ECLI:NL:GHAMS:2024:1605

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
200.336.056/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling tussen moeder en minderjarige kinderen na vernietiging eerdere beschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een moeder en haar minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De moeder had in hoger beroep de vernietiging van een eerdere beschikking van de kinderrechter verzocht, waarin de omgangsregeling was gewijzigd. De kinderrechter had bepaald dat de moeder en de kinderen eenmaal per veertien dagen gedurende drie uur omgang met elkaar zouden hebben, maar de moeder verzocht om een wijziging van deze regeling. De GI, de gecertificeerde instelling, verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, dan wel het hoger beroep af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen.

Het hof heeft vastgesteld dat de omgangsregeling in de bestreden beschikking niet uitvoerbaar was. De moeder had in het verleden meerdere omgangsmomenten afgezegd, wat leidde tot teleurstelling bij de kinderen. Het hof heeft het belang van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat een tweewekelijkse omgangsregeling van twee uur, waarbij de ene keer de omgang bij de moeder thuis en de andere keer in een gymzaal plaatsvindt, het maximaal haalbare is. De GI zal de regie over de omgang behouden en bepalen op welke dagen de omgang zal plaatsvinden. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, en de eerdere beschikking is vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.336.056/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/343206 / JU RK 23-1288
Beschikking van de meervoudige kamer van 11 juni 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.K. de Blieck-Willemsen te Vaassen,
en
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn voorts aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] );
- de heer en mevrouw [pleegouders] (hierna te noemen: de pleegouders).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kinderrechter) van 29 september 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 20 december 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
De GI heeft op 23 januari 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 11 april 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsvoogd;
- de pleegouders;
- de raad, vertegenwoordigd door V.A.S. Regout.

3.De feiten

3.1
Uit de moeder zijn – voor zover hier van belang -geboren:
- [kind 1] , [in] 2020 te [plaats C] ;
- [kind 2] , [in] 2020 te [plaats C] ;
(hierna tezamen ook te noemen: de kinderen).
De vader van de kinderen is onbekend.
3.2
Uit de moeder zijn voorts nog geboren de inmiddels meerderjarige kinderen:
- [kind 3] , [in] 2004;
- [kind 4] , [in] 2005;
en de minderjarige kinderen:
- [kind 5] , geboren [in] 2009 te [plaats C] ,
- [kind 6] , geboren [in] 2013 te [plaats C] .
Geen van deze kinderen woont bij de moeder.
3.3
Bij beschikking van 6 december 2019 zijn (de toen nog ongeboren) [kind 1] en [kind 2]
door de kinderrechter onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna telkens verlengd, laatstelijk tot 6 december 2024.
3.4
De kinderrechter heeft bij beschikking van 4 maart 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een voorziening voor pleegzorg verleend. Deze machtiging is daarna telkens verlengd, laatstelijk tot 6 december 2024.
3.5
Op basis van deze machtiging verblijven de kinderen sinds 10 april 2020 bij de pleegouders.
3.6
Bij beschikking van 10 juni 2020 van de kinderrechter is een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen bepaald van twee keer anderhalf uur per week. De GI diende voorts in het kader van het terug-naar-huisonderzoek te beoordelen of er mogelijkheden zijn om de omgang uit te breiden.
3.7
De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 juli 2021 de bij beschikking van 10 juni 2020 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd en als volgt vastgesteld: de moeder en de kinderen hebben één keer in de twee weken gedurende anderhalf uur begeleide omgang.
3.8
Dit hof heeft bij beschikking van 7 december 2021, met wijziging van de beschikking van 10 juni 2020, bepaald dat de moeder en de kinderen elkaar in het kader van een omgangsregeling eens per week gedurende anderhalf uur onder begeleiding zien.
