In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 november 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 2007, was aangeklaagd voor het besturen van een bromfiets zonder de vereiste minimumleeftijd van 16 jaar te hebben bereikt. De feiten vonden plaats op 19 mei 2022 in de Van Breestraat te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van een vonnis.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte is strafbaar bevonden, omdat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De kantonrechter had eerder een werkstraf van 10 uren opgelegd, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een lagere werkstraf van 6 uren geëist. Het hof heeft de werkstraf vastgesteld op 6 uren en daarnaast 3 dagen jeugddetentie opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte.
Tevens heeft het hof de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, gedeeltelijk gelast. De verdachte had zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, wat aanleiding gaf tot deze beslissing. Het hof heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, in tegenstelling tot de kantonrechter. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de jongste raadsheer niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.