Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
en de minderjarige kinderen:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind 1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder de beschikking van de kinderrechter aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [kind 1] waren verlengd tot 23 september 2024. De kinderrechter had geoordeeld dat er nog steeds sprake was van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [kind 1], wat de verlenging rechtvaardigde. De moeder stelde dat de kinderrechter ten onrechte had geoordeeld dat deze bedreiging nog aanwezig was en dat zij onvoldoende gelegenheid had gekregen om aan hulpverlening deel te nemen.
Het hof heeft het verloop van het geding in eerste aanleg en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De moeder had in hoger beroep verzocht om vernietiging van de bestreden beschikking, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing steunden. Het hof concludeerde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing onverminderd aanwezig waren, ook na de beëindiging van het gezag van de moeder over [kind 1]. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kinderrechter, waarbij werd benadrukt dat de ontwikkeling van [kind 1] ernstig werd bedreigd en dat continuïteit in zorg en begeleiding noodzakelijk was voor haar welzijn.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van de bescherming van de minderjarige en de noodzaak van een stabiele en veilige omgeving voor haar ontwikkeling. De moeder werd aangespoord om samen te werken met de GI om de relatie met [kind 1] te verbeteren, maar het hof stelde ook dat dit contact onder professionele begeleiding diende plaats te vinden om verdere schade aan [kind 1] te voorkomen.