3.9
De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft bij beschikking van 26 maart 2024 het ouderlijk gezag van de moeder over de kinderen beëindigd en de GI benoemd tot voogd over de kinderen.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kinderrechter heeft, op verzoek van de GI, met wijziging van de beschikking van 7 december 2021, bepaald dat:
- de moeder en de kinderen eenmaal per veertien dagen gedurende drie uur omgang met elkaar hebben, de ene keer bij de moeder thuis en de andere keer bij [speelparadijs] in [plaats D] ;
- de pleegouders de kinderen brengen en de omgang met de moeder opstarten. Daarna
wordt de omgang verder begeleid door een zorgaanbieder. De omgang zal vooralsnog
worden begeleid door de pleegzorgbegeleider van Parlan en af en toe door de jeugdzorgwerker, totdat een andere zorgaanbieder is gevonden;
- de moeder zorg draagt voor het terugbrengen van de kinderen naar het pleeggezin samen met een begeleider. De begeleider is een vaste begeleider, een professioneel of iemand binnen het netwerk van de moeder, maar in ieder geval iemand die vooraf is besproken, die kennis heeft gemaakt met de jeugdzorgwerker en met wie duidelijke afspraken zijn gemaakt over het vervoeren van de kinderen;
- bij de omgang alleen de moeder en eventuele professionele begeleiding aanwezig zijn en
de moeder bespreekt geen volwassenzaken in het bijzijn van de kinderen.
4.2
De moeder verzoekt, na wijziging van haar verzoek ter zitting in hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de GI tot het wijzigen van de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen alsnog af te wijzen, dan wel te bepalen dat de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen wordt gewijzigd in die zin dat de moeder omgang heeft met de kinderen:
- de ene week op vrijdagmiddag van 15.00 uur tot 17.00 uur in een gymzaal in [plaats D] en
- de andere week op vrijdag van 15.00 uur tot 19.00 uur (inclusief avondeten en reistijd) bij de moeder thuis, waarbij de pleegouders de kinderen naar de betreffende omgangslocatie zullen brengen en de moeder zorgt dat de kinderen weer worden thuisgebracht bij de pleegouders, dan wel een omgangsregeling die het hof juist acht.
4.3
De GI verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep, dan wel het hoger beroep af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een zorgregeling wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Standpunten
5.2
De moeder stelt dat de kinderrechter, gelet op het aantal door de moeder afgezegde omgangsmomenten, onterecht de omgangsfrequentie heeft verlaagd. De moeder erkent dat zij een aantal omgangsmomenten heeft afgezegd, voornamelijk vanwege ziekte. Dit zijn gegronde redenen om een omgangsmoment af te zeggen, mede met het oog op de gezondheid van de kinderen. De omgang verloopt goed. De moeder heeft de laatste tijd geen tot weinig omgangsmomenten afgezegd en de omgangsverslagen zijn positief. Op de verjaardag van de kinderen was de omgang onbegeleid en ook dat ging goed. De omgangsfrequentie is van groot belang voor jonge kinderen als [kind 1] en [kind 2] . De moeder acht het dan ook onwenselijk dat de kinderen de moeder minder vaak zullen zien. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder daar nog aan toegevoegd dat zij wenst dat de omgang elke week bij haar thuis is, maar dat zij ook begrijpt dat dat een (veel) langere reistijd inhoudt voor de pleegouders en de kinderen. [speelparadijs] [plaats D] is echter duur voor de moeder. Ook de reistijden, rond lunchtijd en het avondeten,zijn bezwaarlijk voor de moeder. Vanwege haar diabetes moet zij op vastgestelde tijden eten. De moeder is van mening dat de pleegouders het contact tussen haar en de kinderen zouden moeten faciliteren door het halen en brengen voor hun rekening te nemen, zoals zij in het verleden ook deden. Als de moeder naar [plaats D] reist met het openbaar vervoer is zij tweeëneenhalf à drie uur onderweg. Ook kan de buurvrouw van de moeder, die tot nu toe het terugbrengen van de kinderen voor haar rekening nam, dat niet meer altijd verzorgen.
