ECLI:NL:GHAMS:2024:1706

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
200.339.338/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep echtscheiding en partneralimentatie met niet-ontvankelijkheid van de man

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de echtscheiding tussen partijen, die op 21 december 2023 door de rechtbank Amsterdam was uitgesproken. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en verzocht de echtscheiding nietig te verklaren, omdat hij vond dat de door de rechtbank opgelegde partneralimentatie te hoog was. De vrouw, verweerster in het principaal hoger beroep, verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, omdat zij van mening was dat het huwelijk duurzaam was ontwricht en dat de man enkel in hoger beroep ging om de gevolgen van de alimentatie te vermijden.

Het hof heeft vastgesteld dat de man niet-ontvankelijk kan worden verklaard in zijn hoger beroep tegen de echtscheiding, omdat het enkele feit dat de inschrijving van de echtscheiding leidt tot de inwerkingtreding van de partneralimentatie geen bijzondere omstandigheid vormt die het hoger beroep kan rechtvaardigen. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de echtscheiding. De beslissing over de overige punten in hoger beroep is aangehouden, wat betekent dat deze later zal worden behandeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.339.338/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/730833 FA RK 23-1673
Beschikking van de meervoudige kamer van 10 juni 2024 inzake
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. A. El Aqde te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P. Minkes te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 21 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De man is op 21 maart 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vrouw heeft op 15 april 2024 een verweerschrift ingediend tegen het door de man ingestelde hoger beroep voor zover het de bij de bestreden beschikking uitgesproken echtscheiding betreft. Zij heeft daarbij verzocht het hoger beroep tegen de uitgesproken echtscheiding met voorrang te behandelen.
2.3
Op 27 mei 2024 heeft de vrouw een verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast het volgende stuk ontvangen:
- een mailbericht van de man van 30 mei 2024.
2.5
De mondelinge behandeling van het hoger beroep, voor zover het betreft de echtscheiding, heeft op 10 juni 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
2.6
Na een schorsing van de zitting, heeft het hof de zaak hervat en, na het opnieuw uitroepen van de zaak voor uitspraak, op de voet van artikel 29a lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan ten aanzien van het verzoek van de man met betrekking tot de echtscheiding. Deze beschikking bevat de schriftelijke uitwerking daarvan.

3.De feiten

3.1
Het volgende staat vast.
3.2
Partijen zijn [in] 2017 in [plaats B] met elkaar getrouwd.
3.3
Zij hebben beiden de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang:
- tussen partijen de echtscheiding uitgesproken;
- bepaald dat de man met ingang van de datum waarop de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand een bedrag van € 196,47 per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. Dit onderdeel van de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De man verzoekt, voor zover hier van belang, de beschikking te vernietigen voor zover het de daarbij uitgesproken echtscheiding betreft.
4.3
De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, voor zover dat betrekking heeft op de echtscheiding.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten worden uitgesproken als het huwelijk duurzaam is ontwricht. Hiervan is sprake als de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden, zonder dat er zicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen.
De standpunten
5.2
De man meent dat de rechtbank ten onrechte de echtscheiding tussen partijen heeft uitgesproken. Volgens de man is er weliswaar sprake van een duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen partijen, maar heeft hij er belang bij dat de echtscheidingsbeschikking niet
wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand zolang in hoger beroep niet ten principale is geoordeeld over de partneralimentatie, die de rechtbank volgens de man te hoog heeft vastgesteld. Er is in die zin dan ook sprake van een bijzondere omstandigheid en geen misbruik van procesrecht. De vrouw heeft volgens de man bovendien geen spoedeisend belang bij inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
5.3
De vrouw meent dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn hoger beroep voor zover dat gericht is tegen de echtscheiding. De vrouw benadrukt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man komt in hoger beroep terug op zijn bij de rechtbank gedane verzoek tot echtscheiding, enkel vanwege de aan de inschrijving van de echtscheiding verbonden, voor hem nadelige, gevolgen, te weten de verplichting om een partneralimentatie te voldoen. Dit is gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad en de hoven niet mogelijk, aldus de vrouw. Er is volgens haar sprake van misbruik van procesrecht.
De beoordeling door het hof
5.4
De rechtbank heeft op juiste gronden aangenomen dat de Nederlandse rechter bevoegd is van het echtscheidingsverzoek kennis te nemen. Zij heeft vervolgens het Nederlandse recht toegepast. Reeds omdat daartegen geen grief is gericht, zal het hof ook het Nederlandse recht toepassen.
5.5
De rechtbank heeft op verzoek van zowel de vrouw als de man de echtscheiding uitgesproken. Desgevraagd hebben beide partijen in hoger beroep bevestigd dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. De man wil met zijn hoger beroep bewerkstelligen dat de door de rechtbank bepaalde partneralimentatie pas zal ingaan nadat in hoger beroep is beslist op zijn grieven daartegen. Hij wil dat de beslissingen over de echtscheiding en over de alimentatie in hoger beroep op hetzelfde moment plaatsvinden. Volgens vaste jurisprudentie kan hoger beroep tegen de echtscheiding met dit doel slechts slagen in geval van (door appellant aan te voeren) bijzondere omstandigheden (vgl. HR 20 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU7513).
Het enkele feit dat de inschrijving van de echtscheiding tot gevolg heeft dat de door de rechtbank opgelegde, volgens de man te hoge partneralimentatie in werking treedt, is niet zo’n bijzondere omstandigheid. Het betreft hier immers een omstandigheid die zich in een veelheid van gevallen voordoet en die een rechtstreeks gevolg is van het wettelijk systeem.
Het hof zal de man daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep, voor zover dat betrekking heeft op de uitgesproken echtscheiding.
5.6
Iedere verdere beslissing in hoger beroep zal worden aangehouden.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de - bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2023 tussen partijen uitgesproken - echtscheiding;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de overige in hoger beroep aan de orde zijnde punten aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.V.T. de Bie, R.M. Troost en P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 10 juni 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 18 juni 2024 door voornoemde raadsheren en ondertekend door de voorzitter.