele Organisatie, onder meer bestaande uit de volgende mededader(s):
  • [medeverdachte 1] en/of
  • [medeverdachte 2] en/of
  • [medeverdachte 3] en/of
  • [medeverdachte 4] en/of
  • [medeverdachte 5] en/of
  • [medeverdachte 6]
en/of een of meerdere ander perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
  • het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en of het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen danwel het opzettelijk aanwezig hebben van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevatten cocaïne, in elk geval van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 ( artikel 2 Opiumwet) en/of
  • het (gewoonte)witwassen van een of meerdere geldbedrag(en) uit misdrijf afkomstig (artikel 420 bis Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Interpretatie van de tenlastelegging

Het hof acht het aangewezen om, alvorens verder op de zaak in te gaan, zijn interpretatie van de tenlastelegging onder 3 te expliciteren, aangezien de tenlastelegging op dit punt op meerdere manieren kan worden gelezen.
Gelet op de tekst van de tenlastelegging en de samenhang met feit 3, tweede cumulatief/alternatief (deelneming aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr met als oogmerk – kort gezegd – onder meer de invoer en verkoop van cocaïne), begrijpt het hof dat de bedoeling van de steller van de tenlastelegging is geweest om onder feit 3, eerste cumulatief/alternatief de verdachte de deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 11a (oud) Opiumwet met als oogmerk het plegen van een misdrijf als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet te verwijten. Met herstel van kennelijke misslagen en wegstreping van overbodige gedeelten, leest het hof de tenlastelegging onder feit 3, eerste cumulatief/alternatief daarom aldus dat aan de verdachte wordt verweten dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 15 juni 2014 te Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk om een feit/feiten als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet te plegen, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en)cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor wat betreft het tenlastegelegde onder 3, tweede cumulatief/alternatief, leest het hof de naam ‘ [medeverdachte 1] ’ als ‘ [medeverdachte 1] ’, nu [medeverdachte 1] de valse naam is van [medeverdachte 1] .

6.Waardering van het bewijs

a.
Identificatie Ping-gebruikers en bijnamen
Het bewijs tegen de verdachten in het onderzoek 13Koelruit bestaat voor een belangrijk deel uit berichtenverkeer (chatgesprekken via Ping) dat verschillende gebruikers hebben gevoerd met hun BlackBerry-telefoons.
De politie heeft zich ten behoeve van de identificatie van Ping- en/of bijnamen gebaseerd op het onderlinge verband tussen de inhoud van chatberichten, de paallocaties (zendmastgegevens) van de (BlackBerry-)telefoons, de tijdstippen van chatberichten, observaties en de tijdstippen en locaties daarvan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten.
De volgende Ping- en/of bijnamen worden aan de verdachten toegeschreven op grond van de bewijsmiddelen:
  • [medeverdachte 4] heeft gebruik gemaakt van de Ping- en/of bijnamen [bijnaam 1] , [bijnaam 2] , [bijnaam 3] , [bijnaam 4] en [bijnaam 5] .
  • [medeverdachte 7] heeft gebruik gemaakt van de Ping-naam [bijnaam 6] .
  • [medeverdachte 6] heeft gebruik gemaakt van de Ping- en/of bijnamen [bijnaam 7] , [bijnaam 8] , [medeverdachte 6] , [bijnaam 9] , [bijnaam 10] , [bijnaam 11] , [bijnaam 12] en [bijnaam 13] .
  • [medeverdachte 5] heeft gebruik gemaakt van de Ping-naam [bijnaam 14] .
  • [medeverdachte 3] heeft gebruik gemaakt van de Ping- en/of bijnamen [bijnaam 15] , [bijnaam 16] en [bijnaam 17] .
  • [medeverdachte 1] heeft gebruik gemaakt van de Ping- en/of bijnamen [bijnaam 18] en [bijnaam 19] en [bijnaam 20] .
  • [medeverdachte 2] heeft gebruik gemaakt van de Ping- en/of bijnamen [bijnaam 21] en [bijnaam 22] .
Feit 1 (zaaksdossier ‘100 kilo’)
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof feit 1, zowel voor wat betreft de ongeveer 49 kilo cocaïne in de woning aan de [adres 2] te Rotterdam als de ongeveer 51 kilo cocaïne in de Mercedes Vito, bewezen zal verklaren.
Oordeel van het hof
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
In de ochtend van 5 april 2014 zijn twee dozen met cocaïne vanuit de Mercedes Vito met [kenteken] naar de woning aan de [adres 2] in Rotterdam gebracht. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] waren hierbij feitelijk betrokken. [medeverdachte 1] heeft namelijk samen met [medeverdachte 2] de dozen met de Mercedes Vito naar een parkeerplaats bij de woning gebracht. De dozen zijn vervolgens door [verdachte] en [medeverdachte 2] met een steekkar naar en in de woning gebracht en even later is ook [medeverdachte 1] de woning in gegaan. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de dozen in een badkamer/wc van de woning zijn gezet.
In de namiddag van 5 april 2014 parkeert dezelfde Mercedes Vito, na enkele uren weg te zijn geweest, weer in de nabijheid van dezelfde woning. [medeverdachte 2] haalt vervolgens een tas met cocaïne uit dezelfde woning. De cocaïne uit de tas is in een verborgen ruimte in dezelfde Mercedes Vito gedaan. Vervolgens rijdt de Mercedes Vito weg met [medeverdachte 3] achter het stuur en [medeverdachte 1] als bijrijder. De politie grijpt vervolgens in en houdt [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] aan. De woning en de Mercedes Vito worden door de politie doorzocht. In de woning wordt ongeveer 49 kilo cocaïne en in een verborgen ruimte van de Mercedes Vito ongeveer 51 kilo cocaïne aangetroffen.
Ten aanzien van [medeverdachte 1]
Dat [medeverdachte 1] – als pleger – verantwoordelijk kan worden gehouden voor beide hoeveelheden cocaïne behoeft geen nadere toelichting. Zijn bekennende verklaring vindt voldoende ondersteuning in de overige bewijsmiddelen.
Medeplegers
Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat niet alleen [medeverdachte 1] verantwoordelijk kan worden gehouden voor het plegen van strafbare handelingen ten aanzien van beide hoeveelheden cocaïne. Er is voldoende gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen meerdere personen, onder wie [medeverdachte 1] , die maakt dat sprake is van medeplegen.
Het hof oordeelt op grond van de bewijsmiddelen dat wat betreft de ongeveer 49 kilo cocaïne die in de woning is aangetroffen [medeverdachte 2] en [verdachte] als medeplegers moeten worden aangemerkt.
Ten aanzien van de ongeveer 51 kilo cocaïne die in de Mercedes Vito is aangetroffen geldt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als medeplegers moeten worden aangemerkt en [verdachte] voor wat betreft een deel van de daarin aangetroffen hoeveelheid cocaïne.
Bewijsoverweging ten aanzien van medeplegen [verdachte] (49 kilo en een hoeveelheid cocaïne)
De feitelijke betrokkenheid van [verdachte] bij de hoeveelheid van ongeveer 49 kilo cocaïne die in de woning is aangetroffen, is hiervoor al nader toegelicht. Wat betreft haar betrokkenheid bij ‘een hoeveelheid cocaïne’ overweegt het hof als volgt. Uit de observaties van de politie volgt dat [verdachte] op 5 april 2014 in de namiddag de deur heeft geopend voor [medeverdachte 2] die de woning in is gegaan en deze korte tijd later met een gevulde big shopper tas van Albert Heijn weer heeft verlaten en deze in de Mercedes Vito heeft geplaatst. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] volgt dat in die tas cocaïne zat die afkomstig is uit één van de dozen cocaïne die op 5 april 2014 ’s ochtends mede door [verdachte] in de door haar bewoonde woning aan de [adres 2] zijn ondergebracht. Dit sluit ook aan bij de constatering dat de inhoud van de bij de doorzoeking van die woning aangetroffen dozen (met daarin in totaal 49 kilo cocaïne) niet gelijk was en het erop leek dat bij één van de dozen een laag blokken was weggehaald. In de laadruimte van de Mercedes Vito wordt een (op een stuk plastic na) lege big shopper tas van Albert Heijn aangetroffen en in de heimelijke ruimte wordt 51 kilo cocaïne aangetroffen. Het kan dan ook niet anders dan dat de in de tas zittende blokken cocaïne in de verborgen ruimte in de Mercedes Vito zijn gestopt bij een zich daar al bevindende hoeveelheid cocaïne. Dat in de big shopper tas 51 kilo zou hebben gezeten lijkt immers feitelijk onmogelijk en volgt ook overigens niet uit het dossier.
