ECLI:NL:GHAMS:2024:1702

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
200.337.147/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag en zorgregeling van ouders over minderjarigen met uitbreiding van Facetime-contact

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2024, staat het gezag van de ouders over hun twee minderjarige kinderen centraal, evenals de zorg- en omgangsregeling van de vader. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de gezamenlijke gezagsuitoefening en de zorgregeling, in het licht van een lopende strafzaak tegen de vader wegens grensoverschrijdend gedrag. De vader, die in incidenteel hoger beroep is gegaan, verzoekt om uitbreiding van de zorgregeling met een Facetime-regeling. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezamenlijk gezag is gehandhaafd en de zorgregeling is uitgebreid met een Facetime-regeling. De rechtbank had eerder een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, die goed verliep. Het hof oordeelt dat er geen onaanvaardbaar risico is voor de kinderen en dat de ouders in staat zijn om gezamenlijk het gezag uit te oefenen, ondanks de zorgen van de moeder. De raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, en het hof heeft dit advies gevolgd. De vader is verplicht om de kinderen op zondag naar zwemles te brengen, wat een essentieel onderdeel van zijn verantwoordelijkheden als ouder is. De moeder's verzoek om aan te tonen dat de kinderen in aparte bedden slapen, is afgewezen, omdat de woonsituatie van de vader geschikt is bevonden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.337.147/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/724871 / FA RK 22/6880 (HH/PS)
Beschikking van de meervoudige kamer van 18 juni 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Tahitu te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. F.J. Donze te Amsterdam.
Het hof heeft als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), en
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over het gezag van de ouders over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen) en de zorg/omgangsregeling van de vader met de kinderen. Ook gaat de zaak over het verzoek van de vader om een telefoon- en Facetimeregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen.
1.2
Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 15 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 25 januari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 15 november 2023.
2.2
De vader heeft op 20 maart 2024 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 16 april 2024 een verweerschrift in incidenteel appel ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de moeder van 16 april 2024, met bijlagen;
- een bericht van de vader van 22 april 2024, met bijlagen;
- een bericht van de moeder van 29 april 2024, met bijlage.
2.5
De voorzitter heeft op 2 mei 2024, in bijzijn van de griffier, met [minderjarige 1] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 8 mei 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- namens de moeder: haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk Engels, K. Blom;
- de raad, vertegenwoordigd door N. Jansen.
De moeder was, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting aanwezig.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2014 te [plaats A] ;
- [minderjarige 2] , [in] 2017 te [plaats A] .
De ouders oefenen sinds de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 1 maart 2023 een voorlopige omgangsregeling bepaald waarbij de vader - in afwachting van het traject bij Akwaaba Zorg – met ingang van 3 maart 2023 met de kinderen zal Facetimen:
- eenmaal per week op vrijdag om 18:00 uur, te beginnen op vrijdag 3 maart 2023 gedurende twee weken;
- na deze twee weken op iedere dinsdag en iedere vrijdag om 18:00 uur;
- dit Facetimen zal plaatsvinden via het telefoonnummer van de moeder.
Verder heeft de rechtbank bepaald dat de vader € 50,- per kind per maand aan de moeder dient te betalen als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen, met ingang van 1 maart 2023, telkens bij vooruitbetaling te voldoen. De rechtbank heeft de behandeling omtrent het gezag en de definitieve zorg/omgangsregeling pro forma aangehouden en bepaald dat deze wordt voortgezet op 7 augustus 2023.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn de ouders, op verzoek van de vader, gezamenlijk met het gezag over de kinderen belast. De rechtbank heeft ook een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgesteld. Deze regeling houdt in dat de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdag 18:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de vader verblijven, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag naar de vader brengt en de vader de kinderen op zondag terugbrengt naar de moeder.
4.2
De moeder verzoekt in hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek van de vader om gezamenlijk met het gezag te worden belast en een definitieve zorgregeling vast te stellen, af te wijzen in afwachting van een onherroepelijke beslissing in de strafzaak inzake ontucht en te bepalen dat enkel in het geval de vader door de strafrechter wordt vrijgesproken – de vastgestelde omgang kan worden gecontinueerd/opnieuw wordt opgestart, waarbij elk kind in een eigen bed slaapt en in een andere kamer dan waar de vader slaapt.
