ECLI:NL:GHAMS:2024:1730

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
23-001267-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van straf in hoger beroep voor diefstal en vuurwapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 12 mei 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1984, was eerder veroordeeld voor diefstal in vereniging uit een bedrijfsbus en voor het bezit van een vuurwapen. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, behalve ten aanzien van de straf, die werd aangepast. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, maar het hof legde een gevangenisstraf van 7 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal en had een vuurwapen in zijn bezit, wat bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof oordeelde dat er voldoende belang was om de zaak in hoger beroep te behandelen, ondanks het verzoek van de raadsman om de zaak niet ontvankelijk te verklaren. De opgelegde straf zal volledig worden uitgevoerd in de penitentiaire inrichting, met inachtneming van de mogelijkheid van deelname aan een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling. Het hof heeft de beslissing genomen na zorgvuldige afweging van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001267-22
datum uitspraak: 18 juni 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-026743-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof beslist op het verzoek van de raadsman om de zaak niet ontvankelijk te verklaren en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toevoegt aan de toepasselijke wettelijke voorschriften.

Beslissing over de ontvankelijkheid

De raadsman heeft verzocht de zaak niet ontvankelijk te verklaren. Hij voert hiertoe aan dat de verdachte geen belang meer heeft bij het hoger beroep, omdat het hof heeft geweigerd de zaak gevoegd te behandelen met de zaak met parketnummer 23-002621-22 en het daardoor niet mogelijk is de tijd die in die zaak eventueel te lang in voorarrest is uitgezeten te verrekenen met de straf die in deze zaak wordt opgelegd.
Namens de verdachte zijn schriftelijk en mondeling bezwaren tegen het vonnis ingediend. De situatie als bedoeld in artikel 416 lid 2 van het wetboek van strafvordering is dan ook niet aan de orde. Het verzoek van de raadsman om desondanks toepassing aan dit artikel te geven wordt afgewezen. Het hof is, mede gelet op hetgeen door de advocaat-generaal naar voren is gebracht, van oordeel dat er voldoende belang is om de zaak in hoger beroep te behandelen.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft verzocht een straf van kortere duur op te leggen dan door de advocaat-generaal geëist en heeft verzocht rekening te houden met de ouderdom van de feiten. Hij wijst er voorts op dat de verdachte zijn zaken inmiddels op de rit heeft en dat het vuurwapen niet schietklaar was, doordat het patronenmagazijn defect was.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal door samen met anderen in te breken in een geparkeerde bedrijfsbus en daar gereedschap uit weg te nemen. Dit is een ergerlijk strafbaar feit voor zowel de betrokkenen als voor de maatschappij. Met zijn handelen heeft verdachte getoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en heeft met het oog op eigen financieel gewin schade en overlast veroorzaakt.
Bovendien had de verdachte ten tijde van de diefstal een vuurwapen in de auto liggen. Het ongeoorloofde bezit van vuurwapens draagt sterk bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving en brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich mee vanwege de kans op het gebruik daarvan, met alle mogelijke onomkeerbare gevolgen van dien.
Het hof houdt bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf, meer dan de politierechter, rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Bovendien houdt het hof er rekening mee dat uit de justitiële documentatie betreffende de verdachte van 16 mei 2024 blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. N.E. Kwak en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. C.T. Snellenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 juni 2024.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]