ECLI:NL:HR:2011:BO8016
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de strafoplegging in cassatie met terugwijzing naar het Gerechtshof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was in eerste aanleg door de rechtbank vrijgesproken van twee feiten en veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden voor feit 2, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld, maar dit was beperkt tot feit 1. Het Hof heeft de verdachte vervolgens veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden voor feit 1 en heeft de straf voor feit 2 bepaald op vier maanden, op basis van artikel 423, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak relevante overwegingen herhaald uit een eerdere uitspraak (HR LJN BA5835) en geconcludeerd dat het Hof ten onrechte artikel 423, lid 4 Sv heeft toegepast. Dit artikel biedt een regeling voor gevallen waarin een hoofdstraf is uitgesproken en het hoger beroep beperkt is tot een of meer feiten. De Hoge Raad oordeelt dat in dit geval geen sprake is van een dergelijk geval, en dat het Hof had moeten volstaan met strafoplegging ter zake van feit 1, met toepassing van artikel 63 Sr.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. Het beroep van de verdachte is verworpen, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president F.H. Koster en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van waarnemend griffier R.C. Rusche.