ECLI:NL:GHAMS:2024:1762

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
200.335.562/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving kinderopvang en basisschool in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige kind, [minderjarige 1], en voor inschrijving op de kinderopvang en basisschool. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, stelde dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar welzijn en dat van haar kind. De rechtbank had echter op 12 september 2023 de verzoeken van de moeder afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

Het hof heeft de belangen van de moeder, de vader en het kind afgewogen. De vader was tegen de verhuizing en stelde dat deze de bestaande zorgregeling zou verstoren. Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende noodzaak had aangetoond voor de verhuizing, vooral gezien het feit dat zij een sociale huurwoning in [plaats A] had toegewezen gekregen. De moeder had ook niet overtuigend aangetoond dat er een bedreiging van de vader uitging, wat haar verzoek om te verhuizen zou rechtvaardigen.

Het hof concludeerde dat het belang van de moeder niet opwoog tegen de belangen van de vader en [minderjarige 1]. De huidige zorgregeling zou in gevaar komen en de communicatie tussen de ouders zou verder verslechteren. Daarom bekrachtigde het hof de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de moeder af. Dit besluit benadrukt het belang van stabiliteit en continuïteit voor de minderjarige in haar huidige omgeving.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.335.562/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/341098 / FA RK 23-2896
Beschikking van de meervoudige kamer van 25 juni 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D.E.M. Boukens te Hoorn ,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] (postadres),
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L. Schellevis te Hoorn .
Het hof heeft verder als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , geboren [in ] 2020 te [plaats A] .
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
verder te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over vervangende toestemming voor verhuizing met [minderjarige 1] en vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige 1] op de kinderopvang en op de basisschool.
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (verder te noemen: de rechtbank) heeft op 12 september 2023 de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] te verhuizen naar de gemeente [gemeente] en om [minderjarige 1] in te schrijven op de kinderopvang en in te schrijven op de basisschool in [plaats] afgewezen.
De moeder is het daar niet mee eens en vindt dat haar inleidende verzoeken alsnog toegewezen moeten worden. De vader is het wel eens met de beslissing van de rechtbank.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 7 december 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 12 september 2023.
2.2
De vader heeft op 23 januari 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder met bijlage, op 10 april 2024;
- een bericht van de zijde van de moeder met bijlagen, op 12 april 2024;
- een bericht van de zijde van de vader met bijlagen, op 15 april 2024;
- een bericht van de zijde van de moeder met bijlage, op 16 april 2024.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 25 april 2024 plaatsgevonden. Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door W. Daalderop.
De advocaten van partijen hebben beiden ter zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
Tijdens de (inmiddels verbroken) relatie van de moeder en de vader (verder ook gezamenlijk te noemen: de ouders) is [minderjarige 1] geboren [in ] 2020 te [plaats A] .
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] .
De moeder is ook de ouder van [minderjarige 2] , geboren [in ] 2012 te [plaats C] .
3.2
Bij de – in zoverre niet bestreden – beschikking van 12 september 2023 is bepaald dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft.
3.3
Bij de – in zoverre niet bestreden – beschikking van 12 september 2023 is een voorlopige zorgregeling vastgesteld, inhoudende dat [minderjarige 1] een weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft met ingang van de eerste week na 12 september 2023 (= week 38), waarbij de moeder [minderjarige 1] steeds naar de vader brengt en de vader haar weer naar de moeder terugbrengt.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn, voor zover nu van belang, de verzoeken van de moeder ten aanzien van de verhuizing en de inschrijving van [minderjarige 1] op de kinderopvang en de basisschool afgewezen.
4.2
De moeder verzoekt de bestreden beschikking (in zoverre) te vernietigen en:
- de moeder vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] te verhuizen naar de gemeente [gemeente] en te bepalen dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vader;
- de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven / aan te melden bij de kinderopvang [X] in [plaats D ] of BSO De [Y] te [plaats] en te bepalen dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vader;
- de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op de OBS De [Y] te [plaats] , zodat zij daar vanaf de leeftijd van vier jaar naar school kan gaan en te bepalen dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vader.
4.3
De vader verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de inleidende verzoeken van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

De standpunten van partijen
5.1
De moeder stelt – kort samengevat – dat de rechtbank haar verzoeken ten onrechte heeft afgewezen. De verhuizing naar [gemeente] is volgens haar noodzakelijk en na afweging van alle betrokken belangen ook gerechtvaardigd. De moeder heeft daartoe een aantal omstandigheden en argumenten aangedragen, waarop het hof hierna, voor zover nodig, zal ingaan.
5.2
De vader voert – kort samengevat – aan dat hij zich niet kan verenigen met de verzoeken van de moeder. De rechtbank heeft terecht besloten om de verzoeken van de moeder af te wijzen. Ook op hetgeen de vader aanvoert, zal het hof hierna waar nodig ingaan.