Hoewel de in de Mercedes Vito aangetroffen cocaïne tot dezelfde partij behoort als in de woning van de verdachte is aangetroffen, is het hof gelet op het vorenstaande van oordeel dat [verdachte] alleen ten aanzien van de onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne die [medeverdachte 2] ’s middags uit haar woning heeft gehaald, verantwoordelijk kan worden gehouden.
Dat zij wist dat het om cocaïne ging, leidt het hof af uit het volgende.
Allereerst is van belang dat de cocaïne zich heeft bevonden en deels ook is aangetroffen in een woning waarin [verdachte] destijds verbleef.
Verder zijn in die woning, naast de twee dozen met cocaïne, andere spullen aangetroffen die, als zij in onderling verband en samenhang worden bezien, verband houden met verdovende middelen. Zo zijn zes rollen plastic en vacuüm plastic zakken, vijf dozen handschoenen, twee rollen tape bruin, een Stanleymes, een sealapparaat en een vacuümmachine aangetroffen. Dat [verdachte] die spullen niet heeft waargenomen, zoals zij zelf heeft verklaard, acht het hof niet aannemelijk, te meer daar zij al gedurende enige weken in de woning verbleef. Wat betreft de vacuümmachine heeft zij overigens verklaard die wel te hebben gezien, maar dat er iets overheen hing. Dat zij alles wat te maken had met verdovende middelen maar heeft laten gebeuren in de woning zonder dat zij daarvan op de hoogte was, wat zij in feite heeft gesteld, past niet bij de actieve rol die zij had bij het brengen van de twee dozen naar de woning en acht het hof ook overigens ongeloofwaardig. De woning aan de [adres 2] in Rotterdam had, gelet op de hoeveelheid verdovende middelen en de overige goederen die daar werden aangetroffen, alle kenmerken van een ‘stash’. Als ervaringsregel kan gelden dat personen die zich bezig houden met de handel in verdovende middelen doorgaans slechts personen toegang geven tot een dergelijke stash als die personen ook betrokken zijn bij die handel of daar in ieder geval van op de hoogte zijn, omdat het verlenen van toegang aan onwetende anderen onnodige risico’s meebrengt. Die risico’s (het risico om de waardevolle drugs kwijt te raken, het strafrechtelijke risico als deze onwetende persoon zou besluiten de politie in te lichten) zijn zodanig dat moeilijk voorstelbaar is dat iemand die een dergelijke stash bezit een onwetende persoon zonder toezicht daar zou laten vertoeven. Dit geldt al helemaal wanneer, zoals in het geval van [verdachte] , iemand gedurende een aantal uur alléén wordt gelaten in een woning waar op dat moment meer dan 49 kilo cocaïne aanwezig is in dozen waarvan zij weet dat deze zich ergens in de woning bevinden. Het hof merkt hierbij ten overvloede nog op dat de politie bij de doorzoeking heeft geconstateerd dat de bovenzijde van de dozen niet dicht was en dat de inhoud door de opening zichtbaar was. Het hof is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat [verdachte] wist dat er verdovende middelen in de dozen zaten en dat zij daar beschikkingsmacht over had.
Gelet op haar rol, wetenschap én beschikkingsmacht ten aanzien van de cocaïne die zich in de woning bevond waar zij verbleef, kan [verdachte] als medepleger worden aangemerkt.
Feit 3 (criminele organisatie)
De tenlastelegging
De steller van de tenlastelegging heeft ervoor gekozen om cumulatief/alternatief ten laste te leggen het deelnemen aan criminele drugsorganisatie in de periode van 1 november 2013 tot en met 5 april 2014 en/of aan een organisatie ex art. 140 Sr met het oogmerk van internationale cocaïnehandel en gewoontewitwassen in de periode van 21 november 2013 tot en met 5 april 2014.
Beoordelingskader deelneming aan criminele organisatie
De in de strafbaarstelling van artikel 11a (oud, thans b) Opiumwet bedoelde organisatie die – kortgezegd – tot oogmerk heeft het plegen van een of meer drugsdelicten, hangt nauw samen met de organisatie die als oogmerk heeft het plegen van misdrijven (in het algemeen) als bedoeld in artikel 140 (Sr).
De rechtspraak van de Hoge Raad over de bestanddelen van artikel 140 lid 1 Sr laat zich op hoofdlijnen als volgt weergeven.
Van een 'organisatie' als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen.
Van 'deelneming' aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met, of in ieder geval bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene.
Voor 'deelneming' in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het 'oogmerk' tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Bij de vaststelling van het oogmerk kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Zaaksdossier 100 kilo
Ten aanzien van het zaaksdossier 100 kilo verwijst het hof naar hetgeen hierover eerder is overwogen onder b en naar de bewijsmiddelen in dat zaaksdossier
De cocaïne in de pakketten in de woning aan de [adres 2] te Rotterdam en in de Mercedes Vito bevatte onder meer merktekens van een ster.
In de woning zijn een vacumeermachine en vacüumzakken aangetroffen, alsmede twee sealapparaten, sealfolie en doosjes met onderzoekshandschoenen.
[verdachte] was de bewoner van de woning aan de [adres 2] te Rotterdam. [medeverdachte 2] was een regelmatige bezoeker van het pand.
Aangetroffen administratie
Notitieblokje [adres 2]
In de woning aan de [adres 2] is een notitieblokje aangetroffen. Daarin staan aantekeningen die verband houden met onder meer hoeveelheden “estrella” en “flor” die binnenkomen en wat er door wie wordt meegenomen. Bij 22 februari 2014 staat genoteerd:
141-W
34-pak
24-flor (hof: bloem)
1-rojo
3-estrella (hof: ster)
Total 203
Bij 27 februari 2014 staat genoteerd:
Meegenomen door [bijnaam 18] (hof: [medeverdachte 1] ): W:33 pak:16 flor:14
Total 63
Vervolgens staat er:
203
63
--
140
Verder staat genoteerd dat ‘ [bijnaam 21] ’ (hof: [medeverdachte 2] ) 8 met een W meeneemt. Vervolgens staat er:
108
-8
---
100
Op 7 maart 2014 neemt [bijnaam 21] 5 stuks met een W mee waarna er
3 overblijven met het symbool van een (david) ster
Ook staat genoteerd: adres [adres 2]
Hieronder staan diverse symbolen waaronder een (david)ster
en een W.
Bruna collegeblok
Op 15 juni 2014 is bij een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 4] aan de [adres 7] te Diemen in een verborgen ruimte een Bruna collegeblok aangetroffen. In dit collegeblok wordt over de periode 1 februari 2014 tot en met 10 april 2014 een kasboek bijgehouden. In dit kasboek worden in die periode in- en uitgaven bijgehouden. Tevens wordt er bij elke in- en uitgave een bijschrift in de Spaanse taal geschreven.
In het kasboek komen de namen [bijnaam 18] ( [medeverdachte 1] ), [bijnaam 2] ( [medeverdachte 4] ), [medeverdachte 6] ( [medeverdachte 6] ), [bijnaam 21] ( [medeverdachte 2] ) en [bijnaam 16] ( [medeverdachte 3] ) voor.
Op 10 februari 2014 zit er € 1.396.672 in kas en ‘brengt [persoon 3] van [medeverdachte 6] ’ een bedrag van € 28.000. Ook ‘brengt [persoon 3] van [bijnaam 18] ’ een bedrag van € 18.000 alsmede van ene [persoon 4] een bedrag van € 28.000, waarna er een bedrag van € 1.470.672 ‘in kas’ is. Uit het kasboek blijkt dat door of door namens [bijnaam 16] veelvuldig geld wordt gestort. Zo ‘brengt [persoon 3] van [bijnaam 16] ’ op 5 maart 2014 een bedrag van € 224.000, ‘brengt [bijnaam 18] van [bijnaam 16] ’ op 6 maart 2014 een bedrag van € 1.465.000 en ‘brengt [persoon 3] van [bijnaam 16] ’ op 7 maart 2014 bedragen van € 346.000 en € 111.400. Op diezelfde dag brengt ‘brengt [persoon 3] van [bijnaam 18] ’ ook een bedrag van € 60.000, ‘brengt [bijnaam 18] 120.000 rectificatie 130.000 [bijnaam 16] W’ en ‘brengt [persoon 3] 66.000 rectificatie 67.000 [bijnaam 16] Estrella’. Op 5 april 2014 komt een bedrag binnen van € 2.329.330 met de omschrijving ‘ [bijnaam 16] van Estrelle’. Ook [bijnaam 21] komt voor in dit kasboek. Op 2 maart 2014 komt er een bedrag binnen van € 224.000 met de omschrijving ‘Inkomend [bijnaam 18] [bijnaam 21] ’ en op 3 maart 2014 gaat er een bedrag van € 5.000 uit in verband met ‘Transport [bijnaam 21] ’ Op 20 maart 2014 staat er bij de inkomsten een bedrag van € 50.000 vermeld met de omschrijving ‘Inkomend [bijnaam 2] ’. Er gaan regelmatig bedragen uit naar ‘papa’ of ‘papi’, zoals op 8 maart 2014 een bedrag van € 2.000.000 en op 9 maart 2014 een bedrag van € 1.000.000. Ook gaat er geld uit naar ‘ [persoon 2] ’. Bij de omschrijving bij de transacties komen verder termen voor als ‘Pescado’ en ‘Pez’ (hof: vis), alsmede zijn er uitgaven voor koffers, tickets, een scanner, telefoons en Blackberry’s/BB’s. Op 25 februari 2014 staat een uitgaand bedrag van € 1600 vermeld met de omschrijving: ‘uitgaand huur appartement overhandiging [medeverdachte 6] ’.
