ECLI:NL:GHAMS:2024:1600

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
200.337.710/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [eiser], in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De bestreden beschikking van de kinderrechter, die op 6 februari 2024 werd gegeven, verleende deze machtiging voor de duur van zes maanden. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, na te hebben vastgesteld dat er ten tijde van de beschikking en ook thans voldaan is aan de gronden voor plaatsing in een gesloten setting.

De zaak betreft een minderjarige die sinds 4 februari 2022 onder toezicht staat van William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De minderjarige heeft een problematische voorgeschiedenis, waaronder gedragsproblemen, schoolverzuim en betrokkenheid bij strafbare feiten. De kinderrechter had eerder al een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, die meerdere keren is verlengd. Het hof heeft in zijn overwegingen de noodzaak van een gesloten plaatsing benadrukt, gezien de ernst van de opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de minderjarige aanvankelijk goed functioneerde binnen de gesloten setting, maar zich later heeft onttrokken aan de behandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om de minderjarige te begrenzen en te ondersteunen in zijn ontwikkeling. De GI heeft toegezegd de minderjarige aan te melden voor begeleid wonen, wat het hof van belang acht voor het perspectief van de minderjarige. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de minderjarige om de machtiging te verkorten af te wijzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.337.710/01
zaaknummer rechtbank: C/15/348395 / JU RK 24-136
beschikking van de meervoudige kamer van 11 juni 2024 in de zaak van
[eiser],
verblijvende in de gesloten voorziening voor jeugdhulp van [X] , locatie [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. B.J. de Groot te Haarlem,
en
de gecertificeerde instelling
het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de (spoed)machtiging uithuisplaatsing van [eiser] in een voorziening voor gesloten jeugdhulp.
1.2
Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kinderrechter) van 6 februari 2024, met schriftelijke uitwerking van 19 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
[eiser] is op 14 februari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 6 februari 2024.
2.2
Bij het hof zijn nadien de volgende stukken ingediend:
- een bericht van [eiser] van 5 maart 2024, met bijlage;
- een bericht van [eiser] van 24 april 2024.
2.3
Op 25 april 2024 heeft een eerste mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [eiser] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de jeugdreclasseringsmedewerker;
- de raad, vertegenwoordigd door W. Daalderop.
2.4
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandelding van 25 april 2024 de zaak aangehouden, tot 8 mei 2024 om 15:30 uur. Het hof was van oordeel dat er behoefte was aan meer informatie over het traject van [eiser] bij [plaats] , wat er tot op heden is gebeurd en wat het te volgen pad is. Ook miste het hof informatie over het vervolgtraject van de gesloten plaatsing en over de voorgenomen behandeling van [eiser] .
2.5
Nadien zijn de volgende stukken ingediend:
- een bericht van de GI van 2 mei 2024, met bijlagen;
- een bericht van [eiser] van 7 mei 2024, met bijlagen.
2.6
Op 8 mei 2024 is de mondelinge behandeling voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [eiser] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de jeugdbeschermer;
- de moeder;
- de raad, vertegenwoordigd door V.A.S. Regout.

3.De feiten

3.1
[eiser] is geboren [in] 2007.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [eiser] .
3.2
[eiser] stond sinds 4 februari 2022 onder toezicht van William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSG). Bij beschikking van de kinderrechter van 9 januari 2024 is de ondertoezichtstelling van [eiser] verlengd tot 9 januari 2025.
3.3
Bij beschikking van de kinderrechter van 7 december 2022 is [eiser] uithuisgeplaatst in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 3 februari 2023. Bij beschikking van 23 december 2022 heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging verleend om [eiser] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, welke machtiging telkens is verlengd en heeft voortgeduurd tot 4 september 2023.
3.4
Bij beschikking van de kinderrechter van 26 januari 2024 is, op het verzoek van de WSG om [eiser] te doen opnemen en verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van twee weken met aansluitend een verblijf voor de duur van zes maanden, een spoedmachtiging verleend om [eiser] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, met ingang van 26 januari 2024 tot 7 februari 2024. Het overige verzochte is aangehouden tot de mondelinge behandeling van 6 februari 2024.
3.5
In het dossier bevindt zich een instemmingsverklaring gedragswetenschapper van 25 januari 2024 zoals bedoeld in artikel 6.1.2 lid 6 van de Jeugdwet (Jw).
3.6
[eiser] verblijft sinds 1 februari 2024 in [plaats] .
3.7
Op 24 april 2024 is de WSG vervangen door de huidige GI (Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering).

