ECLI:NL:GHAMS:2024:1634

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
23-002902-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, vrijspraak van voorbereiden van diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, terwijl hij is vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen voor diefstal met geweld. De zaak betreft een incident op 17 juni 2022 in Purmerend, waar de verdachte samen met medeverdachten werd aangetroffen in een auto met een vuurwapen en munitie. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van het voorhanden hebben van het vuurwapen, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De verdachte had zich bewust moeten zijn van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie, wat ook blijkt uit de omstandigheden van de aanhouding. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen werd verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002902-23
datum uitspraak: 13 juni 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 19 oktober 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-150761-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Purmerend, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semi-automatisch) pistool, van het merk Zoraki, type Volga, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9, althans een of meerdere, scherpe kogelpatronen van het kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Purmerend, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten (medeplegen van) diefstal met geweld of bedreiging met geweld (als bedoeld in artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of het (medeplegen van) afpersing (als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht), althans (een) met (een) ander(en) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
- ( geprepareerde) tiewraps en/of
- vijf, althans een of meerdere rollen tape en/of
- een of meerdere handschoen(en) en/of
- drie, althans een of meerdere, balaclava(s)/bivakmuts(en) en/of
- vier, althans een of meerdere mes(sen) en/of
- negen, althans een of meerdere, patro(o)n(en) en/of
- een vuurwapen en/of
- een balletjespistool
(kennelijk) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijsoverweging

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat onvoldoende blijkt dat de verdachte enige rol had anders dan het afzetten van de medeverdachten die achterin de auto zaten. Het is niet komen vast te staan dat sprake was van een voldoende bepaald misdadig doel. De in de auto aangetroffen goederen kunnen voor legio aan strafbare feiten worden gebruikt. Onvoldoende is gebleken dat het op de telefoon van een van de medeverdachten aangetroffen Snapchatgesprek over 17 juni 2022 gaat.
Oordeel van het hof
Voor de leesbaarheid zal het hof in het vervolg de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] aanduiden als respectievelijk [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4].
Feit 1 (voorhanden hebben wapen en munitie)
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Uit de verklaringen van de verdachten en de inhoud van het dossier volgt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 17 juni 2022 rond 17.00 - 17.15 uur door [verdachte] en [medeverdachte 3] met een grijze Peugeot voorzien van het kenteken [kenteken] (hierna: de auto) in Amstelveen werden opgehaald. Zij zijn achterin de auto gaan zitten waarna zij naar de Bijlmer in Amsterdam zijn gereden om [medeverdachte 4] op te halen. Vervolgens reden zij naar de Beemster, waar zij stopten bij [plek]. Hierna reden zij met zijn allen naar Purmerend.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [verdachte] volgt dat dit telefoonnummer op 17 juni 2022 om 08.55 uur, 14.33 uur, 15.28 uur, 16.49 uur en 17.26 uur contact had met het telefoonnummer van [medeverdachte 4]. Diezelfde dag had het telefoonnummer van [verdachte] om 09.01 uur en 17.01 uur contact met het telefoonnummer van [medeverdachte 2]. Om 17.14 uur had het telefoonnummer van [verdachte] contact met het telefoonnummer van [medeverdachte 1].