Handy collegeblok
Bij de doorzoeking van de genoemde woning aan de [adres 7] is in dezelfde verborgen ruimte een Handy collegeblok aangetroffen. In dit collegeblok zijn in totaal tien zijden van bladzijden beschreven. Er staan verschillende berekeningen en Spaanse teksten in. De maand januari wordt genoemd en 3 data in februari. In het collegeblok staan uitgaven vermeld en ‘verzendingen [luchtvaartmaatschappij 2] ’. Er is ‘100’ aan [bijnaam 18] gegeven ‘alvorens af te reizen’. Ook staat vermeld: ‘5.398 moneytransfers naar het dorp’. Verder komen de termen ‘AK container verdieping 50-72’ en ‘postzakken geregistreerd of niet geregistreerd’ voor. De naam ‘ [persoon 5] ’ staat een aantal keer vermeld en verder staat vermeld: ‘deze informatie voor [persoon 5] vertrek Braz. (het hof begrijpt: Brazilië’) aankomst hier’. Er komt bij de berekeningen een aantal symbolen/merktekens/afkortingen voor, waarbij het symbool van een stervorm meerdere malen terugkomt. Ook komen de termen ‘Fdx’/’FEDEX’, ‘W’ en ‘Pez’ (vis) voor. Er staan ook telefoonnummers opgenomen. In het collegeblok komen verder voor de namen [persoon 7] en [persoon 2] , aan wie iets is gegeven.
Pinggesprekken
Op 21 november 2013 pingt ene [persoon 12] aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘hoeveel meisjes heeft hij op reis?’ [medeverdachte 4] vraagt: ‘Hoeveel Peruaanse meisjes heb je bij je?’ en ‘degene die op reis zijn, zijn Colombiaans’. [persoon 12] vraagt aan [medeverdachte 4] : ‘heb je met [persoon 6] (het hof begrijpt: [persoon 6] ) gesproken over hoeveel ik moet betalen voor de meisjes die onderweg zijn?’ [bijnaam 3] antwoordt: ‘hij had het over ongeveer 6000 eu, zoiets, ik weet niet of ik je dat moest geven ofzo, wacht tot de meisjes aankomen en dan laat ik het je weten’.
Op 22 november 2013 pingt [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ) naar [bijnaam 7] ( [medeverdachte 6] ) ‘ik was het meisje met de roze jurk aan het laten zien aan een vriend die over is uit Barsa (Barca, het hof begrijpt: Barcelona).
Op 25 november 2013 pingt [bijnaam 22] ( [medeverdachte 2] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘jongen, houd voor mij een filet apart, ik kom die zo ophalen’. [medeverdachte 4] antwoordt: ‘Ok jongen, ik laat dat voor jou in dat doosje, okay’, waarop [medeverdachte 2] pingt: ‘Jongen, is er voor meerderen genoeg, Papi als dat in de smaak valt, dan bestellen zijn nog zo’n 20 maaltijden bij ons’ en ‘de documenten zijn al in orde, ze bestelden er nog een bij mij, kun je dat voor mij apart leggen alsjeblieft’.
Op 28 november 2013 pingt [bijnaam 20] ( [medeverdachte 1] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘Jongen, doe mij een lol, kun je een STER aan [bijnaam 21] ( [bijnaam 21] ) (hof: [medeverdachte 2] ) geven, want die staat buiten’, waarop [medeverdachte 4] antwoordt: ‘Ok’.
Op 2 december 2013 pingt [bijnaam 7] ( [medeverdachte 6] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘is er nog wat voor de landgenoten?’ waarop deze antwoordt: ‘El pez (de vis)’.
Op 24 november 2013 pingt [bijnaam 7] ( [medeverdachte 6] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘Leito, wat vind je ervan, Negrito is me al aan het pingen vanwege de Gata (Kat), of jullie om 11 uur bij jou op kantoor kunnen afspreken’. [medeverdachte 4] antwoordt ‘Doe maar’ en ‘zeg tegen je vrienden dat ik dat meisje heb, die ster, die ene waar zij van houden’.
Op 30 november 2013 om 14:07 uur pingt [bijnaam 6] ( [medeverdachte 7] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ) dat zij hem nodig heeft en pingt deze dat hij zo langs komt. Diezelfde dag vanaf 16:46 uur pingt [medeverdachte 4] aan [bijnaam 7] ( [medeverdachte 6] ): ‘Ja [medeverdachte 6] , ben je thuis, [bijnaam 6] is me een voorstel aan het doen, met wat over is van de katten’. Om 18:27 uur pingt [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 4] : ‘En wat voor voorstel heeft [bijnaam 6] jou gedaan over de katten’. [medeverdachte 4] reageert: ‘Ze zegt tegen me dat zij de katten geeft aan haar, als onderpand, en ze geeft ons eu’. [medeverdachte 6] vraagt: ‘voor hoeveel?’, waarop [medeverdachte 4] reageert met: ‘25’.
Op 1 december 2013 pingt [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ) aan [bijnaam 6] ( [medeverdachte 7] ) of zij geld aan [persoon 7] heeft gegeven. [medeverdachte 7] reageert: ‘Meneer, [persoon 7] heeft wat hij daar heeft genomen gekregen… Dat van die pgp telefoons heeft hij ook genomen en dat wat jij aan hem hebt gegeven en bij mij hebt afgetrokken… Voor zover ik weet…’. Eveneens op 1 december pingt [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 7] : ‘Heb jij toevallig nog wat saldo. Om 6000 in Barsa (het hof begrijpt: Barcelona) af te geven en dan krijg jij het hier’.
Op 13 december 2013 pingt ene [persoon 8] aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘de fedex lossen zichzelf op’. [medeverdachte 4] schrijft: ‘probeer het ajb’ waarop [persoon 8] antwoordt: je meneer, ik ben er mee bezig, maar de W wordt voor 9 aangeboden vriend.’
Op 13 december 2013 pingt [bijnaam 20] ( [medeverdachte 1] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘we moeten naar de R (het hof begrijpt: Rotterdam) om hetzelfde toen doen als laatst’ en ‘ouwe, weet jij of er nog bollen daar in de R zijn’. [medeverdachte 4] antwoordt: ‘ik denk ongeveer 100’ waarop [medeverdachte 1] pingt: ‘als er 100 over zijn, dan is het genoeg.’
Op 14 december 2013 pingt [bijnaam 20] ( [medeverdachte 1] ) aan [bijnaam 3] ( [medeverdachte 4] ): ‘Ouwe bij [persoon 2] , want zij wilden weer een andere zending voor hem doen’.