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is een machtiging verleend om [eiser] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, met ingang van 6 februari 2024 tot 6 augustus 2024.
4.2
[eiser] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek alsnog te bekorten, althans uit te spreken dat de machtiging is verleend voor de duur van drie maanden met aanhouding van het overige.
4.3
De GI verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De standpunten van de betrokkenen
5.1
[eiser] voert aan dat het op dit moment goed met hem gaat. Hij wil graag begeleid gaan wonen. Ook staat hij open voor trauma- en psychomotorische therapie. Hij is aangemeld voor traumatherapie en de intake zal op korte termijn plaatsvinden. Verder voert [eiser] aan dat de machtiging gesloten jeugdhulp niet voor zes maanden afgegeven had mogen worden, maar voor drie maanden met aanhouding van het overige. Ook komt het inleidend verzoek niet overeen met de verklaring van de gedragswetenschapper van 25 januari 2024. De gedragswetenschapper heeft namelijk beoordeeld dat de machtiging diende te worden afgegeven voor de duur van drie maanden, met aanhouding van het overige. Ook was de gedragswetenschapper van mening dat [eiser] bij [Y] in [plaats B] dient te worden geplaatst in plaats van in [plaats] . De WSG had zich op 26 januari 2024 al uitgesproken over een plaatsing in [plaats] en de kinderrechter heeft daar geen kritische vragen over gesteld ter zitting in eerste aanleg, aldus [eiser] .
5.2
De GI voert het volgende aan. De GI heeft contact opgenomen met de gedragswetenschapper van de groep waar [eiser] verblijft, [naam] . De gedragswetenschapper geeft aan dat op 19 februari 2024 een startgesprek heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit gesprek is [eiser] aangemeld voor psychomotorische therapie en traumabehandeling. Hij staat hiervoor op de wachtlijst. In mei 2024 start [eiser] met traumatherapie. Ook is hij gestart met MyBox, de methodiek die gebruik wordt binnen [plaats] . Verder wordt [XX] als mogelijke aanbieder aangedragen. Omdat [eiser] zich goed aan de afspraken hield, deed wat er van hem verwacht werd en open was in gesprekken, mocht hij al snel starten met begeleid verlof. De gedragsdeskundige merkt op dat [eiser] het aanvankelijk goed leek te doen, maar dat hij, nadat hij zich heeft onttrokken aan het verlof, een ander beeld laat zien. Sindsdien komt hij moeizaam tot behandeling omdat hij zich hiertegen lijkt te verzetten, aldus de GI.
5.3
De moeder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat het lang duurt tot [eiser] behandeling krijgt. Vanwege de verhalen van [eiser] over zijn verblijf bij [plaats] , betwijfelt zij of [plaats] een passende plek voor hem is. Ook wordt het hartprobleem van [eiser] niet goed bij [plaats] behandeld. Zo is er nog geen afspraak bij een cardioloog in het ziekenhuis gemaakt, aldus de moeder.
Het advies van de raad
5.4
De raad heeft tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 8 mei 2024 het hof geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Er dient naar een open setting gewerkt te worden, maar de raad is van mening dat het daar nu nog te vroeg voor is. De gesloten plaatsing geeft [eiser] duidelijkheid en er is op dit moment geen alternatief. Er had echter wel een toetsingsmoment moeten plaatsvinden, zoals ook de gedragswetenschapper heeft geadviseerd. Verder heeft [eiser] traumabehandeling nodig, maar het is niet bekend hoe lang die behandeling zal duren. De behandeling zal hem ook helpen bij zijn impulsieve gedrag en kan eventueel in een open setting voortgezet worden. De raad ziet in [XX] een goede vervolgplek en vraagt zich af of [eiser] daar nog niet al voor aangemeld had kunnen worden door de GI. Het is voor [eiser] belangrijk dat zijn perspectief helder is. Die motivatie heeft hij nodig zodat hij hopelijk een gedragsverandering laat zien en open staat voor behandeling, aldus de raad.
Aanhoudingsverzoek
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling van 8 mei 2024 heeft de advocaat van [eiser] het hof verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden en te bepalen dat bij de volgende zitting de twee jeugdbeschermers van [eiser] en zijn behandelaar aanwezig zijn. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de ter zitting aanwezige jeugdbeschermer niet beschikt over voldoende actuele informatie.