5.3
De GI voert verweer en stelt dat de moeder - in de periode van november 2022 tot augustus 2023 - van de zesendertig weken waarin zij omgang zou hebben, twaalf keer heeft afgezegd. Ook daarna is de omgang nog een derde van het aantal keren door de moeder afgezegd. De moeder heeft voornamelijk afgezegd vanwege ziekte en ook enkele keren vanwege financiële redenen. De pleegouders houden telkens tijd beschikbaar om de kinderen te brengen en te halen en zij zijn ook degenen die de kinderen moeten vertellen dat de omgang niet doorgaat, hetgeen telkens weer een teleurstelling voor de kinderen oplevert. De GI heeft daar ter zitting in hoger beroep nog het volgende aan toegevoegd. Het tot stand brengen van een haalbare omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen is ingewikkeld, vanwege de afstand, de schoolgang van de kinderen en de beschikbaarheid van zowel de moeder, de pleegouders als de begeleiders. De regeling in de bestreden beschikking is niet meer passend en daardoor onuitvoerbaar. Eenmaal per twee weken twee uur omgang is het maximaal haalbare voor de kinderen. Tevens wil de GI de omgang begeleid houden. Het risico bestaat dat de moeder vanwege haar diabetes kan wegvallen, wat nog in de zomer van 2023 is gebeurd. Ter zitting heeft de GI nog aangegeven dat als bij de moeder sprake is van veel spanning zij signalen mist van de kinderen. De onbegeleide omgang die op de verjaardag van de moeder heeft plaatsgevonden was een uitzondering, omdat er geen begeleiding beschikbaar was. Thans is geen begeleiding beschikbaar en dat maakt het lastig. De GI had de gemeente verzocht een begeleider te zoeken, maar de instantie waar de gemeente het vervolgens aan uitbesteed had, bleek geen gecontracteerde partij meer te zijn. De GI is nu van plan om de begeleiding zelf te gaan uitvoeren.
5.4
De pleegouders hebben ter zitting in hoger beroep hetgeen door de GI naar voren is gebracht, onderschreven. De dag waarop de omgang tussen de moeder en de kinderen plaatsvindt, maakt voor hen niet uit, maar zij willen dat niet wekelijks. Zij willen ook niet brengen én halen want dat is een te grote belasting voor de pleegouders en hun gezin. Op vrijdag blijven eten bij de moeder, is te lang en teveel voor de kinderen. Zij zijn dan vermoeid van een hele week school. De kinderen ontwikkelen zich goed. De pleegouders hebben een goed contact met de moeder. De pleegouders achten het in het belang van de kinderen om een bestendige omgangsregeling vast te leggen, die voor de moeder haalbaar is om na te komen.
Advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het in deze zaak vooral om een uitvoeringsprobleem van de omgangsregeling gaat. De raad adviseert de moeder, de pleegouders en de GI dan ook om gezamenlijk te kijken naar wat haalbaar is voor alle partijen. De raad kan hierin niet concreet adviseren. Voorspelbaarheid is het belangrijkste voor de kinderen. Van de moeder wordt hierin ook een inspanning verwacht. De raad begrijpt dat eten onderweg lastig is voor de moeder, maar het is niet onoverkomelijk. Hetzelfde geldt voor reizen met het openbaar vervoer. De pleegouders hebben veel gefaciliteerd maar daar zit ook een grens aan, aldus de raad.
Beoordeling door het hof
5.6
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het besprokene ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. Het hof ziet een moeder die veel van haar kinderen houdt, er voor hen wil zijn en graag samen leuke dingen met ze doet. De moeder heeft echter in het afgelopen anderhalf jaar meer dan eens verstek laten gaan bij de omgang. Het afzeggen door de moeder van de omgangsmomenten zorgt voor teleurstelling bij de kinderen. Zij worden ouder en gaan zich dit steeds meer realiseren, waardoor de impact van de teleurstelling groter wordt. Het hof onderschrijft het advies van de raad en verwacht dan ook van de moeder dat zij zich de komende tijd meer zal inspannen om deze momenten doorgang te laten vinden, vooral in het belang van de kinderen. Ter zitting in hoger beroep waren de moeder, de GI en de pleegouders het erover eens dat de omgangsregeling die in de bestreden beschikking is vastgelegd, niet goed uitvoerbaar is. De kinderen gaan inmiddels naar de basisschool met een continurooster. Drie uur omgang na een schooldag is te lang voor hen en ook niet haalbaar voor de pleegouders. Voor de moeder is een maandelijkse omgang in [speelparadijs] in [plaats D] met de kinderen te kostbaar. Volgens de GI is de oplossing hiervoor om de omgang in de wintermaanden of met slecht weer te laten plaatsvinden in een gymzaal van Parlan, eveneens in [plaats D] . Deze gymzaal is beschikbaar op vrijdagmiddag en kosteloos, maar onduidelijk is of deze zaal op die middag in de nabije toekomst beschikbaar blijft.