Op 8 en 9 februari 2014 vindt er een uitgebreide pingconversatie plaats tussen [bijnaam 6] ( [medeverdachte 7] ) en ene [persoon 9] . Er wordt gesproken over ’48 units (…) voor 1.3 miljoen’. [medeverdachte 7] pingt: ‘ik kan mij niet heugen dat zij er voor eentje (unit) een prijs van 28 X-X hebben gegeven’. [persoon 9] pingt: ‘Je betaalde toen voor 27 dat van die oogst, want het was gedaald tot 26’ en [medeverdachte 7] pingt: ’Kijk, de prijs was toen tot de bodem gezakt’. Zij pingt verder: ‘het betalen van het verstoppen, het transport en dat alles daarom zeg ik dat het niet eerlijk is dat ik zulke kleine percentages/marges krijg, want ik neem wel de verantwoording en dubbel risico, door het eruit te halen en te verkopen’ en ‘Zeg me de waarheid; horen jullie daar niet wat de straatprijs is?’ Ook pingt zij: ‘Bovendien van wat ik verdien laat ik hen een verstopplek in de auto’s aanbrengen en maak die klaar voor het transport’ en ‘Maar ik moet de chauffeurs daarvan betalen, de kinderoppas, de huur van de verschillende huizen, dat alles moet ik van de verkoop doen’. Voorts pingt [medeverdachte 7] : ‘Daarom houd ik er zo weinig aan over, jij deelt het, fifty fifty met mij, maar daar deel jij met niemand; ik deel het hier in 2-en en daarnaast vraagt de [persoon 7] ( [persoon 7] ) nog commissie aan mij mijn zusje moet ik wat geven.’ [persoon 9] pingt dat hij deze week 5 miljoen naar ‘de [persoon 7] ( [persoon 7] )’ heeft gestuurd en ‘dat van die verstopplaats, ik heb je/hem nooit die investering berekend van wat ik erin gestopt had, dat neem ik voor mijn rekening’. [medeverdachte 7] pingt: ‘kijk, mijn zus is zo beledigd dat zij zelfs daarheen is gegaan en mij niet eens ingeseind had’. Er wordt verder gesproken over investeringen, percentages, kopen, verzenden/vervoeren en verkopen. Ook wordt er gesproken over ‘een inspecteur’, ‘de/die stier’ (het hof begrijpt: Spanje/een Spanjaard), ‘daaruit halen’, ‘hoeveel passen er in eentje’ en pingt [medeverdachte 7] : ‘Of laden zij daar zo maar gratis de handel in daar bij Tante Marta?? (het hof begrijpt: Santa Marta, havenplaats in Colombia’ en ‘zij kwam met dat jurkje aan, met W op de ene kant en Simpson op de andere kant.’ Als het op een gegeven moment over ‘geld geven’ gaat laat [medeverdachte 7] zich over de ping ontvallen: ‘Dat ontbreekt er nog maar aan, dat zij mij laten betalen wat ik niet heb opgegeten!’
Op 11 maart 2014 pingt ‘ [persoon] ’ (blijkens de verklaring van [medeverdachte 6] is dit [persoon] / [persoon] , woonachtig in Colombia) aan [bijnaam 22] ( [medeverdachte 2] ): ‘het is een goede plek niemand heeft het ooit gedaan het komt binnen via een scheepsluik in de boeg (voorschip)’ waarop [medeverdachte 2] antwoordt: ‘ok, dat is mogelijk, met hoeveel wil je beginnen’. ‘ [persoon] ’ reageert: ‘met 50’. [medeverdachte 2] pingt: ‘hier zeggen ze tegen mij dat je ze zelf daar zet Je komt ertussen omdat eruit te halen, hier willen ze 5 zetten bij vertrek’ en ‘voor wanneer wil je werken?’ en ‘zij zeggen dat het aan kan komen waar je wil’. ‘ [persoon] ’ pingt: ‘het kan donderdag bij hope bay’. [bijnaam 22] reageert: ‘er is geen probleem, zet het, is het mogelijk, ze zijn klaar’. ‘ [persoon] ’ pingt: ‘Tur – moin s Martha – Flushing (Vlissingen) – dover – rotter’ waarop [medeverdachte 2] reageert: ‘het moet naar Antwerpen, niet naar Rotterdam’. ‘ [persoon] ’ pingt: ‘ja meneer is het mogelijk dat je naar de inspecteur kan gaan voordat hij komt zodat (j)e hem instructie kan geven, wel het kan elke week’.
Op 23 mei 2014 pingt [bijnaam 14] ( [medeverdachte 5] ) aan [bijnaam 5] ( [medeverdachte 4] ): ‘deze hier wil mij alleen maar stressen en hij heeft mij dat mooie meisje niet gegeven’.
Op 27 mei 2014 pingt ‘ [persoon] ’ aan [bijnaam 8] ( [medeverdachte 6] ): ‘want die vriend heeft goede dingen om met de “fly” te doen, hij heeft familie daar en die mensen hebben dat geregeld om hier te kunnen werken’ en ‘die familieleden van hem zijn van de douane en zij kunnen het regelen vanuit hier’. ‘ [persoon] ’ pingt: ‘ondertussen moeten wij de buikriem aanhalen, wel dat is er bijna hij is de 17de vertrokken en duurt 25 dagen’. [medeverdachte 6] antwoordt: ‘ik hoop dat dat goed gaat’ en ‘dikke doe me een plezier wat voor naam die bus heeft’. ‘ [persoon] ’ reageert: ‘boston’ en ‘Medi tokyo’ (hof: dit zijn schepen, dossier criminele organisatie p. 628) en ‘Amsterdam’.
Op 4 juni 2014 pingt [bijnaam 8] ( [medeverdachte 6] ) aan [persoon 9] : ‘nu blijkt dat ze niet mooi zijn, niet compleet’. [persoon 9] reageert: ‘hoe kan het zijn dat ze incompleet zijn terwijl ze hier een voor een gewogen zijn’. [medeverdachte 6] pingt: ‘ik ben gisteren wezen kijken’. [persoon 9] reageert: ‘ze hebben het hier nagelopen en gecontroleerd en hebben de jurk uit laten doen’, waarop [medeverdachte 6] pingt: ‘we hebben er balletjes van gemaakt maar miste wel de jurk’ en ‘schat luister laten we niet vechten toen we er bolletjes van maakten toen miste er een beetje’. [persoon 9] reageert: ‘het zal wel een paar zijn die ze nagelopen hebben, of de weegschaal is slecht geeikt’.
Op 7 juni 2014 pingt [bijnaam 14] ( [medeverdachte 5] aan [bijnaam 1] ( [medeverdachte 4] ): ‘zoon ik heb je nodig om een gunst voor me te doen, de gegevens geven van een bloem’.
De wet van de stilte
Op 5 april 2014 worden [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] aangehouden. [medeverdachte 2] schrijft op de muren van de luchtplaats (vertaald): ‘Wet van de stilte jongens, voor iedereen’.
De door [medeverdachte 3] verrichte werkzaamheden en het overnemen daarvan door [medeverdachte 4]
De pinggesprekken hierna geven een beeld van de rol van [medeverdachte 3] vóór zijn aanhouding op 5 april 2014 en ook van hoe het ná deze aanhouding verder gaat.
Op 11 april 2014 pingt [bijnaam 5] ( [medeverdachte 4] ) aan [bijnaam 23] ( [medeverdachte 6] ): ‘ze gaan me zo spreken’, waarop [medeverdachte 6] antwoordt: ‘ja je weet het ze tegen hem dat hij ons daarmee moet helpen’ en ‘zeg tegen dat je dezelfde mensen hebt als [bijnaam 17] (hof: [medeverdachte 3] ), maar [bijnaam 4] neem zijn ping ok, vraag het aan hem zodat we direct kunnen handelen’. Hierop stuurt [medeverdachte 4] een uitnodiging naar een PIN-nummer dat in gebruik is bij de hiervoor genoemde [persoon 11] . Later die avond vraagt [medeverdachte 6] over de ping aan [medeverdachte 4] : ‘heb je hem gesproken’ waarop [medeverdachte 4] antwoordt: ‘ik heb hem al uitgenodigd ik wacht tot hij mij heeft toegevoegd’. Op 12 april 2014 neemt [persoon 11] contact op met [medeverdachte 4] . Deze laatste pingt: ‘meneer, de vriend heeft tegen je gezegd dat wat [bijnaam 17] heeft, dat hebben wij hier, natuurlijk met dezelfde mensen’. [persoon 11] pingt: ‘met de mensen hier vormen we een hele goede groep. We hebben 4 klussen voor P gedaan en we hebben er 1 in de pijplijn, ja, hij heeft me alles verteld en we kunnen werken, we hebben “Marines” en “ [luchtvaartmaatschappij] ” op 100% alles geregeld per “Emp” of “C” door of met de wekelijkse bloem’. (hof: [luchtvaartmaatschappij] is een luchtvaartmaatschappij in Zuid-Amerika, de ‘C’ heeft betrekking op [luchtvaartmaatschappij] Cargo (=vracht) en ‘Emp’ nop [luchtvaartmaatschappij] Empresas (=bedrijven), dossier criminele organisatie p. R 31-32). [medeverdachte 4] antwoordt ‘oké meneer, oké meneer, wacht even en dan spreek ik met die mensen af waarvan ik je al zei dat het dezelfden zijn en als ik bij hen ben dan spreek ik je en coördineren we het mee eens’. Later die dag pingt [persoon 11] aan [medeverdachte 4] : ‘ik heb een vriend in Sao die de deur voor [luchtvaartmaatschappij 2] heeft, alles kost 9000 u, probeer een koffer van 20 als je daar de deur hebt, deze daarheen is 50 en 50 en jij schiet er één voor me voor de eerste keer’. [medeverdachte 4] reageert: ‘goed meneer, ik spreek met die mannen af en laat ik het je weten, dat zal maandag worden’. [persoon 11] reageert: ‘ [bijnaam 17] zou het doen’. Op 20 april 2014 pingt [persoon 11] aan [medeverdachte 4] : ‘als u wilt kunnen we een poging doen met een doos bloemen (flor) we zetten 8xc/u’. [medeverdachte 4] antwoordt: ‘super doet u het meneer, morgen praat ik met mijn vriendin hier zodat coördineren’. [persoon 11] pingt: ik vertel u wat we voor [bijnaam 17] waren aan het doen’ en ‘voor [bijnaam 17] zijn 4 retours gedaan het was altijd transit/op doorreis naar rusland’.