Het hof heeft dit verzoek afgewezen. Het hof is gebleken dat de ter zitting van 8 mei 2024 aanwezige jeugdbeschermer net terug was van vakantie en daarom niet op alle vragen van het hof antwoord kon geven. Het hof is echter van oordeel dat de belangrijkste vragen zijn beantwoord en dat het dossier thans, na indiening van de stukken van de GI van 2 mei 2024, voldoende (actuele) informatie bevat om een beslissing te kunnen nemen. Bovendien is het in het belang van [eiser] om, nadat de zaak al eerder is aangehouden, nu snel duidelijkheid te krijgen.
Het wettelijk kader
5.6
Op grond van artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
Gelet op artikel 6.1.2 lid 2 Jw staat ter beoordeling of:
  • jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, en
  • de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt kan op grond van artikel 6.1.2, lid 3 Jw – voor zover hier van belang – slechts worden verleend als de jeugdige onder toezicht is gesteld.
Het verzoek behoeft op grond van artikel 6.1.2, lid 6 Jw de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, tenzij onderzoek feitelijk onmogelijk is.
De beoordeling
5.7
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. [eiser] heeft een belaste voorgeschiedenis, met weinig stabiliteit en voorspelbaarheid in zijn opvoeding. Vanaf jonge leeftijd vertoont [eiser] gedragsproblemen. Hij was moeilijk aanspreekbaar op zijn gedrag, er was sprake van veelvuldig schoolverzuim en hij is van de middelbare school geschorst vanwege het dragen van een mes. In november 2021 is [eiser] betrokken geraakt bij een steekpartij. Door dit incident heeft hij PTSS opgelopen en vanwege de opgelopen verwonding heeft hij sindsdien een hartprobleem. [eiser] functioneert op zwakbegaafd niveau en heeft een gedragsstoornis. Om de veiligheid van [eiser] en anderen te kunnen waarborgen en zijn schoolgang weer op gang te helpen, is hij op 23 december 2022 binnen de gesloten jeugdzorg geplaatst, bij [Y] in [plaats B] . De noodzakelijk geachte traumatherapie voor [eiser] is niet van de grond gekomen omdat hij daar niet voor open stond. [eiser] gaf aan geen hulp nodig te hebben. Op 4 augustus 2023 is [eiser] doorgeplaatst naar een open groep bij [Z] in [plaats C] . Hij heeft zich daar structureel onttrokken door onder andere bij de moeder te verblijven. De politie gaf in die periode aan dat [eiser] betrokken was bij zeven strafbare feiten, zoals mishandeling en beroving. Ook is [eiser] op 12 oktober 2023 aangehouden voor een strafbaar feit en in een Justitiële Jeugdinrichting geplaatst. Op 30 november 2023 wordt hij onder voorwaarden geschorst en weer bij [Z] in [plaats C] geplaatst. Hier houdt hij zich niet aan de voorwaarden van de schorsing. Op 29 december 2023 is [eiser] weggelopen en Reclassering Nederland gaf aan dat hij zich in [plaats D] bevond, waar hij een locatieverbod voor heeft. Ook heeft [eiser] zijn enkelband doorgeknipt. Op 5 januari 2024 is [eiser] aangehouden op verdenking van vuurwapenbezit en op 10 januari 2024, na opheffing van zijn schorsing, is [eiser] in de Justitiële Jeugdinrichting [inrichting] in [plaats E] geplaatst.
5.8
Het hof stelt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen vast dat ten tijde van de bestreden beschikking de zorgen over [eiser] groot waren. Er was sprake van ernstige opgroei- en opvoedingsproblematiek die de ontwikkeling van [eiser] naar volwassenheid belemmerde. Hij onttrok zich aan de benodigde begeleiding en behandeling en er was bij hem onvoldoende zelfinzicht en probleembesef. Ook is [eiser] regelmatig in aanraking gekomen met politie en justitie, zowel als slachtoffer als verdachte. De structuur van een gesloten plaatsing was noodzakelijk om [eiser] te begrenzen en hem te ondersteunen en begeleiden in het reguleren van zijn emoties.
5.9
[eiser] verblijft sinds 1 februari 2024 in de gesloten setting bij [plaats] . Ter zitting in hoger beroep van 8 mei 2024 heeft [eiser] verklaard graag begeleid te willen wonen. Ook wil hij stappen in de juiste richting zetten en staat hij open voor therapie. Het hof geeft [eiser] een compliment voor deze positieve instelling. Aan het begin van de plaatsing van [eiser] bij [plaats] was er een goede ontwikkeling te zien. Zo was hij positief aanwezig op de groep, werkte hij mee aan zijn behandeling en hield hij zich aan de afspraken. In het kader van de gesloten plaatsing is als doel onder meer gesteld de vaardigheden van [eiser] op het gebied van zelfredzaamheid en zelfstandigheid te vergroten. Het opbouwen van verlof en vrijheden vormde een belangrijk onderdeel in het behandeltraject van [eiser] . Om [eiser] te motiveren zijn best te blijven doen tijdens zijn behandeling mocht hij dan ook in februari 2024 starten met (begeleid) verlof.