De moeder verzoekt – naar het hof begrijpt voorwaardelijk in het geval het hof in hoger beroep de verzoeken van moeder afwijst - te bepalen dat de vader dient aan te tonen dat de kinderen elk in een eigen bed slapen en in een andere kamer dan waar de vader slaapt.
4.3
De vader verzoekt in principaal hoger beroep de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
In incidenteel hoger beroep verzoekt de vader de zorgregeling uit te breiden met een telefoon- en Facetime-regeling.
4.5
De moeder verzoekt in incidenteel hoger beroep het verzoek van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Principaal hoger beroep
Standpunten van de partijen
5.1
De moeder stelt dat de rechtbank te weinig waarde heeft toegekend aan berichten van het Openbaar Ministerie (OM) dat de vader zal worden vervolgd inzake grensoverschrijdend gedrag jegens [dochter] , een dochter van de moeder. De moeder heeft bericht gekregen van het OM dat de regie is gesloten en er een zitting zal worden gepland. Het enkele feit dat er sprake is van een strafrechtelijke vervolging is volgens de moeder voldoende om de beslissing ten aanzien van het gezag en de zorgregeling aan te houden. De moeder heeft geen vertrouwen in de vader en zij is gezien de lopende strafzaak niet in staat om gezamenlijk het gezag met de vader in te vullen. Ook ten aanzien van de omgang moet er overleg met de vader plaatsvinden, wat voor de moeder op dit moment niet mogelijk is. Bij de moeder bestaat de angst dat er iets met de kinderen gebeurt als zij bij de vader verblijven. De moeder beseft het belang van de kinderen bij omgang met de vader en als de vader onschuldig blijkt te zijn, staat zij achter een omgangsregeling. Tot de uitspraak van de strafrechter in de strafzaak dient de beslissing ten aanzien van het gezamenlijk gezag en de omgang echter aangehouden te worden.
5.2
De vader ervaart de aangifte van [dochter] als een manier van de moeder om hem te straffen. Volgens de vader zijn er geen problemen in de uitoefening van het gezamenlijk gezag en de ouders kunnen hierover op een normale manier met elkaar communiceren. Ook verloopt de omgang goed en de kinderen zijn blij met de huidige zorgregeling. De vader betreurt het echter dat er in de bestreden beschikking geen Facetime-regeling is opgenomen, terwijl dat wel in de tussenbeschikking van 1 maart 2023 was opgenomen. De moeder blokkeert het contact via Facetime en de vader wil meer (telefonisch) contact hebben met de kinderen buiten de omgangsweekenden om.
Advies van de raad
5.3
De raad adviseert de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad ziet geen redenen om de beslissing aan te houden. De raad vindt het wel belangrijk dat de vader de kinderen op zondag naar zwemles brengt.
Beoordeling door het hof
Gezag
Wettelijk kader
5.4
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.5
Het hof stelt voorop dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is van de wetgever. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening waarbij zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond hun kinderen kunnen voordoen zodat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders.
5.6
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep is besproken, is onder meer het volgende gebleken. De ouders zijn sinds de bestreden beschikking gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. Sindsdien zijn er geen problemen geweest in de uitoefening van het gezamenlijk gezag of bij het nemen van gezagsbeslissingen. Het hof begrijpt de angst van de moeder omtrent de verdenkingen van ontucht van de vader met haar andere kinderen, maar dit staat de uitoefening van het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet in de weg. Hoewel de communicatie tussen de ouders niet (altijd) optimaal verloopt, zijn zij voldoende in staat om met elkaar te communiceren over noodzakelijke zaken omtrent de kinderen. Het gaat goed met de kinderen en het is niet gebleken dat zij door de uitoefening van het gezamenlijk gezag klem of verloren raken of dat afwijzing van het gezamenlijk gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof ziet daarom geen reden om van het wettelijke uitgangspunt van gezamenlijk gezag af te wijken en zal het gezamenlijk gezag in stand laten.