Verklaringen van getuige [getuige]
Het hof verwijst in de tekst van deze overwegingen met voetnoten naar de betreffende bewijsmiddelen betrekking hebbend op de getuige [getuige]
is een Italiaanse getuige die in Italië in ruil voor bescherming en een korting op zijn straf terzake van een aantal ‘klussen’ (het hof begrijpt: drugsdelicten) verklaringen heeft afgelegd over misdaden waarvan hij op de hoogte was en over die personen die daarbij betrokken waren. [1] Hij heeft - samengevat - het volgende verklaard.
De gebroeders [personen] zaten in de drugshandel en verbleven in Rome. Zij hebben geprobeerd rechtstreeks vanuit Argentinië en Uruguay klussen te doen en zij deden ook Nederland aan. Ze hebben een ontmoeting gehad met ‘ [bijnaam 2] ’ (het hof begrijpt dat het hier om ‘ [bijnaam 2] ’ gaat), een Colombiaan die in Nederland zat. In Nederland was een groepering die bestond uit [bijnaam 2] , [persoon 7] , [persoon 6] , [medeverdachte 6] en de zus van [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] en haar zus zijn Colombianen maar wonen in Nederland, [medeverdachte 6] in Amstelveen. [bijnaam 2] , [persoon 6] , [medeverdachte 6] en haar zus zijn in 2014 gearresteerd in verband met drugs. [2]
[medeverdachte 6] handelde samen met haar zus en zwager in drugs en stond een beetje onder haar zus. Zij heeft meegedaan met [getuige] in een partij drugs die rechtstreeks vanuit Colombia naar de haven in Vado (Italië) ging. [medeverdachte 6] heeft hem in Milaan een code gebracht van de container. [medeverdachte 6] is vanuit Spanje naar Milaan gekomen, want zij had de code in Spanje opgehaald. Deze partij drugs is in april 2014 beslag genomen. Zijn groep had voor de helft in de partij drugs geïnvesteerd en de andere helft was geïnvesteerd door [medeverdachte 6] , [bijnaam 2] en de mensen in Colombia die [getuige] niet heeft leren kennen.
De zus van [medeverdachte 6] was de baas.
Hij heeft een ontmoeting gehad met ‘ [bijnaam 24] ’ in 2013, begin 2014, voordat [medeverdachte 6] werd aangehouden (hof: op 15 juni 2014). ‘Ze’ kwamen met [bijnaam 24] naar [getuige] toe en zeiden: “hij is de man die de mogelijkheden op de luchthaven heeft.” [bijnaam 24] was ‘loaded qua geld’, hij liet elke week ‘200’ cocaïne komen. Er ging 20 kilo (het hof begrijpt: cocaïne) in een postzak.
[medeverdachte 6] , haar zus en de partner van de zus, [persoon 6] , namen het ‘spul’ (het hof begrijpt: de cocaïne) in Nederland in ontvangst en verkochten het. Ze stuurden het naar Engeland, naar Italië, op krediet naar mensen in wie ze het vertrouwen hadden dat ze zouden betalen.
[persoon 2] , een van de bazen uit Colombia, kwam geld ophalen bij de zus van [medeverdachte 6] . [bijnaam 2] heeft [persoon 2] aan de zus van [medeverdachte 6] voorgesteld.
De bijnaam van [bijnaam 2] was [bijnaam 3] . [medeverdachte 6] maakte gebruik van Blackberry’s en versleutelde telefoons. [3]
In zijn verklaring ten overstaan van het Nederlandse onderzoeksteam 13Koelruit op 21 april 2018 verklaart [getuige] als volgt. [4] [getuige] handelde in cocaïne met zijn neef vanuit Zuid-Amerika naar Europa. Soms kregen ze cocaïne van de Colombianen uit Amsterdam. Soms direct van de Colombianen in Colombia en soms werd het getransporteerd naar Italië, met containerschepen of vliegtuig.
Hij heeft sinds 2013 met de Colombianen in Nederland contact gekregen.
[getuige] herkent [medeverdachte 6] van een foto als ‘ [medeverdachte 6] ’. [5] Zij was een zakenpartner van [bijnaam 2] en deed met hem zaken waar [persoon 6] en [medeverdachte 7] niks van wisten. Zij en haar zus lagen elkaar niet en zij heeft daarom samen met [bijnaam 2] een lijn opgezet van Colombia naar Spanje en door naar Italië.
[getuige] herkent [medeverdachte 4] van een foto als ‘ [bijnaam 2] ’. [6]
Over [medeverdachte 2] verklaart hij: ‘de chemicus’. [7] Hij werd zo genoemd omdat hij wist hoe je cocaïne moest versnijden, aldus [getuige] . [persoon 7] heeft hem aan [getuige] voorgesteld en deze heeft [persoon 7] betaald zodat de chemicus het heeft versneden.
Over [medeverdachte 1] verklaart [getuige] : ‘dit is een Colombiaan uit hun groep die ik daar heb gezien’. [8] [medeverdachte 1] was met [persoon 2] toen [getuige] hem zag in 2013 in een appartement waar [bijnaam 2] en [persoon 7] verbleven.
Over [medeverdachte 3] verklaart [getuige] dat dit ‘ [bijnaam 24] ’ is. [9] [getuige] heeft hem ontmoet in 2014. Ze hadden iemand nodig om ladingen cocaïne op het vliegveld uit te halen.
[medeverdachte 7] was verantwoordelijk voor het steunpunt in Nederland. Zij hadden de contacten, de appartementen, de garages, etc. De appartementen waren om het geld en cocaïne op te bergen en om er te kunnen verblijven. Er stond een stempel op de cocaïne in de vorm van een vis of een ster. De groep van [bijnaam 2] en [medeverdachte 7] was een van de groepen die cocaïne ontvingen van [persoon 2] . De prijs per kilo was 28.000 (het hof begrijpt: euro). [getuige] onderhandelde met [bijnaam 2] over de prijs omdat hij goed contact met hem had.
De cocaïne werd opgeslagen in de appartementen van de Colombiaanse groep in Amsterdam. In de huizen waar [getuige] kwam hield 1 persoon steeds de wacht en lagen de kilo's opgestapeld. Hier haalden mensen ladingen van 20 kilogram en kwamen terug met tassen vol geld.
Bij de raadsheer-commissaris heeft [getuige] verklaard dat ‘de zussen’ (hof: [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] ) weliswaar niet zo goed met elkaar omgingen, maar dat ze elkaar hielpen. Als één van de twee cocaïne nodig had kon ze bij de andere zus terecht. [10]
Verklaring [getuige] over Bruna Collegeblok
[getuige] heeft verklaard dat in het Bruna Collegeblok de gebruikelijke aantekeningen staan die worden gemaakt. Hieruit blijkt hoeveel iemand heeft gekocht, hoeveel geld hij heeft gegeven en wat er nog ontbreekt. In de aantekeningen staat uitgaven van telefoons die zijn gekocht, dit zijn onkosten. Er moest geld aan ‘papa’ worden gegeven. [getuige] vermoedt dat ‘Papi’ [persoon 2] was. Hij kwam naar Amsterdam om geld op te halen. Elke keer als er geld binnenkwam dan kwam [persoon 2] om de paar dagen geld ophalen om de rekening in Zuid-Amerika te betalen van de partij die was gearriveerd. ‘28’ (het hof begrijpt: € 28.000) is het geldbedrag voor één pakket (het hof begrijpt: cocaïne). Over het bedrag van € 1.600 dat op 25 februari 2014 staat vermeld als ‘uitgaand huur appartement overhandiging [medeverdachte 6] ’ verklaart [getuige] dat dit een bedrag voor tickets is, die € 1.600 hebben gekost. [medeverdachte 6] was naar Colombia en Argentinië gegaan om klussen in te plannen. ‘Estrelle’ is een kwaliteit van cocaïne die ze hadden. Op de cocaïne zat een ster, het was een merkteken in de vorm van een ster. De PGP Blackberry’s werden alleen gebruikt voor het uitwisselen van berichten via Messenger. Elke Blackberry had zijn eigen mailadres. De telefoons liepen elke zes maanden af en dan kon er verlengd worden of nam je een hele nieuwe. Als er telefoons werden gekocht dan werden ze allemaal tegelijk gekocht in bulk (bijvoorbeeld per 20).
