ECLI:NL:GHAMS:2024:1641

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
23-001398-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor winkeldiefstal met recidive en gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 19 mei 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof het wegnemen van wijn en kaas ter waarde van € 24,48 uit een winkel in Amsterdam op 8 mei 2022. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, welke straf het hof in hoger beroep heeft bevestigd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de recidive van de verdachte, die eerder voor winkeldiefstallen was veroordeeld. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman verzocht om toepassing van de ISD-maatregel, die recent aan de verdachte was opgelegd. Het hof oordeelde dat de opgelegde gevangenisstraf passend was, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.

Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat deze reeds in een andere zaak ten uitvoer was gelegd. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001398-22
datum uitspraak: 11 juni 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 mei 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 13-114236-22 en 13-077634-22 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] (plaatsnaam onbekend) op [geboortedag] 1983,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 mei 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer drinkwa(a)r(en) (wijn) en/of etenswa(a)r(en) (kaas) (met een totale waarde van circa € 24,48), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [winkel], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 mei 2022 te Amsterdam wijn en kaas (met een totale waarde van € 24,48), die aan winkelbedrijf [winkel] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr), gelet op de onherroepelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) die aan de verdachte recent is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van te geven geen respect te tonen voor andermans eigendom. Feiten als het onderhavige veroorzaken bovendien veelal veel hinder en overlast voor het gedupeerde winkelbedrijf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 mei 2024 is hij eerder herhaaldelijk veroordeeld voor verschillende winkeldiefstallen. Gelet op deze recidive acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, zoals door de politierechter is opgelegd, passend en geboden. De verdachte heeft deze gevangenisstraf reeds in voorarrest ondergaan.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat aan de verdachte op 1 maart 2024 door de rechtbank Amsterdam de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren is opgelegd. Na afloop van de ISD-maatregel zal de verdachte – anders dan door de raadsman is betoogd – bij oplegging van een straf gelijk aan die de politierechter had opgelegd niet met een straf worden geconfronteerd die hernieuwde vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Het hof ziet dan ook geen reden om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a Sr.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van twee weken duur passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft aanvankelijk de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 15 mei 2024 volgt dat deze voorwaardelijke gevangenisstraf reeds in een andere zaak ten uitvoer is gelegd. Gelet daarop acht het hof met de advocaat-generaal termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 12 mei 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2022, parketnummer
13-077634-22, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. R. van der Heijden en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van
mr. L.C. de Groot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 juni 2024.
Mrs. Postma en De Groot zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]