In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De verdachte, geboren in 2005, was aangeklaagd voor meerdere verkeersdelicten die plaatsvonden op 27 maart 2022 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het negeren van een rood verkeerslicht, verkeerd voorsorteren en het rijden op de bus- en trambaan, wat gevaar op de weg veroorzaakte. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 450,00, subsidiair 9 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 120 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman in overweging heeft genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en niet is verschenen ter terechtzitting. Gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, heeft het hof besloten de straffen te verhogen. Het hof heeft de geldboete vastgesteld op € 450,00, te vervangen door 9 dagen jeugddetentie, en de ontzegging van de rijbevoegdheid voor 120 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte mag de geldboete in 9 maandelijkse termijnen van € 50,00 voldoen.
Het hof heeft de beslissing genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, en heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd. De verdachte is schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van hetgeen niet bewezen is verklaard. Het hof heeft de verdachte strafbaar verklaard en de opgelegde straffen gemotiveerd.