Verklaring [getuige] over Handy Collegeblok
Over het Handy Collegeblok heeft [getuige] verklaard dat zijn bijnaam ‘ [persoon 5] ’ daarin is opgenomen. Hij heeft deze aantekeningen al gezien via de zus van [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , die het dossier had. Het gaat in deze aantekeningen over partijen cocaïne. Deze werden rechtstreeks naar hem naar Italië gestuurd. De aantekeningen slaan op eind 2013, begin 2014. Er staan ook cijfers in de aantekeningen, dit waren telefoonnummers die werden gegeven aan de koerier die het geld kwam ophalen. In de aantekeningen staat ook de container van [luchtvaartmaatschappij 2] opgenomen. Via gewone postzakken in containers werden in het vliegtuig drugs opgestuurd. Er staat ‘ [luchtvaartmaatschappij 2] ’ in de aantekeningen maar dat moet ‘ [luchtvaartmaatschappij 2] ’ zijn. De drugs werden in Brazilië in het geheim in containers gedaan, die meevlogen met [luchtvaartmaatschappij 2] . [11]
Conclusie
De aangetroffen notities/het kasboek en de gevoerde pinggesprekken zien naar het oordeel van het hof evident (in versluierde bewoordingen) op de georganiseerde (internationale) handel in cocaïne en op de inkomsten en de uitgaven terzake, terwijl er in het perceel [adres 2] te Rotterdam alsmede in de door [medeverdachte 3] bestuurde Mercedes Vito ook daadwerkelijk cocaïne is aangetroffen. Het hof betrekt hierbij nog dat uit het kasboek blijkt dat per eenheid steeds € 28.000 wordt betaald, dat [medeverdachte 7] en [persoon 9] het over een vrijwel gelijke prijs hebben (‘27’, het hof begrijpt: € 27.000) en dat € 28.000 ongeveer de prijs van 1 kilo cocaïne is (zaakdossier criminele organisatie, p. R 65). Voorts heeft de getuige [getuige] verklaringen afgelegd over het bestaan en het oogmerk van de organisatie in de tenlastegelegde periode, alsmede over de betrokkenheid van een aantal verdachten.
Uit al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat er in de tenlastegelegde periode sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen meerdere personen, die (deels) ook afzonderlijk met elkaar (en anderen) samenwerkten. De organisatie had tot oogmerk onder meer de invoer, verkoop en het vervoer van cocaïne alsmede gewoontewitwassen.
Leden van de organisatie beschikten over vaste (internationale) lijnen en contacten terzake van de invoer/verkoop/vervoer van cocaïne, stashplekken voor cocaïne, waarvan de [adres 2] er een was, een auto met een verborgen ruimte (de Mercedes Vito) en men had via Blackberry’s pingcontact met elkaar in verband met de invoer van/handel in cocaïne en in verband met de financiële afwikkeling van deze handel. Er was een administratie van de inkomende en uitgaande partijen cocaïne, waarbij werd genoteerd hoeveel cocaïne en van welke soort er binnenkwam, alsmede welk lid van de organisatie hoeveel van de betreffende soort cocaïne meenam. Er werd verder een kasboek bijgehouden met de inkomsten en uitgaven van de organisatie, waarbij werd genoteerd hoeveel geld de leden in de kas brachten en hoeveel er weer werd uitgehaald en door wie. In het kasboek werden ook onkosten, zoals voor de aanschaf van Blackberry’s en tickets, genoteerd. Na de aanhouding op 5 april 2014 van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] wijst [medeverdachte 2] de anderen die zijn aangehouden op ‘de wet van de stilte’. De organisatie gaat door met de internationale handel in cocaïne. [medeverdachte 4] neemt op verzoek van [medeverdachte 6] het contact [persoon 11] van [medeverdachte 3] over en zegt tegen deze [persoon 11] dat hij hetzelfde heeft als [medeverdachte 3] . Met betrekking tot het oogmerk van gewoontewitwassen overweegt het hof dat het een feit van algemene bekendheid is dat met de georganiseerde (internationale) handel in cocaïne grote geldbedragen zijn gemoeid. Verder wijst het hof op de grote hoeveelheden geld die blijkens het kasboek in worden gebracht en ook weer uit de kas worden gehaald. De getuige [getuige] heeft voorts verklaard over de grote hoeveelheden geld die hij in appartementen van de organisatie heeft zien liggen.
De deelneming van [verdachte]
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de hiervoor beschreven door [verdachte] verrichte gedragingen dat zij in de tenlastegelegde periode een aandeel in gedragingen heeft gehad dan wel gedragingen heeft ondersteund die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Het hof verwijst naar haar betrokkenheid in het zaaksdossier ‘100 kilo’. [verdachte] was de enige bewoner van het betreffende pand [adres 2] te Rotterdam, een stashplek voor cocaïne van de organisatie. [medeverdachte 2] was hier een regelmatige bezoeker. In de woning zijn voorwerpen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met de handel in cocaïne, zoals een vacumeermachine en verpakkingsmaterialen. Verder is in de (enige) slaapkamer waarin [verdachte] sliep een notitieblokje aangetroffen waarin werd bijgehouden hoeveel cocaïne van welke soort binnenkwam en wat door welk lid van de organisatie werd meegenomen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] namen cocaïne mee en blijkens het kasboek van de organisatie dat is aangetroffen op de [adres 7] te Diemen brachten zij geld in. Het hof gaat er, gelet op voormelde feiten en omstandigheden vanuit, dat [verdachte] voor de organisatie ‘de wacht’ hield bij deze stashplek voor cocaïne. Het hof vindt hiervoor steun in de verklaring van [getuige] over de werkwijze van de organisatie op dit punt. Met haar handelen heeft [verdachte] ook bijgedragen aan het oogmerk van gewoontewitwassen van de organisatie. Naar algemene ervaringsregels en blijkens de feiten en omstandigheden in deze zaak gaan gewoontewitwassen en de grootschalige internationale handel in cocaïne hand in hand.
Conclusie
Gelet op het voorgaande heeft [verdachte] deelgenomen aan de tenlastegelegde drugsorganisatie alsmede aan de tenlastegelegde organisatie ex artikel 140 Sr. Het onder 3 eerste en tweede cumulatief tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard.

7.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 5 april 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging anderen opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • 49 kilogram cocaïne (in de woning gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam) en
  • een hoeveelheid cocaïne (in de Mercedes Vito met [kenteken] ).
3.
zij in de periode van 1 november 2013 tot en met 5 april 2014 te Amsterdam en Rotterdam, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk om een feit/feiten als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet te plegen, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden cocaïne
en
zij in de periode van 21 november 2013 tot en met 5 april 2014 in Nederland, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit de volgende mededaders:
  • [medeverdachte 1] en
  • [medeverdachte 2] en
  • [medeverdachte 3] en
  • [medeverdachte 4] en
  • [medeverdachte 5] en
  • [medeverdachte 6]
en een of meer ander(e) persoon(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
  • het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en of het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden cocaïne en
  • het (gewoonte)witwassen van meerdere geldbedragen uit misdrijf afkomstig.
Hetgeen onder 1 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die in een bijlage achter dit arrest zijn opgenomen.

8.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet
en
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

9.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

10.Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 49 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 maanden met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige (internationale) handel in cocaïne en gewoontewitwassen.
Er is administratie aangetroffen van de organisatie die wijst op handel in cocaïne die in de miljoenen euro’s beloopt en waarbij de transacties elkaar in een kort tijdsbestek opvolgen.
Het gaat hier om een internationaal opererende professionele drugsorganisatie. De verdachte heeft de wacht gehouden in een woning waar zij verbleef en die een stashplek voor cocaïne van de organisatie was. In deze woning is een administratie wat betreft binnenkomende en uitgaande cocaïne aangetroffen. Verder wijzen de in deze woning aanwezige andere voorwerpen erop dat in deze woning de verdovende middelen voor verdere verspreiding werden klaargemaakt.
