ECLI:NL:GHAMS:2024:1785

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-000129-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor medeplegen van het afleveren van grote hoeveelheden cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van gewoontewitwassen, maar in hoger beroep was alleen feit 2 aan de orde, namelijk het meermalen vervoeren en afleveren van grote hoeveelheden cocaïne. Het hof oordeelde dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen was, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het vervoeren en afleveren van ongeveer 101 kilogram cocaïne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het hof hield rekening met de eerdere veroordeling van de verdachte voor feit 1 en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdediging had aangevoerd dat de verdachte alleen geld vervoerde en niet op de hoogte was van de cocaïne, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte had intensief samengewerkt met anderen in de cocaïnehandel, wat leidde tot de conclusie dat hij medepleger was van het afleveren van de cocaïne. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover aan het inhoudelijke oordeel onderworpen en sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000129-22
datum uitspraak: 4 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-165877-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. De officier van justitie heeft het hoger beroep bij akte beperkt tot de beslissing van de rechtbank ten aanzien van feit 2.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor feit 1, medeplegen van gewoontewitwassen, en vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd, kort gezegd, medeplegen van het handelen in en/of het aanwezig hebben van cocaïne.
Het hoger beroep van de zijde van de verdachte is niet bij akte beperkt ingesteld. Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte medegedeeld dat het door de verdediging ingestelde hoger beroep zich niet langer richt tegen de beslissing van de rechtbank ten aanzien van feit 1, in die zin dat de verdediging daartegen geen grieven wenst aan te voeren. Het hof ziet ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van feit 1 in hoger beroep. Daarom zal het hof de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten aanzien van feit 1 niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
Hetzelfde lot treft het hoger beroep voor zover dat is ingesteld tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 tenlastegelegde, nu hoger beroep tegen een vrijspraak voor de verdachte op grond van het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, Sv niet mogelijk is.
Dat laat onverlet dat het onder 2 ten laste gelegde wel in hoger beroep aan de orde is, aangezien de officier van justitie heeft geappelleerd tegen de ten aanzien van dat feit gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 maart 2021 tot en met 24 juni 2021 te De Kwakel , Uithoorn en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of Amstelveen en/of Loosdrecht en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad (onder meer);
- ( ongeveer) 55 blokken bevattende cocaïne (35 blokken met opdruk Stone Island en/of 20 blokken 'blanco' op of omstreeks 28 mei 2021) en/of
- ( ongeveer) 12 blokken bevattende cocaïne (met opdruk 1800 op of omstreeks 02 juni 2021)
- ( ongeveer) 34 blokken bevattende cocaïne (met opdruk Stone Island op of omstreeks 22 juni 2021),
in totaal (ongeveer) 101 kilogram cocaïne (geschat netto gewicht), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal – voor zover in hoger beroep aan de orde – worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte cocaïne vervoerde. Hij heeft enkel geld vervoerd en afgeleverd, hetgeen ingepakt in tassen aan hem werd verstrekt. De chatgesprekken die hij heeft gevoerd onder de gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] hebben geen betrekking op drugs, maar gaan allemaal over het verplaatsen van het geld, waarbij soms sprake was van het – op bestelling – omwisselen in andere valuta. Mocht niettemin blijken dat er cocaïne aanwezig is geweest, dan geldt dat de verdachte daarvan onwetend was. Nu zijn opzet was gericht op het vervoeren van geld en niet van cocaïne, dient ook in dat geval vrijspraak te volgen.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte in de tenlastegelegde periode op drie momenten cocaïne heeft vervoerd en afgeleverd en dat hij ook wist dat het cocaïne betrof. De verklaring van de verdachte dat hij alleen geld vervoerde en dat hij – voor zover het cocaïne was – hiervan niet op de hoogte was, schuift het hof als ongeloofwaardig terzijde. Het hof baseert zich daarbij met name op de inhoud van de chatgesprekken tussen de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte] en een persoon met gebruikersnaam [gebruikersnaam 2] (ook wel [naam] genoemd). Zo wordt in deze chatgesprekken gesproken over aantallen (stuks), zoals ‘+15 SI’, ‘13x 888’, ‘20x1800 stamp’, hetgeen afwijkt van de gesprekken tussen dezelfde gespreksdeelnemers over geldbedragen. Ieder pakket had ongeveer het gewicht van 1 kilogram. De omschrijvingen StoneIsland (of Stone of SI), 1800 en blanco, die worden genoemd bij de aantallen, komen bovendien overeen met de (afbeeldingen/teksten op de) verpakkingen van de pakketten cocaïne die in grote hoeveelheden zijn aangetroffen in de woning in [adres 2] die in gebruik was bij de medeverdachte [medeverdachte] , terwijl in deze woning geen geldbedragen zijn aangetroffen die op eenzelfde wijze waren verpakt. Ook zijn geen andere valuta dan euro’s aangetroffen, terwijl dit wel te verwachten was indien – zoals de verdachte verklaart – hij geld bij deze woning bracht en haalde omdat er gewisseld werd tussen verschillende valuta.