Zorgregeling
Wettelijk kader
5.7
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 BW in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
5.8
Het hof overweegt als volgt. De huidige zorgregeling, waarbij de kinderen een weekend in de veertien dagen bij de vader verblijven, verloopt goed. [minderjarige 1] heeft in het gesprek met de voorzitter aangegeven dat hij blij is met de huidige regeling en dat hij en [minderjarige 2] veel plezier hebben in de omgang met de vader. Het hof overweegt dat de zorgen van de moeder ten aanzien van de omgang invoelbaar zijn, maar dat niet is gebleken dat er zorgelijke signalen zijn met betrekking tot de omgang met de vader. Het hof acht het van belang dat de kinderen contact met de vader (blijven) houden en dat zij een aaneengesloten periode bij de vader kunnen verblijven. Het hof ziet daarom geen aanleiding om de beslissing omtrent de omgang, in afwachting van de strafzaak, aan te houden en zal dit verzoek van de moeder afwijzen.
5.9
Het hof merkt nog het volgende op. In de bestreden beschikking is door de rechter opgenomen dat de vader gedurende de omgang beschikbaar moet zijn voor de kinderen en hen dient te begeleiden bij de activiteiten die zij in het weekend hebben, omdat dit een taak is van een ouder, die hoort bij de opvoeding en verzorging. Dit betekent onder meer dat de vader de kinderen op zondag naar zwemles dient te brengen. Dit is een essentieel onderdeel van de verantwoordelijkheden die horen bij het ouderschap. Het hof wil benadrukken dat, zoals de raad ook ter zitting in hoger beroep heeft opgemerkt, het belangrijk is dat de vader de kinderen op zondag naar zwemles brengt. Ook in het belang van [minderjarige 1] , die in het gesprek met de voorzitter heeft verteld dat hij het fijn zou vinden als de vader naar hem zou komen kijken bij zijn zwemlessen.
Voorwaardelijk verzoek van de moeder
5.1
De moeder heeft voorwaardelijk verzocht dat de vader dient aan te tonen dat de kinderen elk in een eigen bed slapen in een andere kamer dan waar de vader slaapt. De moeder maakt zich zorgen over de overnachtingen bij de vader, gezien zijn woonsituatie en de verdenking van ontucht.
Het hof ziet geen aanleiding om dit verzoek van de moeder toe te wijzen. Een hulpverlener van Akwaaba Zorg heeft geconstateerd dat de woning van de vader geschikt is om de kinderen te laten overnachten en ook uit de verklaring van [minderjarige 1] in het gesprek met de voorzitter blijkt dat de kinderen op een passende wijze ( [minderjarige 1] en de vader in het bed en [minderjarige 2] op de bank of soms [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in het bed en de vader op de bank) bij de vader kunnen slapen. Het hof wijst het voorwaardelijk verzoek van de moeder dan ook af.
Incidenteel hoger beroep
5.11
In incidenteel appel verzoekt de vader de zorgregeling uit te breiden met een Facetime-regeling zoals in de tussenbeschikking van de rechtbank van 1 maart 2023 is opgenomen. Deze regeling houdt in dat de kinderen op dinsdag en vrijdag om 18:00 uur met de vader contact hebben via Facetime. De moeder vindt dit niet nodig, omdat de kinderen ook al omgang met de vader hebben.
Het hof overweegt als volgt. [minderjarige 1] heeft in zijn gesprek met de voorzitter verteld dat hij het contact via Facetime met de vader mist. Ook acht het hof het in het belang van de kinderen dat zij contact hebben met de vader in de week dat zij geen omgang met hem hebben. Het hof zal daarom bepalen dat de kinderen in de week volgend op het omgangsweekend bij de vader, op dinsdag en op vrijdag om 18:00 uur contact via Facetime hebben met de vader.
5.12
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof,
in principaal hoger beroep:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
In incidenteel hoger beroep:
bepaalt dat de zorgregeling zoals die is bepaald in de bestreden beschikking wordt uitgebreid met een Facetime-regeling, waarbij de kinderen op dinsdag en vrijdag om 18:00 uur met de vader bellen in de week volgend op het omgangsweekend bij de vader;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.E. Buitendijk, J.M.C. Louwinger-Rijk en M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier en is op 18 juni 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.