Het gebruik van harddrugs is verslavend en zeer schadelijk voor de volksgezondheid. Het op deze schaal handelen in cocaïne ontwricht en schaadt de samenleving op het gebied van gezondheid en welzijn. Het gebruik van en de georganiseerde (internationale) handel in cocaïne leidt bovendien direct en indirect tot vele andere vormen van criminaliteit en vormt aldus een bron van overlast voor de samenleving. De verdachte heeft met haar handelen kennelijk enkel oog gehad voor haar eigen financiële gewin en zich niets aangetrokken van de maatschappelijke gevolgen.
Het deelnemen aan een criminele organisatie is een delict dat de openbare orde raakt. De strafwaardigheid van deelneming aan een criminele organisatie wordt niet alleen bepaald door de organisatiegraad en het ontwrichtende karakter daarvan voor de openbare orde, maar ook door de aard van de misdrijven die worden beoogd. De (internationale) handel in cocaïne en het witwassen worden als ernstige misdrijven gezien.
Daarnaast is bewezenverklaard dat de verdachte tezamen met anderen een grote partij cocaïne aanwezig heeft gehad.
De verdachte heeft geen verantwoording afgelegd voor haar handelen. Net als in eerste aanleg is zij in hoger beroep niet ter terechtzitting verschenen. Het hof ziet aldus in de proceshouding van de verdachte geen aanknopingspunten om te komen tot een lagere straf dan passend bij de ernst van de feiten. Van overige persoonlijke omstandigheden die van invloed zouden moeten zijn op de hoogte van de straf is niet gebleken.
Alles overziend, ook rekening houdend met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is het hof van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf van 42 maanden op zich passend en geboden is.
Redelijke termijn
De rechtbank heeft ten aanzien van de berechting in eerste aanleg een termijnoverschrijding vastgesteld voor de duur van 12 maanden. Op 18 december 2017 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld terwijl het hof arrest wijst op 2 juli 2024. De redelijke termijn in hoger beroep is daarmee met 4 jaar en ruim zes maanden overschreden. Dit is het gevolg van verschillende omstandigheden die niet aan de verdediging zijn te wijten. Naar het oordeel van het hof kan in het onderzoek dat op verzoek van de verdediging in hoger beroep heeft plaatsgevonden geen rechtvaardiging voor deze overschrijding worden gevonden.
Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn in beide instanties verdisconteren in de strafoplegging en de beoogde gevangenisstraf verminderen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Het hof overweegt dat, voor zover van toepassing in het geval van de verdacht, tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

11.Beslag

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
  • 1. 1.00 STK Sleutel NEMEF (4740775);
  • 2. 2.00 STK Sleutel OXLOC (4740777);
  • 3. 1.00 STK Afstandsbediening CARDIN garage (4740778);
  • 4. 1.00 STK Af standsbediening Kl:zwart SECURA KEY radio key 24318 (4740779);
  • 5. 2.00 STK Papier simsetje z. simk. boodschappen boekje (4744174);
  • 6. 1.00 STK Sealapparaat FOODSAVER (4744139);
  • 7. 1.00 STK Sealapparaat PRINCESS (4744145);
  • 8. 1.00 STK Tas AH shopper in tas zit wit stuk plastic (4744632);
  • 9. 3.00 STK Zalf VAPORUP (4736218);
  • 10. 1.00 STK Heteluchtapparatuur HENKELMAN (4744635);
  • 11. 2.00 STK Folie (4736502);
  • 12. 100.00 STK Zak vacumeer zakken (4736536);
  • 13. 2.00 STK Stanleymes (4736224);
  • 17. 1.00 STK Gereedschap K1:rood Div handger; lxschaar; l0xschr.dr. ;5 tangen; 1 baco (4770191);
  • 18. 1.00 STK Gereedschap Kl:rood 2 dozen laserelektrodes; 10 bouten compleet;4 rol (4770193);
  • 19. 2.00 STK Kleding 1 bodywarmer en pet (4770194);
  • 20. 1.00 STK Aggregaat K1:blauw MONZA Ag-Ha3000b voorzien van 4 spanbanden
  • 21. 1.00 STK Tas SPAR Spar tasje inh: handschoenen en verp.mat. (4744128);
  • 22. 2.00 STK Zalf VAPO RUB (4774728);
  • 23. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Zwart BLACKBERRY (4734707);
  • 24. 1.00 STK Zaktelefoon Kl:Roze NOKIA (4744170);
  • 25. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Wit BLACKBERRY (4744172);
  • 26. 1.00 STK Computer K1:Zilver APPLE Ipad (4744155);
  • 27. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Wit BLACKBERRY (4734706).
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen verzocht te beslissen
overeenkomstig de beslissing van de rechtbank.
De BlackBerry telefoons met goednummers 14, 15 en 16
Op de beslaglijst van de verdachte staan de volgende nog niet teruggeven voorwerpen vermeld:
  • 14. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Zwart — BLACKBERRY 9320 (4755089);
  • 15. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Zwart BLACKEERRY 9720 (4757433);
  • 16. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Zwart BLACKBERRY 9720 (4755090).
Uit de kennisgevingen van inbeslagneming van voornoemde voorwerpen blijkt dat deze telefoons onder de medeverdachte [medeverdachte 3] in beslag zijn genomen (pagina’s 173, 203 en 204 beslagdossier). Uit het dossier volgt niet dat deze inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen in relatie staan tot enig bewezenverklaard strafbaar feit. De voorwerpen moeten dan ook worden teruggeven aan de medeverdachte [medeverdachte 3] .
Verbeurdverklaring
Het hof zal de volgende voorwerpen verbeurd verklaren:
  • 1. 1.00 STK Sleutel NEMEF (4740775);
  • 2. 2.00 STK Sleutel OXLOC (4740777);
  • 3. 1.00 STK Afstandsbediening CARDIN garage (4740778);
  • 4. 1.00 STK Af standsbediening Kl:zwart SECURA KEY radio key 24318 (4740779);
  • 5. 2.00 STK Papier simsetje z. simk. boodschappen boekje (4744174);
  • 6. 1.00 STK Sealapparaat FOODSAVER (4744139);
  • 7. 1.00 STK Sealapparaat PRINCESS (4744145);
  • 8. 1.00 STK Tas AH shopper in tas zit wit stuk plastic (4744632);
  • 9. 3.00 STK Zalf VAPORUP (4736218);
  • 10. 1.00 STK Heteluchtapparatuur HENKELMAN (4744635);
  • 11. 2.00 STK Folie (4736502);
  • 12. 100.00 STK Zak vacumeer zakken (4736536);
  • 13. 2.00 STK Stanleymes (4736224);
  • 17. 1.00 STK Gereedschap K1:rood Div handger; lxschaar; l0xschr.dr. ;5 tangen; 1 baco (4770191);
  • 18. 1.00 STK Gereedschap Kl:rood 2 dozen laserelektrodes; 10 bouten compleet;4 rol (4770193);
  • 20. 1.00 STK Aggregaat K1:blauw MONZA Ag-Ha3000b voorzien van 4 spanbanden;
  • 21. 1.00 STK Tas SPAR Spar tasje inh: handschoenen en verp.mat. (4744128);
  • 22. 2.00 STK Zalf VAPO RUB (4774728).
Van de telefoon genoemd onder beslagnummer 24 is gebleken dat deze de verdachte toebehoort. Van de voorwerpen genoemd onder de beslagnummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 21 en 22 blijkt uit de kennisgevingen van inbeslagneming dat er ‘geen eigenaar bekend is’. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd over deze voorwerpen. Ondanks dat niet kan worden vastgesteld aan wie voornoemde voorwerpen toebehoren kunnen de voorwerpen wel verbeurd worden verklaard op grond van artikel 33a lid 2 sub b Sr als het gaat om voorwerpen als bedoeld in artikel 33a lid 1 sub a tot en met e. Voor alle bovengenoemde voorwerpen geldt dat het onder de feiten 1 en/of 3 bewezenverklaarde is begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen dan wel dat deze voorwerpen tot het begaan van de misdrijven waren bestemd.
Meer specifiek overweegt het hof als volgt.
Voor de onder de beslagnummers 1, 2, 3 en 4 genoemde voorwerpen geldt dat deze gebruikt werden om toegang te verkrijgen tot de woning en de garage aan de [adres 2] in Rotterdam. Nu onder 3 bewezen is verklaard dat deze woning ter beschikking is gesteld aan de criminele organisatie en dus is gebleken dat deze woning dienstig is geweest aan de criminele organisatie zullen de voornoemde voorwerpen verbeurd worden verklaard.