Verbalisant [verbalisant] zag op 17 juni 2022 om 19.34 uur de auto rijden in Middenbeemster. Hij zag dat de auto aan de achterzijde doorgezakt was alsof deze zwaar beladen was. Hij zag vijf personen in de auto zitten en bevroeg het kenteken. Uit de bevraging bleek dat de tenaamgestelde van de auto voorheen in de top 600 zat en dat hij de classificatie wapengevaarlijk had. De verbalisant volgde de auto en constateerde dat de auto met een snelheid van 100 km/u reed waar 60 km/u is toegestaan. De auto stopte vervolgens bij een tankstation in Zuidoostbeemster. De verbalisant besloot door te rijden en zag dat de auto direct weer vertrok bij het tankstation en hierna achter hem reed. Eenmaal in Purmerend zag de verbalisant dat de auto afsloeg. Hierop keerde de verbalisant om zodat hij weer achter de auto reed. Op dat moment zag hij dat de inzittenden omkeken en meer bewogen. De passagier die in het midden op de achterbank zat, boog voorover tussen de inzittenden voorin het voertuig. De andere twee personen op de achterbank deden ook hun hoofd omlaag, alsof zij op de bodem van de auto bezig waren. De verbalisant hoorde de centralist doorgeven dat de tenaamgestelde van de auto controlewaardig was en dat er genoteerd moest worden wie er in zijn bijzijn waren. Vervolgens gaf de verbalisant de auto een stopteken, waaraan de bestuurder voldeed.
De bestuurder, tevens de tenaamgestelde, bleek [verdachte] te zijn. [medeverdachte 3] zat op de bijrijdersstoel en [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] zaten op de achterbank. [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] maakten kenbaar dat zij geen identiteitsbewijs bij zich hadden. De verbalisant onderwierp hen vervolgens aan een identiteitsfouillering, waarbij geen identiteitsbewijzen werden aangetroffen. Hierop besloot de verbalisant in de auto te kijken naar identiteitsbewijzen. Op de achterbank, rechts achterin, trof de verbalisant twee rollen ducttape, een zak tiewraps, vier in elkaar gezette tiewraps, handschoenen, een balaclava, een pet en plastic tassen aan. Rechts achterin de auto op de bodem voor de achterbank zag de verbalisant een vierkant doosje liggen waarin een zakje met negen patronen voor een vuurwapen zat. Vervolgens zag hij onder de bijrijdersstoel een handvat van een vuurwapen, een mes en een balaclava liggen. Onder de bestuurderstoel zag hij een mes en een set handschoenen liggen. Alle verdachten zijn hierop aangehouden. Hierna is op de bijrijdersstoel een set handschoenen aangetroffen. Ook op de bestuurdersstoel lag nog een set handschoenen. In het dashboardkastje zijn een imitatiewapen, te weten een balletjespistool, een doos met witte latex handschoenen, een rol ducttape en een rol transparante tape aangetroffen. In de kofferbak lagen een zwarte bivakmuts, twee messen, een rol ducttape en een heuptasje met daarin een blokje hasj en een OV-kaart op naam van [medeverdachte 1].
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat op het moment dat er zwaailichten achter hen waren, één van de jongens voorin de auto zei dat “dat ding wel in de auto zat” (het hof begrijpt: een vuurwapen). [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de anderen in de auto in paniek raakten toen de verbalisant achter hen reed.
Op de buitenzijde van het doosje waarin de munitie is aangetroffen, is DNA van [medeverdachte 4] aangetroffen. Op de buitenzijde van het foedraal van het mes dat onder de bijrijdersstoel lag, is DNA van [medeverdachte 2] aangetroffen en op het heft van dat mes is DNA van [verdachte] aangetroffen. Verder is uit onderzoek gebleken dat op de buitenzijde van het imitatiewapen DNA is aangetroffen dat een match opleverde met het DNA van [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat het imitatiewapen van hem is.
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van het) voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in de zin van artikel 26 Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM) stelt het hof het volgende voorop. Voor een veroordeling van het – als medepleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van een wapen of munitie. Vereist is dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van dat vuurwapen en/of die munitie. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Van een dergelijke bewustheid kan ook sprake zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Daarnaast is voor een bewezenverklaring vereist dat de verdachte tezamen met de mededader(s) feitelijke macht over het vuurwapen en de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
Het hof is van oordeel dat de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden ervoor redengevend zijn dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachten zich bewust zijn geweest van de aanwezigheid van het in de auto aangetroffen vuurwapen en de munitie en dat zij daarover hebben kunnen beschikken. Het hof kent hierbij gewicht toe aan de gezamenlijkheid van het optreden van de verdachten, die heeft bestaan uit het eerdere telefonische contact tussen de verdachten die dag en het vervolgens gezamenlijk ophalen van elkaar op verschillende plekken, en het daarna rondrijden, alsmede het ontstaan van paniek in de auto toen de verdachten doorkregen dat de verbalisant achter hen reed. Die paniek uitte zich ook in het kennelijk verbergen van de in de auto aanwezige voorwerpen. Voorts leidt het hof uit de uiterlijke verschijningsvorm van de in de auto aangetroffen voorwerpen en de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen, af dat de verdachten planmatig bezig waren met het voorbereiden van een op enig moment te plegen misdrijf.