Het advies van de raad
5.3
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. [plaats A] als hoofdverblijfplaats biedt de meeste kans op een goed uitvoerbare zorgregeling tussen [minderjarige 1] en de vader, waaraan wordt gewerkt door het Stadsteam. De voorlopige omgangregeling wordt medio juni geëvalueerd en het streven is om in de toekomst toe te werken naar een co-ouderschap. De raad is met betrekking tot [minderjarige 2] een beschermingsonderzoek gestart, waarin ook [minderjarige 1] wordt meegenomen.
Het wettelijk kader
5.4
Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden
voorgelegd. De rechter dient in geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige niet alleen het belang van het kind, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te wegen.
De beoordeling
Vervangende toestemming voor verhuizing
5.5
Het hof dient allereerst te beslissen op het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] te verhuizen naar [gemeente] . Het hof is van oordeel dat de rechtbank het inleidende verzoek van de moeder op juiste gronden heeft afgewezen. Het hof neemt de motivering van de beslissing van de rechtbank op dit punt over en voegt hieraan nog het volgende toe.
5.6
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. De ouders hebben eind april 2023 hun relatie beëindigd. Sinds het beëindigen van de relatie, verblijft de moeder in de (voorheen gezamenlijke) woning in [plaats A] . De vader verblijft sindsdien op zijn (binnen)schip, gelegen in [plaats B] . De moeder heeft op 27 maart 2024 een sociale huurwoning toegewezen gekregen in [plaats A] , waar zij per 1 juni 2024 kan gaan wonen. Toch heeft de moeder nog steeds de wens om met [minderjarige 1] te verhuizen naar [gemeente] . Het belang van de moeder bij een verhuizing naar [gemeente] is volgens haar gelegen in het recht om na de verbreking van de relatie met de vader haar eigen leven opnieuw in te richten.
5.7
Het hof dient een belangenafweging te maken tussen het belang van de moeder en andere zwaarwegende belangen. Zo dient het hof naast het belang van de moeder rekening te houden met het belang van [minderjarige 1] , maar ook met het belang van de vader. Het belang van de vader bij afwijzing van het inleidende verzoek van de moeder is allereerst gelegen in het kunnen voortzetten van de (voorlopige) zorgregeling die is vastgesteld tussen hem en [minderjarige 1] . Daarnaast is het belang van de vader gelegen in de omstandigheid dat een verhuizing de uitbreiding van de zorgregeling naar een co-ouderschapsregeling – zoals de vader dat al enige tijd wenst – onmogelijk zal maken. Net als de vader, heeft ook [minderjarige 1] het belang om contact met de vader te kunnen behouden. Het is de vraag of het belang van de moeder bij verhuizing naar [gemeente] opweegt tegen het belang van de vader en [minderjarige 1] om dichter bij elkaar te (blijven) wonen en ongestoord contact te behouden.
5.8
Bij de afweging van alle genoemde belangen is het voor het hof allereerst relevant of aan de zijde van de moeder sprake is van een noodzaak om te verhuizen. Het hof is, met overneming van de motivering van de rechtbank, van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat er een noodzaak is om te verhuizen. In aanvulling daarop overweegt het hof dat de moeder inmiddels een sociale huurwoning toegewezen heeft gekregen in [plaats A] , waar zij per 1 juni 2024 kon gaan wonen. De woning biedt voldoende ruimte voor de moeder en haar twee kinderen ( [minderjarige 1] en haar halfzus [minderjarige 2] ). De moeder stelt dat de toewijzing van een sociale huurwoning in [plaats A] niet maakt dat de noodzaak om te verhuizen wegvalt. De noodzaak om te verhuizen is volgens de moeder gelegen in het gebrek aan binding en sociaal netwerk in [plaats A] en het gevoel van onveiligheid in [plaats A] vanwege het (eerdere) huiselijk geweld en de uitspraken van de vader tijdens de relatie. De moeder vreest dat zij dagelijks geconfronteerd kan worden met de vader zolang zij in [plaats A] moet blijven wonen, mede omdat de vader de gezamenlijke woning in [plaats A] toebedeeld wil krijgen. De vader ontkent niet dat de verbreking van de relatie spanning met zich mee heeft gebracht, maar hij betwist met klem dat sprake is geweest van huiselijk geweld. Het hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat (nog steeds) sprake is van enige dreiging vanuit de vader. Het hof begrijpt de wens van de moeder om dichterbij haar netwerk in en rond de gemeente [gemeente] te wonen, maar hetgeen de moeder heeft gesteld over haar gebrek aan binding met [plaats A] en het ontbreken van een sociaal netwerk aldaar is onvoldoende om te concluderen dat sprake is van een zo grote noodzaak tot verhuizen dat de andere belangen daarvoor moeten wijken. De moeder werkt in [plaats A] , en de afstand tot [gemeente] is niet zo groot dat het onderhouden van contacten met familieleden of kennissen daardoor ernstig belemmerd worden. Alles bij elkaar is niet gebleken van een noodzaak om te verhuizen. Bovendien is het onzeker op welke termijn de moeder een woning toegewezen zal krijgen in [gemeente] .
