In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 19 mei 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof het wegnemen van wijn en kaas ter waarde van € 24,48 uit een winkel in Amsterdam op 8 mei 2022. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, welke straf het hof in hoger beroep heeft bevestigd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de recidive van de verdachte, die eerder voor winkeldiefstallen was veroordeeld. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman verzocht om toepassing van de ISD-maatregel, die recent aan de verdachte was opgelegd. Het hof oordeelde dat de opgelegde gevangenisstraf passend was, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.
Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat deze reeds in een andere zaak ten uitvoer was gelegd. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.