ECLI:NL:GHAMS:2024:1716

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
23-002800-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een geldboete en jeugddetentie voor verkeersdelicten door een snorfietser

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De verdachte, geboren in 2005, was aangeklaagd voor meerdere verkeersdelicten die plaatsvonden op 27 maart 2022 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het negeren van een rood verkeerslicht, verkeerd voorsorteren en het rijden op de bus- en trambaan, wat gevaar op de weg veroorzaakte. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 450,00, subsidiair 9 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 120 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman in overweging heeft genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en niet is verschenen ter terechtzitting. Gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, heeft het hof besloten de straffen te verhogen. Het hof heeft de geldboete vastgesteld op € 450,00, te vervangen door 9 dagen jeugddetentie, en de ontzegging van de rijbevoegdheid voor 120 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte mag de geldboete in 9 maandelijkse termijnen van € 50,00 voldoen.

Het hof heeft de beslissing genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, en heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd. De verdachte is schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van hetgeen niet bewezen is verklaard. Het hof heeft de verdachte strafbaar verklaard en de opgelegde straffen gemotiveerd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002800-23
datum uitspraak: 30 mei 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2023 in de strafzaak onder parketnummer 96-083586-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 mei 2024.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 maart 2022 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (snorfiets), daarmee rijdende op de weg, de Burgemeester de Vlugtlaan, niet is gestopt voor een verkeerslicht dat rood licht uitstraalde,
-(vervolgens) op de kruising van de Bos en Lommerweg met de Hoofdweg, niet is gestopt voor een verkeerslicht dat rood licht uitstraalde;
-(vervolgens) op de Bos en Lommerweg, niet de richting heeft gevolgd die de voorsorteerstrook aanwees;
-(vervolgens) op die weg, de Bom en Lommerweg, niet de rijbaan heeft gebruikt, maar de bus- en trambaan, terwijl er tegemoetkomend verkeer was genaderd, tengevolge waarvan het tegemoetkomend verkeer moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 maart 2022 te Amsterdam als bestuurder van een snorfiets, daarmee rijdende op de Burgemeester de Vlugtlaan niet is gestopt voor een verkeerslicht dat rood licht uitstraalde,
- vervolgens op de kruising van de Bos en Lommerweg met de Hoofdweg, niet is gestopt voor een verkeerslicht dat rood licht uitstraalde;
- vervolgens op de Bos en Lommerweg, niet de richting heeft gevolgd die de voorsorteerstrook aanwees;
- vervolgens op de Bos en Lommerweg, niet de rijbaan heeft gebruikt, maar de bus- en trambaan, terwijl er tegemoetkomend verkeer was genaderd, ten gevolge waarvan het tegemoetkomend verkeer moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, of het verkeer op die weg werd gehinderd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 450,00, subsidiair 9 dagen hechtenis, te betalen in 9 maandelijkse termijnen van € 50,00, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 120 dagen met aftrek, waarvan 61 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair 7 dagen hechtenis, te betalen in 7 maandelijkse termijnen van € 50,00, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 120 dagen met aftrek, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat de verdachte voor de verschillende overtredingen genoemd in de tenlastelegging aparte bekeuringen heeft gekregen. Ook heeft de raadsman verzocht te bepalen dat de verdachte een op te leggen geldboete in termijnen mag betalen. Ten aanzien van een op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de raadsman verzocht geen onvoorwaardelijk deel op te leggen dat langer is dan de tijd dat het rijbewijs van de verdachte reeds ingevorderd is geweest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een snorfiets gevaar op de weg veroorzaakt door in het drukke verkeer tweemaal door rood te rijden, verkeerd voor te sorteren en op de bus- en trambaan te rijden, waardoor een bus moest uitwijken. De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van andere verkeersdeelnemers en heeft de verkeersveiligheid van zowel zichzelf als andere weggebruikers in gevaar gebracht. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 mei 2024 is hij voorafgaand aan het tenlastegelegde eerder onherroepelijk veroordeeld voor overtreding van de Wegenverkeerswet. Het hof constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, nu de verdachte na het ten laste gelegde meerdere straffen opgelegd heeft gekregen.
Gelet op het voorgaande acht het hof een geldboete en een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep is hij ter terechtzitting verschenen. Het hof zal wat betreft de hoogte van de geldboete daarom aansluiting zoeken bij hetgeen door de kantonrechter is opgelegd en aldus een hogere geldboete opleggen dan de advocaat-generaal heeft geëist. Dat de verdachte aparte boetes heeft gekregen voor de verschillende overtredingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen, zoals door de verdediging is gesteld, is door de raadsman niet nader onderbouwd en blijkt verder ook niet uit het dossier, zodat het hof daarmee bij de strafoplegging geen rekening heeft gehouden.
Het hof zal, alles afwegende, een geldboete van € 450,00, te vervangen door 9 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 120 dagen met aftrek, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opleggen. Het hof zal bepalen dat de verdachte de geldboete in 9 maandelijkse termijnen van € 50,00 mag voldoen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 24a, 63, 77a, 77g, 77h, 77l, 77r, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 (negen) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat het totaal van de
geldboetemag worden voldaan in
9 (negen) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. H. Durdu, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 mei 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]