3.6Anders dan door de vader is aangevoerd, is het hof van oordeel dat het rapport van de bijzondere curator wel in de beoordeling van deze zaak kan worden betrokken. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het hier niet gaat om een door het hof gelast deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 194 of 810a, lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het betreft de benoeming van een bijzondere curator op grond van artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek vanwege de beklemde situatie waarin [minderjarige] zich tussen de voor haar verantwoordelijke volwassenen bevindt. De bijzondere curator is door het hof benoemd om de stem van [minderjarige] in deze procedure grondig te horen (zie ook de beschikking van dit hof van 12 september 2023 bij 5.9). De bijzondere curator heeft in het rapport toegelicht dat [minderjarige] tijdens het tweede gesprek, op 2 november 2023, een bedrukte indruk maakte. Bij doorvragen vertelde zij de bijzondere curator dat de moeder had gezegd dat ze, als ze twaalf jaar oud is, mag kiezen waar ze wil wonen en als ze dan bij de vader wil wonen dan vinden de moeder en de stiefvader dat goed en kan ze bij de vader een middelbare school zoeken. [minderjarige] piekerde daarover en dacht dat ze bij de moeder en stiefvader in de weg zat, maar ze wilde niet kiezen en was ervan geschrokken dat ze deze keuze had gekregen. Aan het einde van het tweede gesprek heeft de bijzondere curator aan [minderjarige] gevraagd of [minderjarige] in haar bijzijn daarover aan de moeder vragen wilde stellen en [minderjarige] wilde dat graag. Daarop heeft er een kort gesprek tussen de moeder en [minderjarige] plaatsgevonden waarbij de bijzondere curator [minderjarige] heeft geholpen om haar gevoelens naar de moeder te uiten en de moeder heeft toegelicht dat ze dacht dat [minderjarige] haar vader zo mist en liever bij hem zou willen wonen. [minderjarige] en de moeder vonden het goed dat ze zich naar elkaar konden uitspreken en bij het derde gesprek (twee weken later) kwam [minderjarige] vrolijk binnen. Gelet op deze gang van zaken en de kennelijk door de bijzondere curator gevoelde noodzaak om [minderjarige] hulp te bieden bij vermindering van haar zorgen, rekent het hof het de bijzondere curator niet aan dat zij zich niet volledig aan de opdracht van het hof heeft gehouden om [minderjarige] buiten bijzijn van de ouders te spreken. Het hof zal het rapport van de bijzondere curator dan ook, zoals ook het aanvankelijke doel was, aan het dossier toevoegen als weergave van datgene wat [minderjarige] denkt en voelt over haar situatie. Voor zover de vader heeft bedoeld te stellen dat de bijzondere curator [minderjarige] onder druk gezet en gechanteerd heeft, overweegt het hof dat het voor die stelling geen onderbouwing of aanknopingspunten ziet. Het gesprek tussen [minderjarige] en de vader op 6 december 2023, waarvan de omgangsbegeleiding verslag heeft uitgebracht en waarin [minderjarige] uitspreekt dat zij de gesprekken met de (naar het hof begrijpt) bijzondere curator niet fijn vond en dat zij niet open durfde te praten, biedt onvoldoende grond om de vader daar in te volgen. Temeer nu [minderjarige] ook dan uitspreekt dat zij geen keuze wil maken, omdat zij haar ouders niet wil kwetsen of teleurstellen. Dit past bij de bevindingen van de bijzondere curator.
Uit de weergave van de gesprekken met [minderjarige] komt naar voren dat zij zich in een zeer complexe situatie bevindt waarin ze verscheurd wordt door haar gevoelens voor haar moeder en haar vader en het wantrouwen tussen hen. Tijdens de zitting van14 december 2023 heeft de vader laten blijken dat dit wantrouwen bij hem nog in volle hevigheid aanwezig is: hij had volgens hem een schoenendoos met bewijzen bij zich die kunnen aantonen dat zijn wantrouwen terecht is. Nog daargelaten de vraag of deze stukken nog in dit stadium van de procedure toegelaten kunnen worden, zijn deze stukken niet in het geding gebracht door de advocaat van de vader, zodat het hof daarop geen acht kan slaan.
Gelet op het wantrouwen van de vader en de klemsituatie waarin [minderjarige] zich bevindt, acht het hof een onbegeleide omgang nog steeds te belastend voor [minderjarige] , zeker zolang zij nog geen vertrouwenspersoon heeft. Een begeleide omgangsregeling is dan ook onder de huidige omstandigheden het maximaal haalbare. Het hof acht zich echter op dit moment nog onvoldoende voorgelicht over de wijze waarop de GI de omgangsregeling en begeleiding daarvan zal vormgeven, nu ter zitting van 14 december 2023 gebleken is dat de omgangsbegeleiding in [plaats c] (door [X] ) is gestopt.
Het hof verzoekt daarom de GI om zich binnen twee weken na deze beschikking uit te laten over de volgende vragen:
1. Wat is het plan van aanpak van de GI om de omgang tussen [minderjarige] en de vader voort te zetten en in stand te houden en op welke wijze geeft de GI invulling aan de begeleiding van de omgangsregeling?
2. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de werving van een omgangsbegeleider?
3. Wanneer kan de omgangsregeling weer bij de vader thuis worden uitgevoerd?
4. In hoeverre bevordert de GI dat de ouders ondersteuning of hulp voor zichzelf organiseren, zodat zij [minderjarige] beter kunnen begeleiden in de voor haar complexe situatie?
5. Heeft de GI een vertrouwenspersoon/psycholoog voor [minderjarige] geregeld? Zo nee, op welke termijn verwacht de GI dat deze hulpverlener gevonden is? Zo ja, wie is de aangezochte hulpverlener en wat is het plan van deze persoon?
5. Over welke actuele informatie beschikt de GI, die zij relevant vindt voor het nemen van een beslissing in deze zaak?
De GI dient zich binnen twee weken na deze beschikking over voornoemde vragen uit te laten, waarna partijen gedurende twee weken de gelegenheid krijgen om daarop schriftelijk te reageren. Vervolgens is het hof voornemens om zonder nadere mondelinge behandeling een beschikking te geven.