5.7
Gebleken is dat dat de omgangsregeling in de bestreden beschikking niet uitvoerbaar is. Gezien de omstandigheid dat een wekelijkse omgangsregeling teveel vergt van de kinderen en de pleegouders, en ook voor de moeder niet haalbaar is gebleken, zal het hof, net als de kinderrechter, een tweewekelijkse omgangsregeling vastleggen op een doordeweekse dag. Het hof acht, anders dan de kinderrechter, een twee uur durende omgang het maximaal haalbare voor de kinderen, nu de omgang plaatsvindt na een schooldag. Wat betreft de etenstijden voor de moeder bestaan oplossingen, zoals eten meenemen voor onderweg.
Met de GI is het hof voorts van oordeel dat de omgang begeleid dient te blijven, gelet op de door de GI genoemde redenen. De begeleiding kan de omgang dan monitoren en als het goed gaat, wellicht wat meer op afstand blijven. Het hof ziet dan ook aanleiding de regie inzake de omgang bij de GI te laten, zoals ook door de GI is verzocht. De GI zal dan ook kunnen en dienen te bepalen op welke dag de omgang plaats zal vinden, of de omgang op den duur zal kunnen worden uitgebreid en/of onbegeleid zal kunnen plaatsvinden. De GI is op deze wijze in staat om adequaat en naar bevind van zaken te handelen, hetgeen noodzakelijk is om deze ingewikkelde puzzel te kunnen oplossen. De overige beslissingen van de kinderrechter ten aanzien van de begeleiding zal het hof overnemen, nu hiertegen in hoger beroep geen bezwaar is gemaakt en deze het hof juist voorkomen.
Op grond van al het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en een omgangsregeling vaststellen die het hof in het belang van [kind 1] en [kind 2] acht, zoals hierna onder 6. bepaald.
5.8
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en stelt, met wijziging van de beschikking van dit hof van 7 december 2021, de volgende omgangsregeling vast tussen de moeder en [kind 1] en [kind 2] :
- de moeder heeft één keer in de twee weken omgang met de kinderen voor de duur van twee uren, waarbij de ene keer de omgang bij de moeder thuis zal plaatsvinden en de andere keer in de gymzaal van Parlan in [plaats D] , dan wel, indien de gymzaal niet beschikbaar is, een andere door de GI na overleg met de moeder en de pleegouders te bepalen locatie;
- de pleegouders brengen de kinderen en starten de omgang met de moeder op, daarna wordt de omgang verder begeleid door een zorgaanbieder;
- de moeder draagt zorg voor het terugbrengen van de kinderen naar het pleeggezin samen met een begeleider. De begeleider is een vaste begeleider, een professional of iemand binnen het netwerk van de moeder, maar in ieder geval iemand die vooraf is besproken, die kennis heeft gemaakt met de jeugdzorgwerker en met wie duidelijke afspraken zijn gemaakt over het vervoeren van de kinderen;
- bij de omgang zijn alleen de moeder en professionele begeleiding via de zorgaanbieder aanwezig en de moeder bespreekt geen volwassen zaken in het bijzijn van de kinderen.
- de dag en de tijd waarop het contact zal plaatsvinden zullen worden bepaald door de GI, waarbij de GI tevens bepaalt en/of en wanneer deze omgangsmomenten uitgebreid kunnen worden en/of onbegeleid kunnen plaatsvinden;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. J. Jonkers en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 11 juni 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.