In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1970, werd beschuldigd van het onthouden van noodzakelijke verzorging aan haar hond, wat zou hebben geleid tot overgewicht. De tenlastelegging omvatte het niet geven van tijdige en/of juiste noodzakelijke (medische) zorg en het niet verstrekken van de juiste hoeveelheden voedsel aan de hond. Het hof heeft de zaak onderzocht aan de hand van meerdere zittingen en de beschikbare dossierinformatie.
Het hof heeft vastgesteld dat de hond, die op 22 februari 2022 in beslag werd genomen, overgewicht had, maar kon niet bewijzen dat de verdachte verantwoordelijk was voor het ontstaan van dit overgewicht. De verdachte had de hond in haar zorg gekregen toen deze al bijna drie jaar oud was, en het hof kon niet uitsluiten dat de hond al voor die tijd overgewicht had. De verdachte had wel dieetvoeding verstrekt en er was sprake van gewichtsverlies onder haar zorg, hoewel dit minder snel ging dan bij de opslaghouders waar de hond later verbleef.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte de nodige verzorging aan de hond had onthouden. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging. Tevens werd besloten dat de hond, die inmiddels voor €225 was vervreemd, aan de verdachte moest worden teruggegeven, zij het in de vorm van de opbrengst van de verkoop.