5.9
Naast een eventuele noodzaak bij de moeder om te verhuizen is van belang of de vader – in geval van een verhuizing van [minderjarige 1] naar [gemeente] – voldoende betrokken kan blijven bij haar verzorging en opvoeding. Op dit moment geldt een voorlopige zorgregeling waarbij [minderjarige 1] een weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft. Het hof is het met de moeder eens dat de huidige (voorlopige) zorgregeling voortgezet kan worden, ook indien de moeder naar [gemeente] zal verhuizen. De vader heeft echter de wens om in de toekomst toe te werken naar een co-ouderschapsregeling zodat hij niet alleen een ‘weekendvader’ is. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank ook tot uitgangspunt genomen dat een dergelijke regeling op termijn tot de mogelijkheden moert behoren en dat partijen in beginsel daarnaar dienen toe te werken. Het hof overweegt dat een verhuizing naar [gemeente] ertoe zal leiden dat een co-ouderschapsregeling bij voorbaat vrijwel onmogelijk wordt gemaakt. Het hof is daarom, in lijn met het advies van de raad, van oordeel dat een co-ouderschapsregeling alleen mogelijk zal kunnen zijn wanneer de moeder met [minderjarige 1] in [plaats A] blijft wonen. Met de voorgenomen verhuizing gaat de moeder dan ook teveel voorbij aan de positie van de vader in het leven van [minderjarige 1] . Door een verhuizing naar [gemeente] bestaat bovendien het risico dat de verstandhouding tussen de ouders en het overleg over [minderjarige 1] zal verslechteren, mede gelet op de nu al gebrekkige communicatie tussen de ouders. Bovendien zal de hulpverlening vanuit het Stadsteam [plaats A] ten behoeve van de verbetering van de onderlinge communicatie, dat de ouders recentelijk op advies van de rechtbank hebben ingeschakeld, stagneren omdat dit wordt aangeboden door de gemeente [plaats A] . Ook het mediationtraject in [plaats E] en de betrokkenheid van de raad, regio [plaats F] , kunnen slechts voortgezet worden indien de moeder in [plaats A] blijft wonen.
5.1
Een andere omstandigheid waarmee het hof rekening houdt bij de beoordeling van het verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing is de leeftijd van [minderjarige 1] en de mate waarin zij geworteld is in haar omgeving. De vader heeft daarover naar voren gebracht dat [minderjarige 1] op dit moment geworteld is in [plaats A] , waar zij geboren en getogen is. Zij gaat twee dagen per week naar een kinderdagverblijf in [plaats A] , is voorbereid op een school in [plaats A] en heeft vriendjes en vriendinnetjes in [plaats A] , aldus de vader. De moeder heeft dat op zichzelf niet bestreden, maar is van mening dat [minderjarige 1] , gelet op haar leeftijd, nog niet (zo) gebonden is aan [plaats A] en dat zij dan ook snel gewend zal zijn aan een nieuwe omgeving en aan een andere kinderopvang.
Het hof kan zich vinden in de belangenafweging van de rechtbank op dit onderdeel. Het is het meest in het belang van [minderjarige 1] dat zij op de kinderopvang kan blijven in haar vertrouwde omgeving in [plaats A] en dat zij vanuit daar de overstap zal maken naar de basisschool in [plaats A] .
5.11
Gelet op de genoemde omstandigheden en belangen – en een afweging daarvan – is het hof van oordeel dat het belang van de moeder bij toewijzing van haar verzoek moet wijken voor het belang van de vader en [minderjarige 1] bij afwijzing daarvan. Dit maakt dat het hof de bestreden beschikking op dit punt zal bekrachtigen.
Vervangende toestemming voor inschrijving school
5.12
Aangezien het hof geen vervangende toestemming zal verlenen aan de moeder om met [minderjarige 1] naar [gemeente] te verhuizen, zal het hof evenmin vervangende toestemming verlenen aan de moeder voor inschrijving van [minderjarige 1] op de kinderopvang en een basisschool in [plaats] . Dit maakt dat het hof ook deze verzoeken van de moeder zal afwijzen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. A.N. de Beek en mr. J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. M. Hermans als griffier en is op 25 juni 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.