Bij dit oordeel speelt tevens een rol dat de verdachten geen redelijke, de redengevendheid van het bewijs ontzenuwende, verklaring hebben afgelegd over de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in de auto.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten dat sprake is van het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van het wapen en de munitie. Daarmee acht het hof het onder 1 ten laste gelegde bewezen.
Feit 2 (voorbereiden misdrijf)
Voor de beantwoording van de vraag of het onder 2 ten laste gelegde is bewezen, is onder meer vereist dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk misdrijf de in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) omschreven voorbereidingshandelingen en voorbereidingsmiddelen waren gericht en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht.
In dit verband komt volgens de advocaat-generaal bijzondere betekenis toe aan het in de telefoon van [medeverdachte 3] aangetroffen Snapchatgesprek. Het hof is echter van oordeel dat hieruit onvoldoende blijkt welk misdadig doel de verdachten op 17 juni 2022 voor ogen hadden. De relevante passages in het gesprek die zouden kunnen duiden op het beramen van een misdrijf, hebben betrekking op activiteiten die zien op 14 juni 2022. Daarnaast wordt gesproken over een Seat en gaan met “4 man”, terwijl de verdachten op 17 juni 2022 met zijn vijven zijn aangetroffen in een Peugeot. Bovendien is niet komen vast te staan of naast [medeverdachte 3] de andere verdachten deelnamen aan dit gesprek, waarbij het hof betrekt dat van [medeverdachte 1] is vast komen te staan dat zijn Snapchat User ID niet in het gesprek voorkomt.
Nu naar het oordeel van het hof ook uit de overige bevindingen in het dossier onvoldoende blijkt met welk misdadig doel de verdachten de in de auto aangetroffen voorwerpen voorhanden hebben gehad, zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 juni 2022 te Purmerend tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch pistool, van het merk Zoraki, type Volga, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9 scherpe kogelpatronen van het kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 240 uren.
De raadsman heeft in het geval van een bewezenverklaring verzocht aan te sluiten bij de door de rechtbank opgelegde straf. Er bestaat geen aanleiding voor het opleggen van een langer voorwaardelijk strafdeel. Een eventueel op te leggen taakstraf heeft de raadsman verzocht in duur te bepreken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met de medeverdachten schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Ongecontroleerd wapenbezit bergt het risico op het gebruik daarvan met zich, met alle mogelijke gevolgen van dien. Het brengt dan ook een onaanvaardbaar veiligheidsrisico voor de veiligheid van personen mee. Het hof acht het verontrustend dat het vuurwapen en de munitie voorhanden waren in een auto op de openbare weg.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 mei 2024 is hij niet eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk veroordeeld. Het hof constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, nu de verdachte na het ten laste gelegde een straf is opgelegd.
Voorts heeft het hof met betrekking tot de persoon van de verdachte onder meer acht geslagen op de rapporten van Reclassering Nederland van 16 november 2022 en 19 september 2023. Uit deze rapporten volgt dat de verdachte over een stabiele leefsituatie lijkt te beschikken. De verdachte woont bij zijn ouders, heeft werk en heeft afbetalingsregelingen getroffen voor zijn schulden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 (tweehonderdzeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
83 (drieëntachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juni 2024.
=========================================================================
[…]