Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
- uitvoerbaar bij voorraad - alsnog hun (in hoger beroep gewijzigde) vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, met rente.
3.Feiten
25 september 2019.
FEITELIJKE LEVERING, STAAT VAN HET VERKOCHTE
bouwkavel voor de bouw van een woning/stolp.
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
artikel 6
eerste griefop dwaling (artikel 6:228 BW). [appellanten] . voeren daartoe (kort gezegd) aan dat er een zeer grote hoeveelheid puin in de grond van beide percelen aanwezig was. [appellanten] . zouden de koopovereenkomst niet hebben gesloten als zij vooraf hadden geweten dat dit de situatie was. Volgens [appellanten] . is de dwaling zowel te wijten aan inlichtingen van [geïntimeerde] (a-grond) als aan schending van de mededelingsplicht (b-grond). Zelfs als het zo is dat [geïntimeerde] van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan als [appellanten] ., is sprake van (wederzijdse) dwaling (c-grond). [appellanten] . stellen dat de koopovereenkomst op grond van dwaling vernietigbaar is. Zij vorderen opheffing van het nadeel ingevolge artikel 6:230 lid 2 BW. Dit betekent dat [appellanten] . in de situatie moeten worden gebracht waarin zij zouden hebben verkeerd indien hetgeen waarover zij dwaalden niet aan de orde zou zijn. Dat houdt in ieder geval in dat zij de kosten voor het verwijderen van het puin niet hadden hoeven maken, aldus nog steeds [appellanten] .
lex specialisten opzichte van het meer algemene artikel 3:52 lid 1 onder c BW, dat een verjaringstermijn van drie jaar kent (vanaf het moment dat de dwaling is ontdekt). Het hof volgt [appellanten] . evenmin in hun stelling dat zij de verjaring van de vordering hebben gestuit door een daad van rechtsvervolging, te weten het instellen van een eis door middel van de inleidende dagvaarding van 15 oktober 2020. De vordering van [appellanten] . na eiswijziging in hoger beroep berust immers op een nieuwe juridische grondslag (dwaling). In zoverre is sprake van een nieuwe vordering. Deze vordering wordt niet geacht te zijn ingesteld op het tijdstip van het aanhangig maken van de procedure in eerste aanleg, maar pas op het tijdstip van de eiswijziging, te weten bij memorie van grieven op
15 november 2022. Dit is te laat, omdat de feiten en omstandigheden die [appellanten] . aan hun beroep op dwaling ten grondslag hebben gelegd hen in januari 2020 bekend waren. Dit betekent dat grief 1 faalt.
grieven 2 tot en met 4lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Zij zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de door [geïntimeerde] geleverde bouwkavel de eigenschappen bezit die [appellanten] . op grond van de overeenkomst mochten verwachten. [appellanten] . betogen dat er sprake is van een gebrek (de aanwezigheid van puin in de grond), dat niet voor hun risico komt, omdat zij het gebrek niet kenden. [appellanten] . voeren aan dat er in de koopovereenkomst wordt gesproken van een
“bouwkavel voor de bouw van een woning/stolp”. In combinatie met de mededelingen van [geïntimeerde] in de verkoopbrochure – waarin [geïntimeerde] de bouwkavel niet alleen als
“bouwrijp”heeft aangeprezen, maar ook heeft geschreven dat
“er snel gebouwd [kan] worden”– en mondeling, mochten [appellanten] . hieraan die zin toekennen dat dit betekende dat de bouwkavel (reeds) geschikt (rijp) was voor de bouw van een woning. Het rapport van Greenhouse Advies B.V. maakt dit niet anders. [geïntimeerde] had het rapport afgedaan als niet relevant voor de bouw. [appellanten] . maakten zich daardoor geen zorgen. Deze geruststellende opmerking is van belang voor de onderzoeksplicht van [appellanten] . naar de inhoud van dat rapport. Dat de rechtbank het rapport van Top Expertise B.V. naast zich heeft neergelegd, is onbegrijpelijk, aldus nog steeds [appellanten] .
“uiterst baksteenhoudend, uiterst betonhoudend, uiterst metselpuinhoudend zand”. [appellanten] . waren blijkens artikel 9 van de koopovereenkomst uitdrukkelijk bekend met dit rapport en met de inhoud daarvan.
grief 5komen [appellanten] . op tegen het oordeel van de rechtbank dat er van onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] vanwege schending van de mededelingsplicht geen sprake is. Deze grief faalt ook. Het hof gaat er, mede gelet op wat hierboven is geoordeeld, van uit dat [appellanten] . op grond van het rapport van Greenhouse Advies B.V. bekend waren althans redelijkerwijs bekend konden zijn met de aanwezigheid van puin in de bouwkavel. [geïntimeerde] wist niet méér dan er in dat rapport staat. Hij heeft dan ook zijn mededelingsplicht niet geschonden. Van onrechtmatig handelen is geen sprake.
“agrarische grond”betekent dat [appellanten] . erop mochten rekenen dat de grond geschikt was als landbouwgrond om gewassen op te verbouwen. Dat is door het puin onmogelijk. Ook daarom is sprake van non-conformiteit, aldus nog steeds [appellanten] .
grief 9- gericht tegen de proceskostenveroordeling - behoeven in het licht van het voorgaande geen bespreking. Deze grieven falen.
€ 13.284,00(3 punten x tarief € 4.428,00)