Helaas heeft [eiser] niet laten zien dat hij die vrijheden al aankan. Op 22 maart 2024 is [eiser] met een groepsgenoot tijdens een begeleid verlof weggelopen van de groep. [eiser] is twee weken onttrokken geweest en op 5 april 2024 aangehouden door de politie en teruggebracht naar [plaats] . Sinds [eiser] weer terug is op de groep is er sprake van een verhoogde spanning bij hem en negatief gedrag. Ook is hij niet meer open naar zijn begeleiders toe. Op dit moment is zijn verlof nog bevroren. [plaats] geeft aan dat [eiser] dient mee te werken aan zijn behandeling en zijn gevoel bespreekbaar moet maken om een inschatting te kunnen maken of het verantwoord is weer te starten met verlof.
5.1
Het hof is gebleken dat [eiser] aanvankelijk leek te profiteren van zijn plaatsing bij [plaats] en dat hij het goed deed binnen de jeugdzorginstelling. Sinds hij zich in maart 2024 heeft onttrokken laat hij echter een ander beeld zien. Door zijn verzet komt zijn behandeling moeizaam op gang. Het hof is van oordeel dat [eiser] een veilig omgeving nodig heeft waarin hij de kaders en sturing geboden krijgt die hij nodig heeft om te kunnen stabiliseren en optimaal van zijn (trauma)behandeling kan profiteren. Het hof gaat niet mee met de stelling van [eiser] dat de machtiging voor drie maanden, in plaats van zes, afgegeven dient te worden. Het hof overweegt dat een behandeltraject, zoals in het onderhavige geval traumabehandeling, een zekere duur nodig heeft om een bestendige positieve ontwikkeling te kunnen bewerkstelligen. Bovendien heeft [eiser] al veel kansen gekregen binnen een open setting, maar heeft hij zich meermalen niet aan de afspraken gehouden door zich aan de jeugdhulp te onttrekken. Een minder ingrijpende maatregel dan een gesloten setting om zijn opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen, is dan ook (nog) niet aan de orde. Tot die tijd heeft [eiser] baat bij behoud van de huidige structuur van de gesloten plaatsing, met zo weinig mogelijk veranderingen. Voorts gaat het hof voorbij aan de stelling van [eiser] dat de kinderrechter ten onrechte is afgeweken van het advies van de gedragswetenschapper die vond dat [eiser] bij [Y] in [plaats B] geplaatst moest worden. De kinderrechter heeft terecht overwogen dat de GI als uitvoerder van de maatregel gemachtigd is om een geschikte plek voor [eiser] te vinden. Bovendien is tijdens de mondelinge behandeling van 25 april 2024 gebleken dat een contra-indicatie voor [Y] al bestond in de omstandigheid dat een broer van [eiser] daar verblijft.
Het hof is op grond van het al voorgaande van oordeel dat ten tijde van de bestreden beschikking en ook thans nog is voldaan aan de gronden voor plaatsing van [eiser] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De bestreden beschikking zal dan ook worden bekrachtigd.
5.11
Het hof merkt nog het volgende op. Tijdens de mondelinge behandeling van 8 mei 2024 heeft de GI verklaard [eiser] (nog) niet te hebben aangemeld voor begeleid wonen bij [XX] . De GI wilde wachten met die aanmelding tot de uitkomst in de strafzaak van [eiser] , omdat dan duidelijk zal worden of [eiser] nog tijd in jeugddetentie zal moeten doorbrengen. Indien dat niet het geval is, kan hij volgens de GI bij [XX] worden aangemeld.
Het hof acht het, met de raad, echter van belang dat [eiser] reeds nu door de GI wordt aangemeld bij [XX] , zodat hij op de wachtlijst geplaatst kan worden. [eiser] heeft perspectief nodig en de aanmelding bij [XX] kan daar aan bijdragen. De GI heeft daarom tijdens de mondelinge behandeling toegezegd [eiser] nog dezelfde dag aan te zullen melden bij [XX] . Het hof gaat er vanuit dat de GI deze toezegging is nagekomen.
5.12
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof,
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.E. Buitendijk, J. Louwinger-Rijk en M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier en is op 11 juni 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.