Verder wordt in de chats gesproken over ‘bestelling’ en ‘rekening’ en volgt uit de gesprekken dat er – naast ‘pap’ (het hof begrijpt: papier, derhalve geld) – ook ‘spullen’ moeten worden afgeleverd, waarvoor ‘later wordt betaald’. Dit past bij het leveren van goederen op bestelling en het ontvangen van de betaling daarvoor na aflevering, niet bij het slechts verplaatsen van geldbedragen.
Uit het chatgesprek van 6 juni 2021 kan worden opgemaakt dat de verdachte ‘eentje’, die was bestemd voor ‘biker’, vergat af te leveren en dat dit zou worden hersteld bij de volgende bestelling. Als door een medeverdachte wordt gevraagd welke het is, antwoordt de verdachte ‘zwart’. In de woning in [adres 2] , waar de verdachte de door hem te vervoeren goederen bracht en haalde, zijn zwart gesealde pakketten cocaïne aangetroffen. Uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt het hof af dat de verdachte wist dat hetgeen hij op de bedoelde drie momenten vervoerde cocaïne betrof.
Het hof is van oordeel dat de verdachte met betrekking tot het afleveren van die pakketten cocaïne nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte [medeverdachte] . Uit de chatgesprekken volgt dat zij intensief, veelal dagelijks in contact stonden, waarbij zij onderling bespraken welke pakketten er wanneer aan wie zouden worden afgeleverd en op welke manier dat zou gebeuren. De rol van de verdachte daarbij is naar het oordeel van het hof groter dan alleen die van koerier van drugs (en geld) in opdracht. Zo stond hij niet alleen in contact met de medeverdachte [medeverdachte] , maar ook met diverse andere schakels die een rol hadden bij de handel in cocaïne. In de groepschat waaraan hij deelnam, nam hij kennis van bestellingen van cocaïne die werden doorgegeven door de opdrachtgevers c.q. tussenpersonen. Met de afnemers maakte de verdachte vervolgens zelf de afspraken omtrent de aflevering. Als deze succesvol had plaatsgevonden, liet de verdachte dat weten aan de medeverdachte en de anderen in de groepschat. Het hof is op grond hiervan van oordeel dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen. Die samenwerking is zodanig intensief geweest en zijn rol daarbij was van een dusdanig materieel gewicht, dat sprake is van medeplegen ten aanzien van het afleveren van de cocaïne.
Het hof acht het onder 2 tenlastegelegde dan ook bewezen. De overige verweren vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 15 mei 2021 tot en met 24 juni 2021 te De Kwakel , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft afgeleverd en
alleen heeftvervoerd;
- 55 blokken bevattende cocaïne (35 blokken met opdruk Stone Island en 20 blokken 'blanco') en
- 12 blokken bevattende cocaïne (met opdruk 1800)
en
- 34 blokken bevattende cocaïne (met opdruk Stone Island),
in totaal ongeveer 101 kilogram cocaïne (geschat netto gewicht), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals zijn opgenomen in de bijlage bij dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en een geldboete ter hoogte van € 3.190,14 subsidiair 60 dagen hechtenis. Bij deze vordering is rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, te weten de veroordeling voor feit 1, aldus de advocaat-generaal.
De raadsman heeft verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de tijd die de verdachte reeds in detentie heeft gezeten in verband met de veroordeling voor feit 1. Tevens is verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het feit dat het gaat om een first offender en de omstandigheid dat de verdachte een bescheiden beloning heeft gekregen voor zijn handelingen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen vervoeren en het medeplegen van het afleveren van grote hoeveelheden cocaïne. In totaal gaat het om ongeveer 101 kilogram cocaïne. De verdachte onderhield nauwe contacten met de opdrachtgevers/tussenpersonen over de bestellingen, haalde de cocaïne op in de woning in [adres 2] en bracht deze na het maken van afspraken daartoe bij de afnemers. Het ging om een grootschalige, professioneel handelende organisatie, waarin de verdachte een rol van betekenis heeft vervuld. De handel in en het gebruik van cocaïne vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en zijn bovendien direct en indirect de oorzaak van vele vormen van criminaliteit en overlast. Dit veroorzaakt veel schade en onrust. Feiten als de onderhavige dienen naar het oordeel van het hof dan ook stevig te worden bestraft.
Nu de rechtbank op 5 januari 2022 de verdachte in verband met de veroordeling voor feit 1 een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk en een geldboete ter hoogte van € 25.000,00 heeft opgelegd en dit feit in hoger beroep niet meer aan de orde is, is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing (vgl. Hoge Raad 15 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO8016). Het hof heeft daarom bij de strafbepaling rekening gehouden met de door de rechtbank opgelegde straf voor feit 1.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.S. Lamboo, mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. K. Versteeg, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 april 2024.
=========================================================================
[…]