ECLI:NL:GHAMS:2024:1659

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
23-003266-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van artikel 110 Wegenverkeerswet 1994 door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 november 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 2007, was aangeklaagd voor het besturen van een bromfiets zonder de vereiste minimumleeftijd van 16 jaar te hebben bereikt. De feiten vonden plaats op 19 mei 2022 in de Van Breestraat te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van een vonnis.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte is strafbaar bevonden, omdat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De kantonrechter had eerder een werkstraf van 10 uren opgelegd, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een lagere werkstraf van 6 uren geëist. Het hof heeft de werkstraf vastgesteld op 6 uren en daarnaast 3 dagen jeugddetentie opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte.

Tevens heeft het hof de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, gedeeltelijk gelast. De verdachte had zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, wat aanleiding gaf tot deze beslissing. Het hof heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, in tegenstelling tot de kantonrechter. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de jongste raadsheer niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003266-23
datum uitspraak: 25 april 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 29 november 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 96-250715-22 en 13-027034-22 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 april 2024.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 19 mei 2022 te Amsterdam, op de weg, de Van Breestraat, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie AM, te weten een tweewielige bromfiets, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt en het geen aangewezen bromfiets betrof als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan de bestuurder beschikte over een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenvervoerskaart.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 19 mei 2022 te Amsterdam, op de weg, de Van Breestraat, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie AM, te weten een tweewielige bromfiets, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt en het geen aangewezen bromfiets betrof als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan de bestuurder beschikte over een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenvervoerskaart.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 110 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 10 uren, subsidiair 5 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 6 uren, subsidiair 3 dagen jeugddetentie.
De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke geldboete van € 130,00 op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een bromfiets bestuurd in de Van Breestraat, terwijl hij niet de minimumleeftijd van 16 jaar oud bereikt had. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets aan te trekken van de verkeersregels en onverantwoorde risico’s genomen. Het hof rekent dit hem aan.
Het hof acht oplegging van een (voorwaardelijke) geldboete – zoals door de raadsman is voorgesteld – niet wenselijk nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij niet werkt en geen inkomen heeft.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m en 77n van het Wetboek van Strafrecht en artikel 110 van de Wegenverkeerswet 1994.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2022 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de vordering gedeeltelijk ten uitvoer te leggen tot 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie. De advocaat-generaal heeft gevorderd daarnaast geen bijzondere voorwaarden toe te voegen, zoals door de kantonrechter is gedaan.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Hoe dan ook dienen geen nieuwe bijzondere voorwaarden te worden toegevoegd zoals de kantonrechter heeft gedaan. Tegen de verdachte loopt een nieuwe strafzaak en in het kader daarvan zal opnieuw worden bezien welk behandelkader het juiste is voor de verdachte, aldus de raadsman.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet in hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht aanleiding om de tenuitvoerlegging van de vordering slechts gedeeltelijk te gelasten en – anders dan de kantonrechter - geen bijzondere voorwaarden op te leggen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
6 (zes) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
3 (drie) dagen jeugddetentie.
Beveelt de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter Amsterdam van 4 mei 2022, parketnummer 13-027034-22, te weten van:
een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagenjeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. E.C.M. Bouman, in tegenwoordigheid van mr. C.T. Snellenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 april 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]