Uit hetgeen onder 3 is bewezenverklaard is gebleken dat het onder beslagnummer 5 genoemde notitieblok dat is gevonden aan de woning op de [adres 2] is gebruikt om de ‘administratie’ bij te houden van de handel in verdovende middelen, waar het oogmerk van de onder 3 bewezenverklaarde criminele organisatie mede op gericht was. Het notitieblok is aldus dienstig geweest aan de criminele organisatie en het voorwerp zal daarom verbeurd worden verklaard.
Uit het dossier blijkt dat de goederen genoemd onder de beslagnummers 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 21 en 22 zijn gevonden in de woning aan de [adres 2] (proces-verbaal van bevindingen onderzoek aangetroffen goederen [adres 2] vanaf pagina 52 persoonsdossier [verdachte] ). Het hof beschouwt de goederen in hun gezamenlijkheid. Het hof is van oordeel dat uit de combinatie van deze goederen bij elkaar in relatie tot de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten blijkt dat de goederen dienstig waren aan de handel in verdovende middelen, waar het oogmerk van de onder 3 bewezenverklaarde criminele organisatie mede op gericht was. De voorwerpen zullen dan ook verbeurd worden verklaard.
De onder de beslagnummers 17, 18 en 20 genoemde goederen, waarvan niet kan worden vastgesteld wie de eigenaar is, zijn gevonden in de Mercedes Vito met [kenteken] (proces-verbaal verborgen ruimte Mercedes Vito pagina 143 e.v. van het zaakdossier 100 kilo). De aggregaat was met spanbanden vastgemaakt aan de bus en de twee gereedschapskisten stonden daarachter opgesteld. Achter deze aggregaat en de gereedschapskisten is een verborgen ruimte in de Mercedes Vito aangetroffen. Naar het oordeel van het hof zijn de gereedschapskisten en de aggregaat dienstig geweest aan het aan het zicht onttrekken van de verborgen ruimte. De verborgen ruimte is dienstig geweest aan het verbergen van een gedeelte de onder 1 bewezenverklaarde partij cocaïne en de handel in verdovende middelen waar het oogmerk van de onder 3 bewezenverklaarde criminele organisatie mede op zag. De voorwerpen zullen daarom verbeurd worden verklaard.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Het hof zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld aan wie deze toebehoren en niet is gebleken dat deze voorwerpen in relatie staan tot enig bewezenverklaard strafbaar feit:
  • 19. 2.00 STK Kleding 1 bodywarmer en pet (4770194);
  • 23. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Zwart BLACKBERRY (4734707);
  • 25. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Wit BLACKBERRY (4744172).
Teruggave aan de verdachte
Het hof zal ten aanzien van de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen teruggave aan de verdachte gelasten, nu deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en niet is gebleken dat deze voorwerpen in relatie staat tot enig bewezenverklaard strafbaar feit:
  • 24. 1.00 STK Zaktelefoon Kl:Roze NOKIA (4744170);
  • 26. 1.00 STK Computer K1:Zilver APPLE Ipad (4744155);
  • 27. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Wit BLACKBERRY (4734706).

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 10 en 11a (oud) van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht.

13.BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1.00 STK Sleutel NEMEF (4740775);
  • 2. 2.00 STK Sleutel OXLOC (4740777);
  • 3. 1.00 STK Afstandsbediening CARDIN garage (4740778);
  • 4. 1.00 STK Af standsbediening Kl:zwart SECURA KEY radio key 24318 (4740779);
  • 5. 2.00 STK Papier simsetje z. simk. boodschappen boekje (4744174);
  • 6. 1.00 STK Sealapparaat FOODSAVER (4744139);
  • 7. 1.00 STK Sealapparaat PRINCESS (4744145);
  • 8. 1.00 STK Tas AH shopper in tas zit wit stuk plastic (4744632);
  • 9. 3.00 STK Zalf VAPORUP (4736218);
  • 10. 1.00 STK Heteluchtapparatuur HENKELMAN (4744635);
  • 11. 2.00 STK Folie (4736502);
  • 12. 100.00 STK Zak vacumeer zakken (4736536);
  • 13. 2.00 STK Stanleymes (4736224);
  • 17. 1.00 STK Gereedschap K1:rood Div handger; lxschaar; l0xschr.dr. ;5 tangen; 1 baco (4770191);
  • 18. 1.00 STK Gereedschap Kl:rood 2 dozen laserelektrodes; 10 bouten compleet;4 rol (4770193);
  • 20. 1.00 STK Aggregaat K1:blauw MONZA Ag-Ha3000b voorzien van 4 spanbanden;
  • 21. 1.00 STK Tas SPAR Spar tasje inh: handschoenen en verp.mat. (4744128);
  • 22. 2.00 STK Zalf VAPO RUB (4774728)..
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 24. 1.00 STK Zaktelefoon Kl:Roze NOKIA (4744170);
  • 26. 1.00 STK Computer K1:Zilver APPLE Ipad (4744155);
  • 27. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Wit BLACKBERRY (4734706).
Gelast de
teruggaveaan de medeverdachte [medeverdachte 3] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 14. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Zwart BLACKBERRY 9320 (4755089);
  • 15. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Zwart BLACKEERRY 9720 (4757433);
  • 16. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Zwart BLACKBERRY 9720 (4755090).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 19. 2.00 STK Kleding 1 bodywarmer en pet (4770194);
  • 23. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Zwart BLACKBERRY (4734707);
  • 25. 1.00 STK Zaktelefoon K1:Wit BLACKBERRY (4744172). .
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Fetter, mr. M. Iedema en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 juli 2024.
Bijlage – bewijsmiddelen
[…]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van videoverhoor getuige [getuige] van de raadsheer-commissaris van 6 september 2023.
2.Een los schriftelijk bescheid ‘ [getuige] [geboortegegevens] LANDELIJKE DIRECTIE MAFFIA EN TERRORISMEBESTRIJDING TE ROME 12/12/2016’.
3.Een los schriftelijke bescheid ‘VERHOOR VAN [getuige] D.D. 09/0(naar het hof begrijpt: 5)/2017 10.10 uur’.
4.Een los proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , proces-verbaalnummer 2013287624, documentcode 9593222, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Aan de getuige is foto 2 van bijlage 2 getoond. Op de losse fotobijlage II staan bij ‘2’ een foto van het vooraangezicht en een foto van het zijaangezicht van een vrouw. Dit zijn dezelfde foto’s als de politiefoto’s die op het eerste blad van het persoonsdossier van [medeverdachte 6] staan. Het hof begrijpt dan ook dat aan de getuige de politiefoto’s van [medeverdachte 6] zijn getoond.
6.Aan de getuige is foto 3 van bijlage 2 getoond. Op de losse fotobijlage II staan bij ‘3’ een foto van het vooraangezicht en een foto van het zijaangezicht van een man. Dit zijn dezelfde foto’s als de politiefoto’s die op het eerste blad van het persoonsdossier van [medeverdachte 4] staan. Het hof begrijpt dan ook dat aan de getuige de politiefoto’s van [medeverdachte 4] zijn getoond.
7.Aan de getuige is foto 5 van bijlage 2 getoond. Op de losse fotobijlage II staan bij ‘5’ een foto van het vooraangezicht en een foto van het zijaangezicht van een man. Dit zijn dezelfde foto’s als de politiefoto’s die op het eerste blad van het persoonsdossier van [medeverdachte 2] staan. Het hof begrijpt dan ook dat aan de getuige de politiefoto’s van [medeverdachte 2] zijn getoond.
8.Aan de getuige is foto 6 van bijlage 2 getoond. Op de losse fotobijlage II staan bij ‘6’ een foto van het vooraangezicht en een foto van het zijaangezicht van een man. Dit zijn dezelfde foto’s als de politiefoto’s die op het eerste blad van het persoonsdossier van [medeverdachte 1] (valse naam van [medeverdachte 1] ) staan. Het hof begrijpt dan ook dat aan de getuige de politiefoto’s van [medeverdachte 1] zijn getoond.
9.Aan de getuige is foto 4 van bijlage 2 getoond. Op de losse fotobijlage II staan bij ‘4’ een foto van het vooraangezicht en een foto van het zijaangezicht van een man. Op het eerste blad van het persoonsdossier van [medeverdachte 3] staat een net iets andere politiefoto van het vooraangezicht van dezelfde man. Het hof begrijpt dan ook dat aan de getuige de politiefoto’s van [medeverdachte 3] zijn getoond.
10.Proces-verbaal van videoverhoor getuige [getuige] van de raadsheer-commissaris van 6 september 2023.
11.Een los schriftelijke bescheid ‘VERHOOR VAN [getuige] D.D. 10/05/2017.